Uyuni trip
Zaterdagochtend werden we opgehaald door onze Spaans sprekende gids voor een 3 daagse trip met een 4×4 door de hoogvlaktes van Bolivia. Ook Lila uit de USA, Charlotte uit Frankrijk en Marion en Karl uit Duitsland gingen mee. Onze trip begon met 2x in de rij staan bij de grensovergangen en om 10 uur was het allemaal gefixt; we stonden in Bolivia! Onze gids had ondertussen een fantastisch ontbijtje klaar gezet. Na het ontbijt stapten we met zijn allen in de 4×4 en reden we naar de Geysers, de Blue, de Green én de Pink Lake waar duizenden flamingo’s in stonden. We voelden ons net een beetje Aziaten, die springen ook altijd de auto uit om foto’s te maken, en springen dan snel weer de auto in om het volgende te bewonderen. Nouja, zo ging dat ook een beetje bij ons.
De hele dag hebben we als een stel gekken op cacaobladeren gekauwd, dat schijnt goed te helpen tegen de hoogte. Zaterdag hebben we het hoogste punt van 5.000 meter bereikt, maar de cacaobladeren mochten helaas niet baten. Marion riep steeds dat we moesten blijven drinken, en lichte maaltijden moesten eten. Bij elke 1.000 meter die je omhoog gaat, moet je eigenlijk een liter extra drinken. Maarja, zie dat maar eens weg te krijgen. Savonds waren we allemaal moe, uitgeput en hadden we knallende hoofdpijn van de hoogte. We lagen dan ook met z’n allen om 8 uur al in onze dorm.
De volgende ochtend leek het wel alsof de steen in ons hoofd zwaarder was geworden, maar naar mate de dag vorderde leken onze lichamen iets meer aan de hoogte gewend te raken. De rest van de dag zagen we vooral veel rotsformaties, beklommen we een aantal rotsen en zagen tot Kas zijn grote plezier vooral heel veel lama’s. De hele dag reden en liepen we door de mooiste natuur, wat een bijzondere wereld! Die avond was het met ieders hoogteziekte iets beter gesteld en sliepen we in een ‘Salt hostel’. Een hostel waar alles, inclusief de bedden, gemaakt is van zout. Het hostel was een stuk luxer dan die van de nacht daarvoor en als een stel blije kinderen genoten we van de warme douche, een goeie fles rode wijn en bijzondere gesprekken tijdens het avondeten. Aangezien de wekker de volgende ochtend om vier uur ging, was het vroeg bedtijd en probeerden we zoveel mogelijk slaap te pakken. Ondanks dat mijn hoofdpijn wat was gezakt, was ik nog steeds regelmatig buiten adem en snachs om 1 uur werd ik wakker van mijn hart die als een rázende tekeer ging. Door die hoogte voel ik mij net een kettingroker met astma.
Toen om 4 uur de wekker ging vond ik dat hélemaal prima. M’n hart maakte nog steeds veel te veel slagen en dat maakte me te onrustig om in slaap te komen. We sprongen de auto in en onze gids zette ons na 1,5 uur af bij een cactuseiland. We begonnen met een (kleine) klim naar boven maar voor Charlotte en mij voelde het alsof we een metershoge berg aan het beklimmen waren. Blij dat we boven waren, genoten we van de zon die langzaam opkwam en die de zoutvlaktes een warme gloed gaf. Wat een sprookje!
Kas bleef ondertussen maar foto’s maken – terwijl de rest al beneden stond – dus ik vroeg of hij op wilde schieten. Mensen zeggen wel eens dat ík lomp ben. Maar die Karelse kan er ook wat van. Hij draaide zich wat wild om en een seconde later hoorde ik vanaf boven ‘nick, ik ben in een cactus gevallen’. Ik moest zó hard lachen. Totdat ik hem zag, zijn hele knie onder de cactusstekels. Het heeft wel even geduurd voordat ik alles eruit had gepeuterd.
Eenmaal beneden stond wederom het ontbijt klaar met yoghurt, koffie en véél cake. Vanaf hier zijn we een uurtje verder gereden naar een andere plek op de zoutvlaktes. Óveral waar je kijkt zie je hetzelfde; witte vlaktes van zout en een strak blauwe lucht. Dit natuurverschijnsel is zo bijzonder, úren kun je hier rondrijden zonder ook maar iets anders tegen te komen. Op de volgende plek kregen we ruim een uur de tijd voor foto’s. Want voor wie denkt dat die foto’s op de zoutvlaktes ‘zo gemaakt zijn’. Dat is dus állesbehalve waar.
