Dag 162 – 171. Blue Mountains -Brisbane.

Blue Mountains

Van Bondi Beach reden we door naar de Blue Mountains, het bekende National park dat op 3 uur rijden van Sydney af zit. Een National park vol met bijzondere natuur, maar vooral bekend om de Three Sisters. Toen we rond 4’en arriveerden zaten we in dubio, nu al naar de Three Sisters of gaan we relaxen op de camping? We gingen voor de eerste. Het was mooi weer, het uitzicht was bizar mooi en de Three Sisters maakten zeker indruk. Wat kan natuur toch bijzonder zijn.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend werden we wakker in een dikke mist. Je kon hooguit 4 meter vooruit kijken, maar daar was ook alles mee gezegd. Sta je dan met je goede gedrag. In één van Australisch mooiste National parken waar het allemaal draait om uitzichten, uitzichten én uitzichten. We begonnen bij een uitzichtpunt waar ik veel over had gelezen – “wat een landschap”, “je blijft kijken” – en het zou vást allemaal heel erg waar zijn, ik heb geen idee. Wij zagen alleen maar wit.. We besloten dus maar naar beneden te lopen naar de watervallen, die lookouts lieten we maar voor wat het was. Na de eerste watervallen dronken we een koffietje in het dorpje. De eigenaar vertelde dat we mazzel hadden met de mist, meestal kun je niet verder kijken dan 1 á 2 meter. Gezellig wel als je daar woont. Na het koffietje liepen we naar nog een waterval. De klim was weliswaar steiler, de watervallen waren de moeite waard.

Nelson Bay

Nadat we uitgespeeld waren in de mist, zijn we doorgereden naar Nelson Bay. Een plaatsje aan de kust, waar we een fijne camping vonden. We hadden voor de volgende dag nog geen concrete plannen en dus gingen we op onderzoek uit. Kas riep al zolang we in Australië zijn dat hij hier zo graag wilt duiken. “Maar die hááien hier Kas…..”. Mijn lief haalt dan zijn schouders op, rolt een beetje met zijn ogen en zegt “ach, doe normaal. Die heb je overal.” Ik probeerde hem te overtuigen dat ze niet óveral zijn zoals in Australië enne.. Dat water hier is niet zo lekker warm als in Azië. Toen Kas in een boekje las dat er gedoken kon worden in een badplaatsje naast Nelson Bay, wilde hij dit maar al te graag. Er ontstond een discussie en uiteindelijk heeft Kas ‘m gewonnen. Er ging gedoken worden. De volgende ochtend om 9 uur gingen we de grote oceaan eens van dichtbij bekijken.

Port Stephens

image

Ik was een beetje nerveus. Ben ik áltijd voor het duiken – daarom is het ook zo leuk – maar dit keer was het anders. We arriveerden in Port Stephens en Juun ging zijn eigen weg. Visje halen voor die avond, koffietje drinken in de haven, dat soort dingen. Bij de duikschool kregen we een dik duikpak aan en werden we voorgesteld aan onze divemaster. Samen met hem en 2 duikprofs – waarvan 1 duikfoto’s maakt voor de National Geographic (www.malcolmnobbs.com) – gingen we het water in. Ik vertelde onze duikmaster over mijn haaien angst. En of hij wel eens een échte heeft gezien – je weet wel, zo’n witte. “I do at léast 500 dives a year, And I’ve seen only one in my life”. Oké, dat was geruststellend. Op de vraag of het water heel koud was, antwoordde hij dat het zéker kouder was dan in Azië, maar met het dikke pak moest het goed te doen zijn. Priemdelapriem, we gaan ervoor.

Op de boot werden er grapjes gemaakt, de sfeer was ontspannen en toen waren we op plaats van bestemming. We zagen rotsen vól met zeehonden. “Jackpot” noemden de duikers en de schipper het. Hier konden we heel mooi met de zeehonden duiken. “I’ve never seen só many seals on the rocks, you lucky bastards!”. Ik checkte mijn gear en sprong achter Kas aan het water in. Ik had kou verwacht, maar dit. Ken je dat gevoel dat ademen lastig is vanwege ijskoud water? Dat dus. Fuck, wat was dit koud. Ik keek 1 van de profduikers aan, hij hielp mij mijn ademhaling reguleren en toen gingen we naar beneden. Maar het ging niet. Ik had niet genoeg gewichten om en ik kwam niet naar beneden. Ik keek onder water, zag wat groots zwemmen – dit was het moment dat ik nog dacht dat er zeehonden zwommen – en keek wederom naar de andere duiker. Hij riep iets, maar ik hoorde het niet. “Klote gewicht”, mompelde ik nog. Hij riep weer iets, en toen hoorde ik het pas. “White shark under us!”. Wat een lullige grap, dacht ik. Hij weet hoe bang ik ben, en dan dit soort geintjes. Ik friemelde nog wat aan mijn vest – wáárom ga ik niet naar beneden? – en hoorde toen die duiker weer schreeuwen. “White shark under us! Swim as hard as you can! Start the engines!”. Ik zag de paniek in zijn ogen en toen realiseerde ik mij pas dat het helemaal geen grap was. Ik was zó in paniek dat ik mijn lucht kwijt raakte, mijn BCD vergat op te blazen en ineens niet zo goed meer wist hoe ik moest zwemmen. Ik wist de zijkant van de boot te bereiken toen de kapitein zei dat ik daar niet in kon stappen. Ik moest naar de achterkant. “Its okay love, you are almost safe, come here, its okay, almost there”. Ik hoorde de paniek ook in zijn stem. Ik bereikte de achterkant van de boot tegelijkertijd met Kas. Die kút flippers wilden natuurlijk niet uit en ik bleef maar om mij heen kijken. Eenmaal in de boot kon ik wel huilen. Maar we misten Malcolm – de fotograaf – nog. De angst sloeg even toe, maar ook hij kwam heel de boot in. “Ik ga nooit meer dat water in Kas. Ik doe het niet meer”. Dat die zeehonden allemaal op de rotsen lagen, was dus goed te verklaren. Deze witte haai was levensgevaarlijk: hongerig en op jacht. Op de boot kwamen we bij van de schrik en we waren klaar om terug te varen naar het vaste land.

