Dag 273 -288. Cuba

Havana

Cuba was een land dat vooraf totaal niet op de planning stond, maar dat maakt het flexible reizen júist zo leuk. Dat onze kennis over Cuba erg minimaal was, bleek al uit onze eerste pogingen om deze reis te plannen. Op Booking.com zocht ik op ‘Cuba’ maar er waren geen hotels te vinden. Op Hostelworld.com evenmin. Vreemd. Is mijn zoekterm verkeerd misschien? Ik probeerde ‘Cuba, Havana’. Ook dit leverde 0 resultaten op. Na wat research bleek dat Cuba niet over WiFi beschikt en dat hotels dan ook niet van tevoren te boeken zijn. Gelukkig hoorden we al snel over de Casas Particulares, locals stellen kamers beschikbaar voor toeristen en die herken je aan het blauwe anker op de voordeur. Ook hier is reserveren geen optie, je klopt dus gewoon aan. Anyways. Tot zover onze voorbereidingen.

img_2745

Eenmaal aangekomen in Havana pakten we een Taxi naar het centrum. Een lieve man bracht ons in zijn mooie oude auto naar een Casa Particular waar we met open armen werden ontvangen door Juan. Juan sprak een aardig woordje Engels en we konden gelukkig een nachtje blijven slapen. Ons verblijf lag in het oude centrum, maar buiten het toeristische gedeelte. We besloten eerst een WiFi kaart te scoren. Op een aantal grote pleinen in het land kun je deze WiFi kaart gebruiken en heb je internet. Deze pleinen zijn niet te missen. Er staan tientallen mensen op een kluitje met telefoons, laptops en ipads in de hoop op een beetje WiFi bereik.

Na een rondje door de stad was ik een beetje van slag. Het is alsof je zonder pardon wordt gedropt in de jaren ’60/’70. De straten zijn vervallen en verlaten. Vrijwel alle gebouwen worden bijeen gehouden met gammele constructies, de supermarkten zijn leeg óf je moet er voedselboekjes voor hebben en de sfeer was grimmig. Was dit het land waar ik zo graag heen wilde? Dit gevoel werd versterkt toen we ‘savonds op zoek gingen naar een restaurantje. De enige restaurants die we konden vinden waren duur en vrijwel alle restaurants boden hetzelfde aan. Na een uur rondjes lopen kwamen we uit bij een dakterras waar we sla, tomaat en komkommer kregen en een mini-visje. Dit al voor 30 euro.

De volgende ochtend werden we na 12 uur slaap uitgerust en relaxed wakker en stond er een riant ontbijt voor ons klaar. Ananas, papaya, een ei én koffie (later bleken we dit elke ochtend te krijgen, aangezien dit het enige ontbijt is dat hier te krijgen is). Na het ontbijt liepen we samen naar Plaza Viejo. Dus híer zitten alle toeristen. We zagen barretjes, kleine lieve restaurantjes en overal klonk muziek. Onderweg kwamen we een mooie oranje cabrio taxi tegen die ons wel een uurtje door de stad heen kon rijden. Zo gezegd zo gedaan. Met de zon op ons hoofd, de wind in de haren, toerden we door de stad Havana heen. Na deze autorit gingen we naar de bar waar ze de allereerste Mojito schonken en eindigden we op een terras met speciaalbiertjes. Ondertussen trad er een band op en liepen de mensen in kleurrijke kleding af en aan. Wow. Dít is het land waar ik heen wilde.

Viñales

Voor de volgende dag had Juan voor ons een taxi naar Viñales geboekt. Samen met 2 Canadezen die we in onze ‘Casa’ hadden leren kennen deelden we een taxi. Onze taxichauffeur sloeg na een uur rijden een beetje een vreemde onverharde weg in. We reden naar een klein boerderijtje waar hij zijn tank volgooide. Zodra wij naar de weg toeliepen om even onze benen te strekken werden we boos teruggefloten. Blijkbaar mochten we hier niet gezien worden omdat het hartstikke illegaal is. We denken dat ze rode diesel aan het tanken waren.

Eenmaal in Viñales werden de Canadezen bij een Casa in het centrum geplaatst en wij werden naar een klein huisje ver buiten het centrum gebracht. Een lieve man met de vreemde naam ‘Segunda’ (tweede) en een vrouw met de nog vreemdere naam ‘Cena’ (diner) ontvingen ons heel hartelijk. Eigenlijk was dit niet de plek waar we wilden zitten, zo ver buiten het centrum, maar verder zaten álle casas vol.