Onze laatste stop van de tour was bij een oud treinstation. Maar ik kon alleen maar denken aan een bed. Ik was duizelig, moe, had last van m’n ademhaling en was heel misselijk. Maar dat bed stond voorlopig nog niet op de planning. Onze tour eindigde namelijk in het stadje Uyuni en er is geen enkele reden om daar te blijven. Er is niets, behalve wat stoffige straatjes en huizen. Kas en ik hadden allereerst in gedachten om direct de nachtbus naar Sucre te pakken, maar dat ging ik echt niet meer redden. Daarom besloten we samen met Lila en Charlotte door te reizen naar Potosí. Dat was slechts 4 uurtjes reizen en dus een prima alternatief.
Potosí
Potosí ligt helaas nog steeds heel hoog – zoals heel Bolivia – en we waren ook daar weer druk met cocathee, water en cocabladeren. De volgende ochtend zijn we Potosí ingelopen samen met Char. Ondanks dat we al een paar dagen in Bolivia waren, was dit de eerste echte stad die we van Bolivia zagen. Waar we Argentinië en Chili nog redelijk ‘Westers’ vonden, was het in Bolivia echt alsof we jaren terug in de tijd gingen. De vrouwen lopen in lange, gekleurde rokken en zijn gewikkeld in gekleurde doeken. Veel zijn bruin van de zon, maar nog meer van de viezigheid. Kindjes spelen op blote voetjes op straat, hebben vieze oogjes en wangetjes en staren je allemaal een beetje bang aan.
Sucre
Na een ochtendje Potosí vonden we het wel welletjes en hebben we de middagbus naar Sucre gepakt. Sucre wordt ook wel de witte stad van Bolivia genoemd en daar is niets teveel over gezegd. Alle huizen en gebouwen zijn wit en het voelde meteen als een fijne en schone stad. Ook het Kultur Berlin hostel waar we verbleven was een warm bad met lieve mensen. We sliepen op een vierpersoons-dorm waar we de eerste nacht met zijn drietjes sliepen. Samen met Carolina, die we in de bus naar Potosí al hadden leren kennen. Savonds gingen we uit eten met Max uit Engeland, Carolina en natuurlijk met Charlotte. Het was een bijzondere avond waarbij veel gesproken werd over de klimaatverandering. Want voor wie ‘Before the Flood’ nog niet heeft gezien; foei! Doen; meteen na het lezen van de blog. Landen als Bolivia hebben het meeste te lijden onder de klimaatverandering en dat merk je aan alles. Bolivia kent momenteel de ergste droogte sinds 25 jaar en water is er moeilijk te vinden. Wij hadden mazzel dat ons hostel een werkende douche had, want in de rest van Sucre is dit niet het geval.
De volgende ochtend begonnen we met een ontbijtje bij het hostel, want tot nu toe zitten onze ontbijtjes óveral in Zuid-Amerika er gratis bij in. Carolina had al aangegeven dat het een goed ontbijt was, maar dit hadden we nog nooit gezien. Een gratis ontbijt betekent hier namelijk altijd wit brood, (droge, dikke) pannenkoeken en met mazzel een stukje fruit. Hier hadden we echter de keuze uit 3 soorten yoghurt, 4 soorten verse sap, álle soorten fruit, een mix van zaden en Quinoa, versgemaakte granola, 6 verschillende soorten brood (bruin brood!). En dan heb ik het nog niet over de wafels, cakes en de chocolademuffins. Je begrijpt; wij waren twee blije kinderen.
Nadat we rollend het ontbijt hadden verlaten, was het tijd voor onze eerste Spaanse les in Sucre. Nikkie – beste vriendinnetje van Kas – heeft hier vorig jaar Spaanse les gehad van Carolina en heeft ons haar nummer gegeven. Carolina stond hier meteen voor open en zo kwam het dat we woensdagochtend voor haar deur stonden. Drie uur lang leerde ze ons weer van alles bij en genoten we van haar enthousiasme en vrolijke karakter. Na de les wandelden we naar een oud klooster waar we boven op het dak een fantastisch uitzicht hadden over de stad. En terwijl ik van het uitzicht stond te genieten, voelde ik m’n darmen overuren maken. Ik riep in paniek naar Kas dat ik heel, héél snel een wc moest vinden. De rest van de dag liep ik met geknepen billen een wc te zoeken – sorry jongens, reizen is niet áltijd feest – en dronken we aan het einde van de dag een drankje bij Café Gourmet Mirador. Een café met rieten parasolletjes, lounge stoelen en een fantastisch uitzicht over Sucre.