Maar nee hoor, niets was minder waar. Onze kapitein besloot met onze divemaster om naar een andere duikplek te gaan. Tot onze verbazing was dit ongeveer 200 meter van de duikplek waar we de witte haai zagen. “The white shark won’t swim to the place” zei de kapitein. Hoe hij dit zo zeker wist mag Joost weten, ze waren allemaal hartstikke gek. Dat water wilde ik niet meer in. “We’ve never seen a white shark at the place we’re going now. I don’t want to force you, but it’s safe”. Vulde onze divemaster aan. Ik ging uiteindelijk toch overstag. Kas twijfelde namelijk geen seconde. Deze Freek Vonk 2.0 vond het namelijk de normaalste zaak van de wereld om weer het water in te gaan. Eenmaal in het water bleven de duikprofs er maar op hameren dat we samen moesten blijven. “As close as possible”. De angst zat nog in zijn ogen. Ik zag het en ik voelde het. Uiteindelijk zwommen we langs tientallen, honderden Port Jackson Sharks (mini’s) en zagen aan het einde een gíant Grey Nurse Shark. Overdag kun je de Grey nurse shark prima tegen komen, dan slaapt de helft van zijn hersenen en doet hij als het goed is niets. ‘S avonds is het samen met de witte haai de gevaarlijkste. Noem mij een schijterd, ook hiervan gingen mijn knieën trillen. Ik wilde die boot weer in. Eenmaal in de boot complimenteerden de duikers ons dat we de tweede duik gemaakt hadden, “now you’ve a great story to tell.”

Bulahdelah

image

En de ‘great story’ werd als eerst gedeeld met Junior die ons al stond op te wachten op de kade. De mannen aten een fish & chips in het zonnetje en we reden door naar een gratis camping in Bulahdelah. Junior vond dat in eerste instantie niet zo’n goed idee – ja, geen douche de volgende ochtend is inderdaad een beetje vies, maar wél goed voor het budget – maar toen er een pub naast bleek te zitten was het allemaal ineens wat minder erg.

Forster, Port Mcquerie & Coffs Harbour

We werden wakker door het zonnetje en reden door naar Forster. Een badplaatsje waar we een wandeling maakten naar een mooi uitzicht en genoten van een koffietje aan het strand. Bij Port Mcquerie liepen we langs de rotsen aan het water welke allemaal beschilderd zijn. We sloten de dag af in Coffs Harbour.

Byron Bay


Wanneer je het over dit badplaatsje hebt, heb je het over mooie stranden vol met surfers, hippies en de bijbehorende tentjes. We wilden graag nog een dagje ‘chill’ en dus reden we hier naartoe. De camping was weliswaar réteduur – 70 dollar voor een plekkie – we besloten er goed van te genieten. Het zonnetje werkte mee en er was níets gelogen over deze plek. Wat een relaxte sfeer. Een beetje Bali, maar dan klein en minder toeristisch. We genoten ‘s avonds van de sfeer, de mooie barren en de cocktailmenu’s.

Kas en ik waren vroeg wakker – dat uitslapen is de afgelopen 5,5 maand nog niet echt gelukt – en liepen naar het strand. Om 6.45 lag de zee al vol met surfers en waren de hardlopers niet te tellen. We zagen een walvis spelen in de zee en de dolfijnen sprongen langs de surfers. Beter kun je de dag niet beginnen toch? We sloten ons verblijf in Byron Bay af met – heel verrassend – een koffietje in de zon.

Goldcoast

This slideshow requires JavaScript.