We hadden met de 2 Canadezen afgesproken dat we naar ze toe zouden komen om samen naar een Tabacco plantage te gaan. Na een behoorlijke regenbui liepen we naar ze toe. Ik op m’n slippers, in m’n korte broek. De tourguide stond er al en vertelde dat we op een paard naar de plantage gingen. Ehhhh. Ik keek naar beneden en concludeerde dat ik toch echt wel de meeste ongeschikte outfit óóit aan had om te paardrijden. Maar het ging prima. In galop door de modderpoelen, door het groene landschap en langs de mooie oude boerderijen. We stopten bij een Tabacco farm waar we sigaren leerden rollen én roken. Maar dat laatste liet ik met liefde aan Kas over. Op de terugweg kwam het met bakken uit de hemel, waren ik en het paard één en al modder maar was de glimlach niet meer weg te denken. Wát een vette tocht.

Playa Larga


Zondag hadden we een stranddag gepland, maar dát werd ‘m helaas niet. Het stormde en het was lange broeken & dikke truien weer. We besloten niet langer in Viñales te blijven, maar door te reizen naar Playa Larga. Deze plek bereikten we na 7 uur reizen en 3 verschillende taxi’s. Iedereen riep in Viñales dat het in Playa Larga prachtig zonnig zou zijn, maar helaas.. We kwamen aan in een koud en nat Playa Larga. De familie waar we terecht kwamen maakte echter een hoop goed. Gustavo, de eigenaar, regelde álles voor ons. Hij bracht de was weg, maakte het avondeten klaar en regelde een duiktour voor de volgende dag. Wánt concludeerde hij; morgen wordt het zonnig.

En hij kreeg gelijk. Maandagochtend was het nog fris, maar de zon was er! Samen met twee Duitsers die in hetzelfde huis sliepen en 6(!) anderen maakten we vanaf het strand een duik voor slechts 25 euro. De gear was welliswaar heel crappy, maar de zee was gelukkig super helder en na ons duikavontuur in Australië was dit echt heel fijn. Het was een relaxte duik met mooi koraal. Na de duik verhuisden we van Gustavó naar zijn buren Nolly & Jenny, waar we nog twee nachten verbleven. We genoten van het strand en wandelden door het stadje. ‘S middags wilde Kas persé bij een foodtruck stoppen voor een pizza. Maar we begrepen niet goed dat al deze mensen 10cuc neer wilden leggen voor een pizza. Later die avond spraken we met 2 Engelsen, dat ze zo heerlijk goedkoop pizza hadden gegeten. Voor maar 10 pesos! In Cuba zijn er namelijk 2 currency’s; de Cuc is voor toeristen (en is gelijk aan euro’s), Pesos is voor locals (25 pesos is 1 euro). En de vrouw van de foodtruck maar vriendelijk lachen toen ik haar 9,50 euro teveel gaf. Het zijn boeven hoor, die Cubanen.

Cienfuegos


Vanaf Playa Larga gingen we door naar Cienfuegos. Een relatief klein dorpje dat ook wel klein Parijs wordt genoemd vanwege de bouwstijl. Het stikt er van de oudere toeristen en er is verder vrij weinig te beleven. Zodra we hier ‘s middags aankwamen, wisten we: morgen reizen we weer verder. De families waar we verblijven regelen altijd het vervoer en de slaapplek voor ons. Vanwege het gebrek aan internet is dit de makkelijkste manier om je reis te regelen. Dat onze familie in Cienfuegos dit keer 20 Cuc pp vroeg voor vervoer naar Trinidad, vonden we echter wel een beetje duur. Op straat vroeg de taxi hier 7(!) pp voor. Toen we de familie vertelden dat we ons eigen vervoer wel zouden regelen gooiden ze wel even 5 cuc bovenop onze overnachting. Zoals ik al zei: het zijn echte boeven.

Trinidad

Trinidad is in vergelijking met andere plekken in Cuba de meest bruisende stad. Er zijn veel jonge toeristen en ‘s avonds kan er overal gedanst worden. Dit was stiekem best een verademing na het saaie Cienfuegos. De eerste dag maakten we een paardrijtocht door de suikervelden en de prachtige natuur van Trinidad. We hadden alleen 1 fout gemaakt: we hadden van tevoren niet gevraagd hoe lang de tocht zou zijn. Na ruim drie uur had ik blauwe billen en had ik geen idee meer hoe ik dit ooit vol zou houden. Onze gids vond het allemaal erg vermakelijk maar 1 ding is zeker; 2 keer in één week paardrijden was wat veel voor mijn achterste.

Vlakbij Trinidad ligt Playa Ancón. Een mooi wit strand met een zee waar we onze vrijdag doorbrachten.