‘S avonds ging Kas nog op boevenpad met Max, Sarah en Carolina en besloot ik maar optijd m’n bed op te zoeken. Helaas kwam ik er op de kamer achter dat we er een nieuwe roomie bij hadden gekregen. Een Duitse roomie van 70+ wel te verstaan. Toen ik binnenkwam stond de douche aan, maar mijn nieuwe 70+-roomie liep gewoon in de kamer rond. Ik vroeg haar of ze de douche nog ging gebruiken, maar die vraag moest ik 4 keer herhalen voordat ze het verstond. Ze was wat doof. Ze mompelde dat ze allang klaar was met de douche, dus die zette ik een beetje verbaasd maar weer uit. En dan te bedenken dat de rest van Sucre zonder water zit. Mijn 70+-roomie was vervolgens een uur bezig met spullen in & uit pakken en ging vervolgens op haar telefoon tikken. Met geluid op 100. De vraag of het geluid uit mocht, moest ik ook vier keer herhalen en beantwoordde ze met een gehaaste ‘sisi’. Helaas bleef het ‘tiktiktiktik’ van haar telefoon op volume 100 staan. Toen het éindelijk stil was, begon hetgeen waar ik bang voor was. Ze snurkte. En hárd. Wat een nacht. Om 5 uur was ze klaar met slapen en begon het ‘tiktiktiktiktik’ op volume 100 wederom en besloot ze wat in de kamer heen en weer te lopen. In haar pyjama, met haar camera om haar nek.
Tijdens onze Spaanse les de volgende ochtend zaten we er allebei als een stel zombies bij, wat dácht deze vrouw precies? Na de les besloten we voor een privékamer te vragen bij het hostel, maar dat was er helaas niet meer. Maar, zo lief als ze waren, plaatsten ze ons op een dorm voor 16 mensen waar geen anderen zouden slapen. We hielden een siësta en hadden savonds een ‘Italiaanse avond’ bij het hostel samen met Max.
Voordat we vrijdagavond de bus pakten naar La Paz hadden we allereerst nog een walkingtour en drie uur Spaanse les. Na twee uur kwam de moeder van Carolina vragen of we soms zin hadden in thee – de locals drinken thee en eten brood om 5 uur in de middag – en voor we het wisten zaten we met de hele familie aan tafel. Een uur lang oefenden we zo ons Spaans en leerden we meer over de lokale bevolking en haar gebruiken. Wat een fantastische gastvrije familie!
La Paz
De nachtbus naar La Paz was wat rommelig en we waren blij dat we om 6.30 bij het hostel waren. Onze kamer was al klaar en dus gingen we eerst nog voor twee uurtjes slaap voordat we de stad in gingen. La Paz ligt in een dal tussen de bergen en heeft een fantastische ligging. De stad verder is vooral snoeí druk en heel vervuild. Char was al een dag eerder aangekomen in La Paz en we hadden met zn drietjes afgesproken bij Cafe Del Mundo. Een schattige Westers tentje waar we het aan durfden om een salade te eten en een smoothie te drinken. Doordat de droogte zo erg is in Bolivia is het oppassen geblazen met het eten. Salades en fruit worden óf niet gewassen óf in vuil water en dat kan nog wel eens wat buikproblemen opleveren. Na het ontbijt zijn we met zn drietjes de kabelwagen in gedoken om naar het hoogste punt van La Paz te gaan. In La Paz gebruiken ze namelijk kabelwagens in plaats van metro’s om je eenvoudig te kunnen verplaatsen tussen de bergen. Savonds aten we met elkaar in het hostel. Er wordt nadrukkelijk geroepen dat je in La Paz níet de straat op moet in de avond en aangezien niemand om ons heen dat deed, besloten wij het gevaar ook maar niet op te zoeken.