Vanaf Byron Bay gingen we verder met onze route naar de Goldcoast. Onze eerste stop was Tweet Head. Een mooi strand, een helderblauwe zee en ondanks de warmte heel rustig. Het water was fris, maar Kas vond het een mooi moment om een duik in het water te nemen – hij liever dan ik. Junior bouwde naast mij een zandkasteel en ik genoot van de zon. We reden door naar de Tumgun Lookout bij Burleigh Beach, hier was het daarentegen wél razend druk. We vervolgden de weg maar de Goldcoast. Wat een stad! De Broadbeach boulevard is hélemaal volgebouwd en het strand vol met mensen. Het plan was om in Goldcoast een camping op te zoeken, maar de prijzen! In Byron Bay hadden we immers al ver boven ons budget gekampeerd, hier kwamen ze met prijzen rond de 86 dollar. We besloten dus door te rijden naar Canungra. Een plaatsje dat meer landinwaarts ligt. We maakten een vuurtje & genoten van warme Marshmallows.

Canungra

Op internet had ik gelezen over een ‘Heart Shaped Pool’. De camping eigenaresse waarschuwde ons echter voor het weer. Wanneer het regent, gaat het dicht en de weersvoorspellingen waren niet al te best. De volgende ochtend was het redelijk droog en we besloten dus maar vroeg weg te rijden, misschien hadden we mazzel. Het pad naar beneden was behoorlijk stijl en glad, maar hé: we wilden de ‘heart Shaped pool’ zien. Er was een kleine waterval en de rotsen moesten het hart vormen. Ik denk dat de foto die ik op internet had gezien van een redelijke hoogte is genomen, want de vorm van een hart konden wij er niet uithalen. Bummer, maar wél een goede morning-workout gehad. Want hoe stijl en glad het naar beneden was, het was ook weer een behoorlijke klim omhoog. Vooral Juun heeft deze route goed afgelegd, want hoe pittig het ook was: hij deed het gewoon! We stapten wederom in de auto om naar onze laatste Australische bestemming te rijden: Brisbane.

Brisbane

This slideshow requires JavaScript.

De volgde ochtend hebben we het pontje gepakt bij de Southbanks. We stapten uit bij Eagle Pier waar we wat dronken en een mooi uitzicht hadden over de Story Bridge. Na een wandeling door de stad begon de zoektocht naar een Kangoeroe burger. De mannen hebben het hier al weken over, maar het is hier niet te vinden. Toen Kas en ik in de outback reden kon je het óveral krijgen. Ik vertelde Kas dat hij hier nog wel de kans voor kreeg, “dat kun je in heel Australië eten”. Niet dus. Ook in Brisbane hebben de mannen weer tevergeefs gezocht. En als je het vraagt, word je tóch een beetje raar aangekeken. Ligt er hier soms een taboe op kangoeroe vlees?

De rest van de dag genoten we van de zon en bezochten we het museum van Brisbane. Met de bus gingen we weer terug naar de camping. Bij de tweede stop stapte er een vrouw met twee kinderen in. Het jongetje had zijn broek op zijn knieën hangen – en hij had pas net leren lopen, het zag er nogal ingewikkeld uit – en de moeder schreeuwde tegen het meisje. Want hoe had ze haar broertje vanochtend aangekleed? Had ze soms een broek uit haar eigen kast gepakt? Het meisje beaamde dat, ze dacht dat het hem wel zou passen. Ze begon snel een gesprek met andere mensen, terwijl haar moeder ernstig met haar kaken stond te knarsen en met zichzelf stond te praten. Die zat duidelijk aan de drugs. De kleren van het meisje waren vies en gescheurd, op haar armen zaten blauwe plekken. Zo ook bij het jongetje. Na nog wat geschreeuw en gedoe, stapten ze samen met ons de bus uit. Het jongetje rende vrolijk de drukke straat over, terwijl de moeder schreeuwde dat het meisje haar broertje eens in de gaten moest houden. Straks gebeurde er nog iets met hem, en dan was het haar fout. Ik vond het nogal wat. Wat kun je in godsnaam doen in zo’n situatie?

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend begonnen we bij Bunker. Een koffietentje dat in een bunker uit de Tweede Wereldoorlog is gebouwd. We aten een broodje in het park, Kas pakte een kappertje en Juun en ik gingen samen op pad. ‘S avonds genoten we van het Brisbane Festival met live muziek, drankjes en de waterfront die helemaal roze kleurde in teken van het festival. Bizar dat onze laatste avond Australië dan echt was aangebroken.

image

Woensdag was dan toch écht onze laatste ochtend in dit mooie land. ‘S ochtends werden we door Juun verrast met een ontbijtje en koffie. We brachten de camper terug naar Camperman en toen werd het toch echt wel tijd om naar het vliegveld te gaan. Junior terug naar Nederland, wij door naar onze volgende bestemming: Nieuw Zeeland. Land nummer elf, en bíjna 6 maanden op de teller.

Dag 155 -162. Melbourne – Sydney

Bij Aussievans stond een nieuwe camper op ons te wachten, dit keer eentje voor drie personen. Kas en ik waren inmiddels onze Wicked camper gewend en die was een stúk kleiner. Deze nieuwe camper had een klein keukentje en een prima plekje waar we kunnen zitten en eten. Junior zijn gezicht sprak echter boekdelen. Hij vond het wat ‘krapjes’ allemaal.

Philip Island

Onze eerste bestemming was Philip Island dat bekend staat om haar inwoners: 30.000 pinguïns. Met zonsondergang komen alle pinguïns het strand op om terug te keren naar hun huisjes. Het was zó lief. Ze kwamen met hele groepen uit de zee en waggelden voorzichtig richting de duinen.