Morón

Zaterdag reden we van Trinidad naar Morón. Een klein plaatsje dat een uur rijden verwijderd is van Caya Coco en Caya Guillermo. Volgens de Lonely Planet een van de mooiste stranden ter wereld. In Morón werden we wederom ontzettend gastvrij ontvangen door de familie. De volgende ochtend bracht taxichauffeur Pedro ons en twee Russen naar Caya Guillermo. Het strand was inderdaad prachtig en de zee helderblauw, maar de Russen konden alleen maar mopperen. En dan vooral op onze lieve chauffeur. Wij lieten het gedoe en de disucssie voor wat het was en genoten intens van het bijzondere strand. ‘S avonds stonden Jacqueline en Noell (onze familie) ons weer met open armen op te wachten en stond er een uitgebreid diner klaar. We brachten de avond samen door en hoorden alle bijzondere verhalen over Cuba aan. Slapen bij al deze families is niet alleen leuk, het is ook bijzonder goed voor ons Spaans. Maandagochtend bracht Pedro ons naar het andere strand, dit keer op Caya Coco. Die Russen wilde hij niet mee hebben, hij vond het veel leuker om alleen met zijn Nederlandse ‘amigos’ op pad te gaan. Op Caya Coco stikt het van de all-inclusive resorts en we hadden de hele dag prima vermaak door alle dronken toeristen. Amerikaanse chicks die cheerleader praktijken uitvoerden (uiteraard weinig succesvol), Engelse gasten die vrouwen lastigvielen en 50+ers die vrolijk de Macarena stonden te dansen met 2liter bier in hun handen. Het was allesbehalve een saaie stranddag.

Eenmaal terug in Morón kregen we een kaart van Pedro ‘voor zijn Nederlandse vrienden’ en genoten we wederom van een uitgebreid diner en bijzondere gesprekken met Jacqueline en Noell. 1 ding is hier in Cuba inmiddels wel duidelijk en dat is dat ze allemaal hetzelfde motto hebben. “Hay no mucho dinero, pero hay mucho amigos”. “Ik heb niet veel geld, maar ik heb wel veel vrienden”. En dat is hier in Cuba véél belangrijker.

Dat we na drie fijne dagen afscheid moesten nemen van Jacqueline en Noell viel mij best een beetje zwaar. Heel bizar hoe snel je vertrouwd kunt raken met een familie. Met tranen in m’n ogen lieten we Morón achter ons en reden we door naar Santa Clara.

Santa Clara


Het bezoeken van Santa Clara wordt door iedereen aangeraden en daar is één reden voor: het Che Guevara museum. Het was een indrukwekkend museum, uiteraard bomvol propaganda. Ik had verwacht dat Santa Clara verder een saai dorpje zou zijn, maar de sfeer was juist heel bijzonder. Samen met Engelsman Joe en Maria uit Ierland dronken we ‘s avonds iets teveel Mojito’s, rum en lokaal bier en danste iedereen de Salsa op straat.

Varadero
Jammer genoeg stond onze taxi de volgende ochtend weer om 9 uur op de stoep en snoeibrak begonnen we aan onze reis naar Varadero. We vonden een casa op 10 meter afstand van het aller, allermooiste stand dat we ooit hebben gezien. En totaal verlaten.

De 26e ging onze vlucht van Havana naar San Jose (Costa Rica) maar hoe bijzonder Cuba ook is, drie weken is te lang. We hebben er alles aan gedaan om de vlucht te vervroegen, maar tevergeefs. We hadden ons dus voorbereid op 1 week strand, duiken en surfen in Varadero, maar tot onze verrassing kregen we een mailtje van Cubana Air. De vlucht van de 26e was geannuleerd en dus vlogen we de 25e. We mailden terug dat we liever de 22e vlogen. En dat vonden ze prima. Wij blij, zij blij. En zo werd onze week Varadero ineens maar 1,5e dag.

Donderdag ochtend maakten we een 3 uur durende wandeling langs het 17-km lange strand. Heeft íemand ooit 17 km hagelwit strand en een helderblauwe zee gezien? Níet normaal. We regelden ook alvast ons vervoer naar Havana voor de volgende dag – want vanuit hier ging onze vlucht zondag – en zochten we onze reis naar Costa Rica uit.

Voordat we vrijdagochtend naar Havana vertrokken checkten we nog even onze mail. En tadaa; daar was de gevreesde mail van Cubana Air; “your flight to San Jose the 22th is cancelled”. Wat een organisatie. We hadden inmiddels alles al geregeld voor vervoer naar Havana én we hadden daar afgesproken met Shelly en Trent. Het lieve Amerikaanse stel dat we eerder al hadden ontmoet in Laos, Colombia én nu dus ook in Havana. We besloten dus gewoon de taxi te pakken naar Havana.

Havana


Hoewel ik wíst wat mij te wachten stond in Havana moest ik weer helemaal omschakelen. De vieze straten en die drukte.. Ik denk dat Havana nóóit went. Nadat we een uur hebben geknuffeld met Shelly & Trent was het tijd om iets aan onze planning te doen. In Cubana Air hadden we geen vertrouwen meer. De goedkoopste vlucht vanaf Havana was de volgende dag naar Cancún, Mexico. We hebben geen moment getwijfeld, een ticket en verblijf geboekt en dat was dat. Het is even schakelen, maar we gaan naar Mexico!