Zondagochtend was Kas behoorlijk beroerd en besloten we voor een rustdagje te gaan. Hier had ik nog even een klein geluksmomentje dat ik dit keer de dans was ontsprongen maar hé, karma is a bitch. Zondagmiddag was ik de lul. M’n darmen van streek en de ergste hoofdpijn ooit. Na een beroerde nacht en ochtend besloten Kas en ik maandag toch even een rondje te lopen en wat te eten bij Cafe del Mundo, want Kas voelde zich inmiddels iets beter. En tsja, ik moest toch íets eten. Slechtste plan óóit. Eenmaal aangekomen bij het café liet ik mij geheel buiten adem en duizelig op een stoel zakken en na een minuut moest ik alweer naar de wc rennen. Eenmaal op de wc begon ik weg te vallen. Na 15 minuten met mn hoofd tussen mn benen op de wc strompelde ik terug naar ons tafeltje. Ik voelde natuurlijk íedereen naar mij kijken. ‘Kas. Je moét take-away vragen. Ik moet hier weg’. Zo gezegd zo gedaan, maar we moesten nog terug naar het hostel lopen. En dat ging dus niet. Ik zakte onderweg in elkaar en uiteindelijk heeft de taxi ons goddank veilig thuis gebracht. Lekker ‘even’ een stukje lopen pfff.
Copacabana
De volgende ochtend voelde ik mij weer zo goed als nieuw en we besloten verder te reizen naar Copacabana. Dat was vijf uur met de bus en bést een tikkie spannend. Want; geen wc. Maar we hebben het overleefd. Om in Copacabana te komen moesten we onderweg nog een watertje over en dat gebeurd echt op z’n Zuid-Amerikaans. Alle passagiers worden met een bootje over gevaren en de bus wordt op een apart, gammel bootje gezet en ook naar de overkant gevaren. In Copacabana is niet veel te doen. De enige reden dat mensen hier naartoe komen is voor Isla del Sol en vanaf Copacabana wordt je daarheen gevaren. Isla del Sol is een klein eilandje midden in het Titicaca Lake waar jaren geleden de inca’s hebben geleefd. Hier loopt een incatrail van de ene kant naar de andere kant van het eiland die je kunt bewandelen.
Voordat we sochtends om 8.30 de boot pakten vanaf Copacabana naar Isla del Sol haalden we eerst wat te eten bij Carlos. Deze man staat elke dag met zijn karretje vol met Vegan Food in de haven van Copacabana. Zelfgemaakte, suikervrije energierepen, meergranen wraps met falaffel, meergranen brood met hummus of linzen én de lekkerste Vegan brownies óóit. Deze man verbouwd alle groenten zelf en het is echt zó lekker. Gezond eten in Zuid-Amerika is elke dag weer een opgave (hoe vetter hoe beter hier) en deze man maakte mij dus echt dólgelukkig.
Om 8.30 zijn we op een heel krakkemikkig en gammel bootje in 2,5 uur met een snelheid van 5km/u naar Isla Del Sol gevaren. Hier werden we aan de Noord-kant afgezet en 5 uur later aan de Zuid-kant weer opgehaald. De tocht was wat pittig door de hoogte, maar het was prachtig, indrukwekkend en heel rustgevend.
Wat ons wel opviel is dat Bolivianen niet echt open of gastvrij zijn. Ik had elke dag wel een boze Boliviaan achter mij aan omdat ik een foto maakte, wat dus niet gewenst was. Maar ook de kinderen zijn niet gediend van toeristen. Ze kijken je wat angstig aan, komen liever niet bij je in de buurt en zwaaien woest naar je camera. Ook op Isla del Sol was dit het geval. Dat volwassenen niet altijd blij zijn met toeristen begrijpen we, maar kinderen zijn vaak de manier om toch contact te kunnen maken met de lokale bevolking. Over het algemeen spelen ze wat om je heen, proberen ze oogcontact te maken en lachen ze wat verlegen. Maar de Boliviaanse kindjes vinden je of eng, of niet leuk en dat laten ze dan ook heel direct merken.
Donderdag was het tijd om Copacabana en tevens ook Bolivia achter ons te laten. Maar níet voordat we eten hadden ingeslagen bij Carlos. Wat een held. Hij blijkt niet alleen kok te zijn maar ook een eigen hostel te hebben waar hij al het eten zelf verbouwd. Díe hebben we helaas gemist maar als je ooit in Copacabana bent… Hostel Joshua it is. (http://hostaljoshua.blogspot.pe/)
We pakten donderdag de dagbus van Copacabana naar Arequipa. Onze eerste stad in Peru. In Bolivia genoot ik van het feit dat álles anders was dan we gewend waren. De cultuur, het eten, de mensen.. Ik vond het fantastisch om te zien dat er mannen op straat zaten met typmachines. Wilde je iets uitgetypt hebben, dan ging je naar één van deze mannen. Maar ik vond Bolivia een lastig land om kennis te maken met de bevolking. Alsof ze helemaal geen toeristen wíllen in hun land. En tsja, misschien is dat ook wel gewoon zo. We gaan je dan ook met rust laten. Op naar Peru!