Toen we Savonds laat aankwamen op de camping hadden we allemaal trek, alleen ons gaspitje werkte niet écht mee. Aussievans had ons dus een camper meegegeven waarvan 1 raam niet werkt – en ja, uiteindelijk zijn we daar te makkelijk mee akkoord gegaan – én een gasstel dat kapot is. Lekker dan.

Lake Entrance

Na een wat onrustige nacht – met zijn drietjes in een camper is net even wat anders dan samen – zijn we eerst naar een ‘garage’ gereden waar ze ons gasstel hebben gemaakt. Deze garage lag op de route naar de Snowy Mountains, onze volgende bestemming. Althans, dat dachten we. Zonder sneeuwkettingen mag je hier echter niet naartoe en of we nou écht zin hadden in de kou… We besloten een andere route voort te zetten en naar Lake Entrance te rijden. We hadden hier veel positieve verhalen over gehoord, maar tot op de dag van vandaag weten we nog niet echt wat het nou was. Een meer inderdaad. Maar niet veel anders dan we ze al hadden gezien.

Merimbula.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend was het vroegdag. We wilden om 11.30 een walvistour doen die op 3 uur rijden lag, maar wilden hier voor ook nog naar Pebbly Beach. Een wit strand dat het thuis is van vele kangoeroes. Kas had Pebbly Beach gevonden op onze routeplanner en om 6.15 reden we weg van onze camping. Terwijl Kas reed besloot ik de route nogmaals te checken. Deze route leidde ons inderdaad naar een Pebbly Beach, maar níet naar de Pebbly Beach waar we naartoe moesten. We besloten de walvistour van 9 uur maar te pakken, maar dat betekende wél een race tegen de klok. We zijn als speedy Gonzales door de bossen gereden en kwamen om 8.50 stípt aan. Bibberend in ons zwemvest gingen we op een rubberboot de oceaan op. Ik was zó nieuwsgierig. Ik had in mijn hoofd dat we misschien één walvis vanaf een afstandje konden zien. Maar we waren nog geen 5 minuten op het water of we werden omringd door zéker 8-10 walvissen. Er zwom 1 vrouwtje tussen en de mannetjes waren zich flink aan het uitsloven ‘there is a bíg competition going on’, aldus onze gids. Ze zwommen onder de boot door en waren vrolijk aan het zwaaien met hun vinnen en staart. Junior riep alleen maar ‘ooh’ en ‘aah’ en Kas en ik stonden vól verbazing te kijken. Misschien zelfs wel een beetje ontroerd dat we ze van zo dichtbij hebben mogen zien. Verderop zagen we een walvis uit het water springen – de uitslover – en waar we ook keken; we zagen ze overal en er doken steeds weer nieuwe op. Al deze walvissen zwemmen terug naar Antarctica en kwamen dus met tientallen langs de kust van Merimbula. Je kunt je toch niet voorstellen dat er mensen zijn die op deze bijzondere beesten jagen? Als ik terug denk aan deze ochtend word ik er nog een beetje stil van. Jep, deze ervaring gaat zéker in mijn top 3. Na een koffietje zijn we nog een stuk doorgereden naar Canberra, waar we ‘s avonds sliepen.

Canberra

Canberra stond voor de volgende ochtend op het programma. In de hoofdstad van Australië is niet héél veel te beleven – het is een dorp vergeleken met Sydney of Melbourne – en dus bezochten we alleen het parlementsgebouw. Hier kregen we een gratis rondleiding en zagen we een klok die Nederland kado heeft gegeven én een prominente plek in het gebouw heeft gekregen.

Pebbly Beach

We lieten Canberra voor wat het was en reden verder Noord naar Pebbly Beach, dit keer wél naar de juiste. Op het strand waren inderdaad tientallen kangoeroes te zien en we besloten onze Campervan hier neer te zetten voor de nacht. Andere campinggasten informeerden ons dat het niet gratis is en dat een ranger het geld op komt halen. Er was weliswaar geen warme douche en de wc’s waren niet de schoonste, we vonden de plek té bijzonder om nog door te rijden. We klapten ons stoeltjes uit op het strand, wijntje en een chipje erbij: ons hoor je niet klagen. Of nouja… Een gíant van een kangoeroe had trek en wilde graag wat chips van Junior. Hij sprong zonder pardon bij Juun op schoot, maar die liet zich niet kennen. Je denkt toch niet dat het Junior ook maar íets doet dat er een kangoeroe van bijna 2 meter bij hem op schoot zit?

‘S avonds tijdens de afwas merkten we ook dat we middenin een National park zaten. Junior en ik deden de afwas en een combinatie van een mini kangoeroe en een bever met een varkensneusje kwam ons even inspecteren. Junior had een hoofdlampje op, maar wel op voorwaarde dat hij dichtbij mij zou blijven (het wordt hier zó donker). Hij was echter druk in de weer met dat beestje en zijn fotocamera en ik stond daar in het donker.. Het beest nam een aanloop en sprong over mij heen- best een prestatie – en ik bleef maar roepen ‘Juun! Licht! Ik wil weten waar dat beest is!’. Maar mijn broertje was hélemaal in zijn element, was mij totaal vergeten en liep met fotocamera én hoofdlampje achter het beestje aan. Lékker dan.