Cuba is een land dat mij in álle opzichten heeft verbaasd. Ik had nooit verwacht dat het nog zo’n achterstand zou hebben, je neemt letterlijk een kijkje in de jaren ’60. De Cubanen zijn welliswaar een beetje boefjes, ze hebben een bijzondere mentaliteit, helpen je graag en zijn o zo trots op hun land. En dan het eten. Had íemand ons hiervoor kunnen waarschuwen? Dan had ik kilo’s granolarepen het land binnen gesmokkeld. Er is ananas, papaya, ei, vis, varkensvlees, rijst, bonen, wit brood én pizza. Ik kan je vertellen; na 2.5 week voel je je een ontzettend verwende Westerling omdat je hunkert naar gezond en lekker eten. Als je Vegetarisch bent en op vakantie wilt naar Cuba is het ook écht aan te raden wat eten zelf mee te nemen. Maar hé, dit zijn allemaal luxe ‘problemen’. Dag bijzonder Cuba met je lieve mensen, wij gaan opzoek naar een bord vers fruit, yoghurt en granola. Op naar Cancún!

Dag 225 – 238. Bolivia

Uyuni trip

Zaterdagochtend werden we opgehaald door onze Spaans sprekende gids voor een 3 daagse trip met een 4×4 door de hoogvlaktes van Bolivia. Ook Lila uit de USA, Charlotte uit Frankrijk en Marion en Karl uit Duitsland gingen mee. Onze trip begon met 2x in de rij staan bij de grensovergangen en om 10 uur was het allemaal gefixt; we stonden in Bolivia! Onze gids had ondertussen een fantastisch ontbijtje klaar gezet. Na het ontbijt stapten we met zijn allen in de 4×4 en reden we naar de Geysers, de Blue, de Green én de Pink Lake waar duizenden flamingo’s in stonden. We voelden ons net een beetje Aziaten, die springen ook altijd de auto uit om foto’s te maken, en springen dan snel weer de auto in om het volgende te bewonderen. Nouja, zo ging dat ook een beetje bij ons.

De hele dag hebben we als een stel gekken op cacaobladeren gekauwd, dat schijnt goed te helpen tegen de hoogte. Zaterdag hebben we het hoogste punt van 5.000 meter bereikt, maar de cacaobladeren mochten helaas niet baten. Marion riep steeds dat we moesten blijven drinken, en lichte maaltijden moesten eten. Bij elke 1.000 meter die je omhoog gaat, moet je eigenlijk een liter extra drinken. Maarja, zie dat maar eens weg te krijgen. Savonds waren we allemaal moe, uitgeput en hadden we knallende hoofdpijn van de hoogte. We lagen dan ook met z’n allen om 8 uur al in onze dorm.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend leek het wel alsof de steen in ons hoofd zwaarder was geworden, maar naar mate de dag vorderde leken onze lichamen iets meer aan de hoogte gewend te raken. De rest van de dag zagen we vooral veel rotsformaties, beklommen we een aantal rotsen en zagen tot Kas zijn grote plezier vooral heel veel lama’s. De hele dag reden en liepen we door de mooiste natuur, wat een bijzondere wereld! Die avond was het met ieders hoogteziekte iets beter gesteld en sliepen we in een ‘Salt hostel’. Een hostel waar alles, inclusief de bedden, gemaakt is van zout. Het hostel was een stuk luxer dan die van de nacht daarvoor en als een stel blije kinderen genoten we van de warme douche, een goeie fles rode wijn en bijzondere gesprekken tijdens het avondeten. Aangezien de wekker de volgende ochtend om vier uur ging, was het vroeg bedtijd en probeerden we zoveel mogelijk slaap te pakken. Ondanks dat mijn hoofdpijn wat was gezakt, was ik nog steeds regelmatig buiten adem en snachs om 1 uur werd ik wakker van mijn hart die als een rázende tekeer ging. Door die hoogte voel ik mij net een kettingroker met astma.

Toen om 4 uur de wekker ging vond ik dat hélemaal prima. M’n hart maakte nog steeds veel te veel slagen en dat maakte me te onrustig om in slaap te komen. We sprongen de auto in en onze gids zette ons na 1,5 uur af bij een cactuseiland. We begonnen met een (kleine) klim naar boven maar voor Charlotte en mij voelde het alsof we een metershoge berg aan het beklimmen waren. Blij dat we boven waren, genoten we van de zon die langzaam opkwam en die de zoutvlaktes een warme gloed gaf. Wat een sprookje!

img_9829

Kas bleef ondertussen maar foto’s maken – terwijl de rest al beneden stond – dus ik vroeg of hij op wilde schieten. Mensen zeggen wel eens dat ík lomp ben. Maar die Karelse kan er ook wat van. Hij draaide zich wat wild om en een seconde later hoorde ik vanaf boven ‘nick, ik ben in een cactus gevallen’. Ik moest zó hard lachen. Totdat ik hem zag, zijn hele knie onder de cactusstekels. Het heeft wel even geduurd voordat ik alles eruit had gepeuterd.

This slideshow requires JavaScript.

Eenmaal beneden stond wederom het ontbijt klaar met yoghurt, koffie en véél cake. Vanaf hier zijn we een uurtje verder gereden naar een andere plek op de zoutvlaktes. Óveral waar je kijkt zie je hetzelfde; witte vlaktes van zout en een strak blauwe lucht. Dit natuurverschijnsel is zo bijzonder, úren kun je hier rondrijden zonder ook maar iets anders tegen te komen. Op de volgende plek kregen we ruim een uur de tijd voor foto’s. Want voor wie denkt dat die foto’s op de zoutvlaktes ‘zo gemaakt zijn’. Dat is dus állesbehalve waar.

img_0792

Onze laatste stop van de tour was bij een oud treinstation. Maar ik kon alleen maar denken aan een bed. Ik was duizelig, moe, had last van m’n ademhaling en was heel misselijk. Maar dat bed stond voorlopig nog niet op de planning. Onze tour eindigde namelijk in het stadje Uyuni en er is geen enkele reden om daar te blijven. Er is niets, behalve wat stoffige straatjes en huizen. Kas en ik hadden allereerst in gedachten om direct de nachtbus naar Sucre te pakken, maar dat ging ik echt niet meer redden. Daarom besloten we samen met Lila en Charlotte door te reizen naar Potosí. Dat was slechts 4 uurtjes reizen en dus een prima alternatief.

Potosí

Potosí ligt helaas nog steeds heel hoog – zoals heel Bolivia – en we waren ook daar weer druk met cocathee, water en cocabladeren. De volgende ochtend zijn we Potosí ingelopen samen met Char. Ondanks dat we al een paar dagen in Bolivia waren, was dit de eerste echte stad die we van Bolivia zagen. Waar we Argentinië en Chili nog redelijk ‘Westers’ vonden, was het in Bolivia echt alsof we jaren terug in de tijd gingen. De vrouwen lopen in lange, gekleurde rokken en zijn gewikkeld in gekleurde doeken. Veel zijn bruin van de zon, maar nog meer van de viezigheid. Kindjes spelen op blote voetjes op straat, hebben vieze oogjes en wangetjes en staren je allemaal een beetje bang aan.

Sucre

Na een ochtendje Potosí vonden we het wel welletjes en hebben we de middagbus naar Sucre gepakt. Sucre wordt ook wel de witte stad van Bolivia genoemd en daar is niets teveel over gezegd. Alle huizen en gebouwen zijn wit en het voelde meteen als een fijne en schone stad. Ook het Kultur Berlin hostel waar we verbleven was een warm bad met lieve mensen. We sliepen op een vierpersoons-dorm waar we de eerste nacht met zijn drietjes sliepen. Samen met Carolina, die we in de bus naar Potosí al hadden leren kennen. Savonds gingen we uit eten met Max uit Engeland, Carolina en natuurlijk met Charlotte. Het was een bijzondere avond waarbij veel gesproken werd over de klimaatverandering. Want voor wie ‘Before the Flood’ nog niet heeft gezien; foei! Doen; meteen na het lezen van de blog. Landen als Bolivia hebben het meeste te lijden onder de klimaatverandering en dat merk je aan alles. Bolivia kent momenteel de ergste droogte sinds 25 jaar en water is er moeilijk te vinden. Wij hadden mazzel dat ons hostel een werkende douche had, want in de rest van Sucre is dit niet het geval.

De volgende ochtend begonnen we met een ontbijtje bij het hostel, want tot nu toe zitten onze ontbijtjes óveral in Zuid-Amerika er gratis bij in. Carolina had al aangegeven dat het een goed ontbijt was, maar dit hadden we nog nooit gezien. Een gratis ontbijt betekent hier namelijk altijd wit brood, (droge, dikke) pannenkoeken en met mazzel een stukje fruit. Hier hadden we echter de keuze uit 3 soorten yoghurt, 4 soorten verse sap, álle soorten fruit, een mix van zaden en Quinoa, versgemaakte granola, 6 verschillende soorten brood (bruin brood!). En dan heb ik het nog niet over de wafels, cakes en de chocolademuffins. Je begrijpt; wij waren twee blije kinderen.