De volgende ochtend konden Kas en ik de slaap om 6 uur niet meer vatten. We besloten een rondje strand te lopen en kangoeroes te kijken. De ranger hadden we nog niet gezien en we hadden so far dus gratis overnacht. We rammelden Junior z’n bedje uit en stelden voor om ergens anders te ontbijten en hier zo snel mogelijk weg te rijden. Jammer genoeg viel het hele plannetje in duigen toen de ranger 5 minuten later alsnóg zijn 30 dollar kwam ophalen. Shit, gratis overnachting mislukt.

Great Pacific Road

Vanuit hier reden we de Great Pacific Road naar Sydney. Een heel bijzondere brug over de oceaan en we hebben ons laten vertellen dat het één van de mooiste bruggen in de wereld is. En via deze mooie route, reden we zomaar Sydney in. Nog niet de echte stad, maar een subburb. Junior heeft elf jaar geleden ook een tijdje in Sydney gewoond en dus reden we langs zijn oude huis. Drie Aziaten deden de deur open en met handen en voeten probeerden we uit te leggen wat we daar kwamen doen. Na een tijdje begrepen we dat het een huis was geworden voor Aziatische studenten en Junior zijn gastmoeder hier helaas niet meer woont. Dat het een Aziatisch studentenhuis is geworden verbaasde ons echter niets. Ze zijn hier óveral.

Sydney

Diezelfde avond sliepen we op een camping net iets buiten de stad en de volgende ochtend voelde ik een echte kriebel in mijn buik. We gingen de stad in! De camping lag op tien minuutjes afstand van de GVA – de accommodatie waar ik 7 jaar geleden 3,5e maand woonde. Het was zó bizar om hier rond te lopen. Alles was nog hetzelfde en alle herinneringen van de mooiste tijd van mijn leven kwamen langzaamaan weer terug. Kan ik éven terug in de tijd?

De GVA zeiden we gedag en we reden verder naar de wijk Woolloomoolloo, en ja: dat klinkt net zo leuk als het is. In deze hippe wijk hadden wij voor twee nachtjes een AirBNB appartementje gehuurd. We begonnen ons Sydney avontuur tegenover ons huisje: de lokale zaterdagmarkt. Hier komt de hele buurt om boodschappen te doen. De lekkerste take-away koffietjes, vers bereide granola, honderd soorten speltbrood en vers gebakken koekjes in alle vormen en maten. Ik voelde mij hier hélemaal thuis. Mensen die net klaar waren met hun hardlooprondje kwamen hier een ontbijtje halen, de buren namen de week even met elkaar door en groepen vriendinnen zaten aan de healthy superbowls en cappu’s. Dit wil ik in Nederland ook graag bij ons om het hoekje.

This slideshow requires JavaScript.

Vanaf deze leuke markt liepen we verder de stad in. We liepen langs mijn oude school, de foodcourt waar ik elke middag zat en zo stonden we ineens op Circular Quay. Het gedeelte waar het Opera House staat, de ferry’s af en aan gaan en de Harbour Bridge goed te zien is. Deze stad.. Verveelt écht nooit. Er is hier zoveel te zien. Op Circular Quay was een Food Festival aan de gang en dus dronken we een biertje tussen alle blije weekendmensen. Had ik al gezegd dat we hierbij uitkeken op het Opera House?

Junior had de pas er goed in zitten en dus liepen we via de Rocks door naar Darling Harbour. Wederom: weinig tot niets veranderd. Via de winkelstraat liepen we terug naar huis en hier liep ik pardoes tegen de Ivy aan. Ivy is dé club van Sydney en hier was ik 7 jaar geleden elk weekend te vinden. En nog steeds is dit de plek waar je moet zijn als je een onvergetelijke avond wilt. Helaas voor ons hebben wij níets anders dan spijkerbroeken en sneakers bij ons en dáár houdt de Ivy niet zo van. Dat je daarnaast inmiddels 30 dollar voor een drankje neer moet tellen zorgde er dus voor dat we deze club helaas niet meer van binnen hebben gezien.

We hadden er inmiddels zeker 20km op zitten en kwamen moe, maar dolgelukkig thuis. Ik genoot van het eerste bad sinds tijden en nadat we weer wat energie hadden opgedaan liepen we weer naar Circular Quay. Hier dronken we – iets teveel – drankjes bij de Opera Bar en genoten van een heerlijk etentje middenin de stad (nogmaals heel erg bedankt lieve pappa & Margot!).

This slideshow requires JavaScript.