Nadat we rollend het ontbijt hadden verlaten, was het tijd voor onze eerste Spaanse les in Sucre. Nikkie – beste vriendinnetje van Kas – heeft hier vorig jaar Spaanse les gehad van Carolina en heeft ons haar nummer gegeven. Carolina stond hier meteen voor open en zo kwam het dat we woensdagochtend voor haar deur stonden. Drie uur lang leerde ze ons weer van alles bij en genoten we van haar enthousiasme en vrolijke karakter. Na de les wandelden we naar een oud klooster waar we boven op het dak een fantastisch uitzicht hadden over de stad. En terwijl ik van het uitzicht stond te genieten, voelde ik m’n darmen overuren maken. Ik riep in paniek naar Kas dat ik heel, héél snel een wc moest vinden. De rest van de dag liep ik met geknepen billen een wc te zoeken – sorry jongens, reizen is niet áltijd feest – en dronken we aan het einde van de dag een drankje bij Café Gourmet Mirador. Een café met rieten parasolletjes, lounge stoelen en een fantastisch uitzicht over Sucre.

‘S avonds ging Kas nog op boevenpad met Max, Sarah en Carolina en besloot ik maar optijd m’n bed op te zoeken. Helaas kwam ik er op de kamer achter dat we er een nieuwe roomie bij hadden gekregen. Een Duitse roomie van 70+ wel te verstaan. Toen ik binnenkwam stond de douche aan, maar mijn nieuwe 70+-roomie liep gewoon in de kamer rond. Ik vroeg haar of ze de douche nog ging gebruiken, maar die vraag moest ik 4 keer herhalen voordat ze het verstond. Ze was wat doof. Ze mompelde dat ze allang klaar was met de douche, dus die zette ik een beetje verbaasd maar weer uit. En dan te bedenken dat de rest van Sucre zonder water zit. Mijn 70+-roomie was vervolgens een uur bezig met spullen in & uit pakken en ging vervolgens op haar telefoon tikken. Met geluid op 100. De vraag of het geluid uit mocht, moest ik ook vier keer herhalen en beantwoordde ze met een gehaaste ‘sisi’. Helaas bleef het ‘tiktiktiktik’ van haar telefoon op volume 100 staan. Toen het éindelijk stil was, begon hetgeen waar ik bang voor was. Ze snurkte. En hárd. Wat een nacht. Om 5 uur was ze klaar met slapen en begon het ‘tiktiktiktiktik’ op volume 100 wederom en besloot ze wat in de kamer heen en weer te lopen. In haar pyjama, met haar camera om haar nek.

Tijdens onze Spaanse les de volgende ochtend zaten we er allebei als een stel zombies bij, wat dácht deze vrouw precies? Na de les besloten we voor een privékamer te vragen bij het hostel, maar dat was er helaas niet meer. Maar, zo lief als ze waren, plaatsten ze ons op een dorm voor 16 mensen waar geen anderen zouden slapen. We hielden een siësta en hadden savonds een ‘Italiaanse avond’ bij het hostel samen met Max.

Voordat we vrijdagavond de bus pakten naar La Paz hadden we allereerst nog een walkingtour en drie uur Spaanse les. Na twee uur kwam de moeder van Carolina vragen of we soms zin hadden in thee – de locals drinken thee en eten brood om 5 uur in de middag – en voor we het wisten zaten we met de hele familie aan tafel. Een uur lang oefenden we zo ons Spaans en leerden we meer over de lokale bevolking en haar gebruiken. Wat een fantastische gastvrije familie!

La Paz

De nachtbus naar La Paz was wat rommelig en we waren blij dat we om 6.30 bij het hostel waren. Onze kamer was al klaar en dus gingen we eerst nog voor twee uurtjes slaap voordat we de stad in gingen. La Paz ligt in een dal tussen de bergen en heeft een fantastische ligging. De stad verder is vooral snoeí druk en heel vervuild. Char was al een dag eerder aangekomen in La Paz en we hadden met zn drietjes afgesproken bij Cafe Del Mundo. Een schattige Westers tentje waar we het aan durfden om een salade te eten en een smoothie te drinken. Doordat de droogte zo erg is in Bolivia is het oppassen geblazen met het eten. Salades en fruit worden óf niet gewassen óf in vuil water en dat kan nog wel eens wat buikproblemen opleveren. Na het ontbijt zijn we met zn drietjes de kabelwagen in gedoken om naar het hoogste punt van La Paz te gaan. In La Paz gebruiken ze namelijk kabelwagens in plaats van metro’s om je eenvoudig te kunnen verplaatsen tussen de bergen. Savonds aten we met elkaar in het hostel. Er wordt nadrukkelijk geroepen dat je in La Paz níet de straat op moet in de avond en aangezien niemand om ons heen dat deed, besloten wij het gevaar ook maar niet op te zoeken.

Zondagochtend was Kas behoorlijk beroerd en besloten we voor een rustdagje te gaan. Hier had ik nog even een klein geluksmomentje dat ik dit keer de dans was ontsprongen maar hé, karma is a bitch. Zondagmiddag was ik de lul. M’n darmen van streek en de ergste hoofdpijn ooit. Na een beroerde nacht en ochtend besloten Kas en ik maandag toch even een rondje te lopen en wat te eten bij Cafe del Mundo, want Kas voelde zich inmiddels iets beter. En tsja, ik moest toch íets eten. Slechtste plan óóit. Eenmaal aangekomen bij het café liet ik mij geheel buiten adem en duizelig op een stoel zakken en na een minuut moest ik alweer naar de wc rennen. Eenmaal op de wc begon ik weg te vallen. Na 15 minuten met mn hoofd tussen mn benen op de wc strompelde ik terug naar ons tafeltje. Ik voelde natuurlijk íedereen naar mij kijken. ‘Kas. Je moét take-away vragen. Ik moet hier weg’. Zo gezegd zo gedaan, maar we moesten nog terug naar het hostel lopen. En dat ging dus niet. Ik zakte onderweg in elkaar en uiteindelijk heeft de taxi ons goddank veilig thuis gebracht. Lekker ‘even’ een stukje lopen pfff.

Copacabana

De volgende ochtend voelde ik mij weer zo goed als nieuw en we besloten verder te reizen naar Copacabana. Dat was vijf uur met de bus en bést een tikkie spannend. Want; geen wc. Maar we hebben het overleefd. Om in Copacabana te komen moesten we onderweg nog een watertje over en dat gebeurd echt op z’n Zuid-Amerikaans. Alle passagiers worden met een bootje over gevaren en de bus wordt op een apart, gammel bootje gezet en ook naar de overkant gevaren. In Copacabana is niet veel te doen. De enige reden dat mensen hier naartoe komen is voor Isla del Sol en vanaf Copacabana wordt je daarheen gevaren. Isla del Sol is een klein eilandje midden in het Titicaca Lake waar jaren geleden de inca’s hebben geleefd. Hier loopt een incatrail van de ene kant naar de andere kant van het eiland die je kunt bewandelen.

img_1113

Voordat we sochtends om 8.30 de boot pakten vanaf Copacabana naar Isla del Sol haalden we eerst wat te eten bij Carlos. Deze man staat elke dag met zijn karretje vol met Vegan Food in de haven van Copacabana. Zelfgemaakte, suikervrije energierepen, meergranen wraps met falaffel, meergranen brood met hummus of linzen én de lekkerste Vegan brownies óóit. Deze man verbouwd alle groenten zelf en het is echt zó lekker. Gezond eten in Zuid-Amerika is elke dag weer een opgave (hoe vetter hoe beter hier) en deze man maakte mij dus echt dólgelukkig.

Om 8.30 zijn we op een heel krakkemikkig en gammel bootje in 2,5 uur met een snelheid van 5km/u naar Isla Del Sol gevaren. Hier werden we aan de Noord-kant afgezet en 5 uur later aan de Zuid-kant weer opgehaald. De tocht was wat pittig door de hoogte, maar het was prachtig, indrukwekkend en heel rustgevend.

Wat ons wel opviel is dat Bolivianen niet echt open of gastvrij zijn. Ik had elke dag wel een boze Boliviaan achter mij aan omdat ik een foto maakte, wat dus niet gewenst was. Maar ook de kinderen zijn niet gediend van toeristen. Ze kijken je wat angstig aan, komen liever niet bij je in de buurt en zwaaien woest naar je camera. Ook op Isla del Sol was dit het geval. Dat volwassenen niet altijd blij zijn met toeristen begrijpen we, maar kinderen zijn vaak de manier om toch contact te kunnen maken met de lokale bevolking. Over het algemeen spelen ze wat om je heen, proberen ze oogcontact te maken en lachen ze wat verlegen. Maar de Boliviaanse kindjes vinden je of eng, of niet leuk en dat laten ze dan ook heel direct merken.

Donderdag was het tijd om Copacabana en tevens ook Bolivia achter ons te laten. Maar níet voordat we eten hadden ingeslagen bij Carlos. Wat een held. Hij blijkt niet alleen kok te zijn maar ook een eigen hostel te hebben waar hij al het eten zelf verbouwd. Díe hebben we helaas gemist maar als je ooit in Copacabana bent… Hostel Joshua it is. (http://hostaljoshua.blogspot.pe/)

We pakten donderdag de dagbus van Copacabana naar Arequipa. Onze eerste stad in Peru. In Bolivia genoot ik van het feit dat álles anders was dan we gewend waren. De cultuur, het eten, de mensen.. Ik vond het fantastisch om te zien dat er mannen op straat zaten met typmachines. Wilde je iets uitgetypt hebben, dan ging je naar één van deze mannen. Maar ik vond Bolivia een lastig land om kennis te maken met de bevolking. Alsof ze helemaal geen toeristen wíllen in hun land. En tsja, misschien is dat ook wel gewoon zo. We gaan je dan ook met rust laten. Op naar Peru!