Na een hele rommelige nacht – ik denk dat ik de camper mistte – en een bonkend hoofd was het ontbijtje op bed van Kas meer dan welkom. We hebben tot elf uur héél lui in bed filmpjes gekeken en toen was het tijd om de stad weer in te duiken. We maakten een wandeling over de Harbour bridge, liepen door de Botanic Gardens, keken onze ogen uit bij de oudste en mooiste shoppingmall van Sydney: de Queen Victoria Building & aten een wel heel bijzonder ijsje bij Aqua S. Jep, het was wederom een fijne dag in deze leuke stad en ik blijf erbij: Sydney is de leukste stad van de wereld.

image

De volgende ochtend renden Kas en ik van Woolloomoolloo door de Botanic Gardens naar het Opera House & terug. Bizar hoe druk het voor zevenen al is met hardlopers. Deze stad wordt met de minuut leuker.

Nadat we ons leuke appartement gedag hadden gezegd zijn we doorgereden naar Bondi Beach. Het zonnetje scheen, de surfers waren up & running en we liepen de Bondi to Coogee walk. Beter konden we ons verblijf in Sydney niet afsluiten. Met tranen in de ogen stapte ik weer in de auto. Dag mooi Sydney met al je fijne herinneringen. Tot gauw!

Dag 144 -155. Adelaide – Melbourne.

Dat we zo gastvrij werden ontvangen door Mandy en Marc, vonden wij heel bijzonder. We vroegen donderdag of we ze misschien konden helpen bij een klusje – ze zitten beiden in de schoonmaakbusiness. En zo kwam het dat we vrijdag met dweil en al in een sportschool stonden. We kregen her en der wat vreemde blikken en ik hoorde ze denken “wat doen die twee lange, blonde mensen hier?”. Maar gezellig was het zeker.

Zaterdag gingen we met Marc op pad. Hij liet ons een bijzonder uitzicht zien over Adelaide, waar we een koffietje dronken en reden vervolgens door naar Victor Harbor. We hadden gelezen dat hier walvissen gespot konden worden, maar Marc had er een hard hoofd in. Hij had ze immers nog nooit gezien in de twintig jaar dat hij hier woont. Maar het was onze geluksdag: ze waren er. Welliswaar vanaf een grote afstand, maar met verrekijker goed te zien en we stonden te stuiteren van geluk. Wát een beesten. Vanaf hier bracht Marc ons naar Granite Island Recreation Park. Een eilandje dat met een loopbrug verbonden is met het vaste land, waar een gezellig restaurantje zit en pinguïns rond waggelen. Althans, zo zag het er uit toen Marc dit twee jaar terug bezocht. Inmiddels is het restaurant gesloten, staat er één foodtruck en zijn alle pinguïns weg. We spraken een tijdje met de eigenaar van de foodtruck. Klanten heeft hij bijna niet en de pinguïns zijn een jaar geleden gevlucht vanwege alle toeristen. Ongelooflijk hoe zo’n idyllisch eilandje binnen een jaar veranderd in een plek waar niets te zien is..

image

‘S avonds namen Marc en Mandy ons mee naar hun favoriete restaurant en reden ze voordat we naar huis gingen nog even langs het prachtige uitzicht over Adelaide en al haar lichtjes. De avond sloten we af met een wijntje buiten bij het vuur.

image

De volgende dag vertrokken we weer en daar hadden we beiden nog niet echt zin in. De afgelopen dagen hadden we zoveel tijd met deze lieve mensen doorgebracht, dat gedag zeggen dan toch lastig is. We kregen van Marc nog een paar warme dekens mee en toen was het toch echt tijd om te vertrekken.

Onze eerste stop onderweg was een Pink Lake. We hadden hier beiden niet veel van verwacht maar hebben ons hier echt over verbaasd. Het was écht roze. Zo bijzonder! Hierna reden we door naar de Gramphians, een National park. We aten wat bij het kampvuur en zodra het donker was stelde Kas voor om nog even op kangoeroe jacht te gaan. We reden nog geen 5 meter het park uit en we zagen er wel 20 zitten. De moeder met een baby in haar buidel maakte nog wel de meeste indruk. We bombardeerden deze avond tot de ‘nachtsafari van Kas’ want voor wie het nog niet wisten: Kas is inmiddels helemaal één met de natuur. Freek Vonk is er niets bij.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend bleek echter dat de nachtsafari niet écht nodig was om kangoeroes te spotten. Het zat vól met kangoeroes. Terwijl we aan het hardlopen waren zagen we vélden vol en hopten ze gewoon langs ons. Na het hardlopen reden we allereerst naar de Balconies. Een uitzichtpunt over de Gramphians. Een bordje vertelde ons dat we de weg absoluut niet mochten passeren vanwege ‘mogelijk gevaar’, maar wij zijn Kas en Nick niet als we dat bord gewoon negeren. Natuurlijk wél voorzichtig, maar je kon daar nu eenmaal een mooiere foto maken ;). We bezochten nog de watervallen en liepen vervolgens nog door naar de ‘fishy falls’. Geen idee wat het was, maar Kas was wederom razend nieuwsgierig. Nadat we na een uur lopen nóg niets bijzonders waren tegengekomen zei ik dat we nu toch echt terug gingen. “Maar misschien kómt het zo nog. Kom, we lopen nog even verder”. ‘T is wat hé, die Kas.

We sloten de dag af bij Seal Point, een uitzichtpunt in Cape Bridgewater. De route hier naartoe was een 10km looproute, maar zo ontzettend mooi. Je loopt hoog langs de kust en de zon was daar ook eindelijk. Onderweg zagen we zeehonden en we dénken dat er ook walvissen waren. Maar die route…

Savonds werd het wel weer eens tijd voor een gratis kampeerplek. We reden naar Narrawong waar we een prima plekje vonden. We hadden de auto nog niet stil gezet of er kwam alweer een kangoeroe aanhoppen. De kangoeroes die we tot nu toe hebben gezien waren schuw, maar deze vond het wel gezellig bij ons. We gaven hem een wortel, welke hij dankbaar opknabbelde. Na het eten was het uiteraard weer tijd voor de ‘Kas safari’. Dit keer om koala’s te spotten. Savonds nog een rondje rijden is niet alleen leuk, we zetten dan ook nog even de verwarming vol aan, zodat het niet zo koud is in de auto voordat we gaan slapen ;).

De volgende ochtend begonnen we met een koffietje in Port Fairy. Hoezeer ik ook gewend ben aan het kamperen (soms dan..), raak ik er niet aan gewend om ongedoucht een koffietentje binnen te stappen. Ik voel me soms écht Sjonnie en Anita samen met Kas. Op de camping heb ik er geen moeite meer mee. Joggingpak, dikke trui, haar in een knot en om het allemaal nog erger te maken trek ik zo nu en dan ook nog eens mijn thermosokken over mijn broek heen. Man, man, die camping is zó niet sexy. Maargoed, verder aan niemand vertellen hoor.

This slideshow requires JavaScript.

De eerste stop die dag was bij Tower Hill. Hier deden we een kleine hike op een vulkaan en hadden we een prachtig uitzicht over een krater. De weg naar Tower Hill ging echter niet zo snel als we wilden. Een Emu dartelde voor onze auto. Was totaal in de stress door ons, Maar kon het helaas niet bedenken om uit te wijken naar links of rechts.

This slideshow requires JavaScript.

Vanuit het groene en heuvelachtige gebied reden we weer naar de oceaan. De Great Ocean Road ging hier dus écht beginnen. Vol enthousiasme begonnen we bij een Whale Lookout, maar dit keer helaas zonder succes. De eerste bezienswaardigheid op de Great Ocean Road was Bay of Islands. Het is gewoonweg niet uit te leggen wat je hier ziet. Een grote baai, een wit strand en allerlei losse rotsen in het water. Het water sloeg wild tegen de rotsen en gaf bijna een ‘angstaanjagend’ gevoel. ‘Jammer dat we hiermee beginnen, mooier kan het toch niet worden?’dacht ik nog.

We sliepen ‘Savonds dichtbij de twaalf apostelen en dus was dit onze eerste stop de volgende ochtend. Of het mooier was dan de Bay of Islands durf ik niet te zeggen, maar het was minstens zo indrukwekkend.

Mandy & Marc hadden ons de ‘Oatway Fly’ aangeraden maar dit bezoek liep wat anders dan we hadden bedacht. Al onze hele reis gebruiken we de applicatie maps.me welke je zonder internet moeiteloos vertelt waar je heen moet. Enige nadeel is soms dat ‘ie je altijd via de kortste route stuurt, en niet over de hoofdweg. En laat ons bussie nou niet écht geschikt zijn voor alle wegen. Kas navigeerde, ik reed. We reden over een onverharde weg en ik zag een stijle weg omhoog voor ons opduiken. “Dat lijkt mij niet echt handig, zal ik omdraaien?”, m’n lief mopperde dat ik gewoon moest doorrijden, dus dat deed ik braaf. De helling bleek nog stijler dan gedacht en op links zagen we een bordje waar stond ‘only drive with dry weather’. Ehhhhh ja.. Die helling kwamen we niet op en dus zette ik de auto in z’n achteruit – met klamme handjes, dat snap je. Er kwam een oprijlaan op links en ik draaide de auto daar in, zodat we terug konden rijden. Ik had alleen niet gezien dat er enorme kuilen in de weg zaten en voor ik het wist stond onze auto op twee wielen. Één voor, één achter. En het bussie is al zo lekker stabiel. Ik durfde niet meer. Om het evenwicht in balans te houden ging Kas aan de zijkant staan en we wisselden van plek. Ik kon wel janken van geluk toen kas onze auto weer stabiel op een normaal wegdek zette.

Genoeg avontuur, we gingen maar voor de vuurtoren in het Oatway National Park en lieten oatway fly voor wat het was. Die Australiërs verzinnen het om bij het minste en geringste geld te vragen en vragen dan het liefst een fiks bedrag. Voor de vuurtoren werd ook 20 dollar pp gevraagd, welke we toch maar besloten neer te leggen. Het uitzicht was bijzonder met de woeste oceaan onder ons, maar of het nu die 40 dollar waard was….
De dag sloten we af bij een bierbrouwerij waar ze op paardenraces aan het wedden waren. Kas zou Kas niet zijn als hij zich hier niet even in zou verdiepen. Binnen no-time werden de paarden zorgvuldig uitgekozen en geld werd ingezet.

This slideshow requires JavaScript.

De Great Ocean Road werd de volgende dag voortgezet en we werden getrakteerd op het ene mooie uitzicht na het ander. De mooiste Lookout zorgde wederom voor een paar klamme handen, dit keer bij Kas. Maps.me had weer een leuke route in petto en met 10km/u reden we een stijle helling op. Gegarandeerd avontuur hoor, met een Wicked Camper. Nadat we het eindbord van de Great Ocean Road waren gepasseerd sloten we dit af met een bierproeverij. Er stond een openhaard aan, het biertje smaakte goed en de mensen waren leuk. We wilden blijven, maar er moest nog een camping gevonden worden. Aan de overkant was ‘plenty of space’, maar het was vies en het lag met 36 euro ver boven ons budget. We lieten de fijne Brewery toch maar achter ons en reden een stukje door naar een andere camping. Ondanks dat ik deels over mijn ‘camping smetvrees’ heen ben, was dit toch wel een fijne verrassing. Elke campingplek had zijn eigen douche en toilet cabine. Wat een uitvinding.

Na 5 maanden reizen zijn we nog niet in een ‘Westerse stad’ geweest en ik keek zó uit naar Melbourne. Na een rondje hardlopen sochtends pakten we onze spullen in en reden we de auto naar Wicked Campers in Melbourne. Ruim 5.000 kilometer hebben we gereden en hoewel het af en toe spannend was…. Hij heeft het zowaar overleefd. Het afscheid met ons busje viel ons allebei niet zo zwaar en met onze backpacks liepen we naar het tramstation. Volgens Wicked was dit namelijk príma te lopen en de snelste manier om het centrum in te komen. Na een paar minuten lopen kwam er een auto naast ons rijden, de vrouw achter het stuur vroeg ons of we onderweg waren naar het tramstation. “That’s a long walk. Get in, I’ll bring you.” Waar we dit aanbod 5 maanden geleden nog vriendelijk hadden afgeslagen – ja je wéét het niet, misschien is ze wel een seriemoordenaar – stapten we nu dankbaar in. Níet normaal hoe aardig Australiërs zijn. Misschien moeten we een beetje van hun vriendelijkheid in ons landje proppen.

This slideshow requires JavaScript.

Hoe dichterbij we bij het centrum kwamen, hoe blijer ik werd. Het stadsmeisje werd weer wakker. Voor drie dagen gingen mijn thermosokken, te grote trui en joggingbroek onderin de tas. Ons hotel lag méga centraal en dus huppelden we samen naar Ponyfish Island. Dé kroeg waar alle hippe mensen samen komen om te borrelen. Deze kroeg is niet meer dan een plateau onder de brug, maar meer is er ook niet nodig. Met een uitkijk op de skyline van Melbourne bestelden we vrolijk drankjes en warmden we onszelf op bij de warmtelampen. De sfeer, de mensen…. Ik denk dat ik toen al verliefd begon te worden op deze stad.

Om 8 uur wandelden we samen aangeschoten naar huis, hadden geen zin meer om te eten en vielen lam maar gelukkig in slaap.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend vond ik het maar al te gek dat mijn broertje die avond al aan zou komen in Melbourne. Is het gek om het ‘spannend’ te vinden om familie na 5 maanden weer te zien? Geen idee, maar dat vond ik dus wel. We begonnen de ochtend met een koffietje, want als dat érgens goed kan… Dan is het wel in de stad van de koffie. We bezochten de Victoria Market, liepen de bibliotheek binnen en verbaasden ons over de vele restaurants. In Melbourne draait het állemaal om eten en drinken. De sfeer in de stad is zo fijn, de gebouwen mooi, de Victoria Market was all about the healthy food en de bieb was de vetste die ik ooit heb gezien. Ik fluisterde Kas in zijn oor dat het súper oké zou zijn als hij hier een baan zou kunnen vinden..

image

Savonds was het moment daar; we gingen Junior zien! Compleet gebroken van de reis dronken we nog een drankje en openden we dankbaar de kadootjes. Hoé blij kun je zijn met een kaart van je liefste ouders, de nieuwste Linda, een zak drop en stroopwafels. Beheurlijk blij dus. Vooral van dat eerste.

This slideshow requires JavaScript.

Terwijl Junior zijn roes aan het uitslapen was begonnen Kas en ik de dag goed bij Hash. Een hip tentje dat bekend staat om haar chocolademelk. En terecht. We bezochten met z’n drietjes de Shrine of Remembrance en wandelden de halve stad door. We genoten van de graffitistraatjes, de Fitzroy wijk en de leuke restaurantjes. Dat Juun na een tijdje pijn in z’n voeten had deed ons beseffen dat we inmiddels wel getrainde voeten hebben. Afstanden onder de 10km worden door ons liever lopend dan met ov/auto afgelegd.

De volgende ochtend moest er bij mij even een knop om. Ik had zo genoten van de stad en werd blij van hele dagen door die stad slenteren dat het idee van een camper mij nog niet zo aanstond. Maargoed, de camper stond klaar en we gingen verder. Dag fijn Melbourne, wij gaan op naar mijn lievelingsstad: Sydney!