Day 7-12. Ulaanbaatar – Mongolia

Ulaanbaatar – Mongolia + last part of the Trans Mongolia Express. 10-04-2016 // 15-04-2016

After our arrival in Ulaanbaatar on Sunday morning we wanted to do 2 things: take a shower and a good coffee. The shower was lovely and we felt so clean! Next step was finding a coffee place. Our hotel – the dream hotel – was in the middle of the center. Suprisingly the center was not as crowded as we expected, so it was easy to explore. On Monday we realized it wasn’t common to see an empty street – weekend was over.

The coffee place we found is named Caffè Bene and you have a few of them in Ulaanbaatar. It reminded me a bit of Starbucks but with a different brand name ;-). For dinner we went to a restaurant (named Sparta) around the corner of our hotel. The food was good and cheap, only 4 euro’s for a meal!

For Monday we booked a tour with Ulaanbaatar tours. We started the day with a one hour drive to a fascinating statue of Chinggis Khan. This statue is 40 meters high and is a memorial of the man who was the founder and Great Khan of the Mongol Empire, which became the largest contiuous empire in history after his demise. Besides watching this amazing statue from the outside, there is also a possibily to take a look inside. You can go inside to enjoy the view upstairs but there’s also a shop and a small ‘museum’ part. Our guide arranged something special for us – something Kas and I really enjoyed;). They gave us real Mongolian clothes and we had to take place in a ger so they could take pictures of us. The people working here but also the other visitors had more fun about this then we did. Can you imagine; two long blond dutchies with a white skin dressing like Mongolian people?

Anyways, the statue was beautiful and so was the view as soon as we reached the top. All this nature, so many unused square meters. You can not even imagine how streched out the nature is. Mongolia has 3 million inhabitants, the half of this population lives in Ulaanbaatar. So it’s not strange Mongolia has so much nature and space.

From the statue we drove to the National Park. The first stop here was at the turtle rock; nothing more then a big rock, that looks like a turtle. Funny to see how they make something out of a rock and sell this as a ‘special thing you need to see’. As long as you use your fantasies there’s an animal in every rock.

In the afternoon there was a real adventure waiting for us; horseriding. Yes – this will surprise the people who know me. It was great! Allthough I had the naughty one – of course – who refused to walk or to listen a few times. The nature around us was spectacular, it felt like we were in the middle of a painting.

This slideshow requires JavaScript.

The horseriding came to an end. I said goodbye to the naughty horse – I was thankful he brought me here safe – and I started the hike to the monastery. The view on the top was – again – wonderful. The monastery can be used by everybody who wants to meditate but is not used by monks anymore. In the past the monks went here to meditate for 3 months up to 6 years. Can you even imagine you sit on the ground for years and years, everyday in a row?

Tuesday morning a driver picked us up and it was time to prepare ourselves for two days at a Nomad Family. After 2 hours we saw three gers and many animals. We met the family; Choka the dad, Oanna the mom, Patoka the 4 year old kid and 3 big dogs. They gave us a happy welcome. We were the third guests they ever had: the first one was the Dutch king Willem-Alexander and his wife Máxima, the second was Ban Ki-moon and now we are the lucky ones!

Oanna welcomed us with a cup of hot milk with salt – something they all drink in Mongolia to stay strong. Their ger looked like a small museum. They had 2 beds, a heater which is warmed on coals and a small sink. The toilet was outside and contained a hole in the ground and 4 wooden planks covering it.

This slideshow requires JavaScript.

Oanna made us a real Mongolian lunch: soup with flower and meat – not my favorite – and noodles with vegetables. This first day we did a few hikes (the three dogs came with us as guards), played with the kid and enjoyed being around the animals. Being here during spring is amazing; they had lots of small goats and Tuesday morning a calf was born. How cute!

In the evening all the animals – except the horses – came back home. This family has over a thousand (!) animals. After this fascinating proces I helped Oanna making dumplings for dinner.

The next morning we woke up early and saw the sunrise. Everything was covered in white because it snowed during the night- the weather is unpredictable. After lunch we said goodbye to this great family and returned to the crowded city.

We didn’t finish the Trans Mongolia Express, the end of our trip was Beijing. Thursday morning we took the train again and this time we did share the cabin with two others; a Dutch couple from Groningen. Small world ;). The train was different then the previous; the beds were softer, the coupes were cleaner, they had two toilets ánd toiletpaper- so luxury!

After a couple of hours In the train I felt something on my head, I asked Kas to take a look but he wasn’t sure; was it a birthmark or something else? We asked Robin and Els – the Dutch couple – to take a look. Unfortunately it wasn’t a birthmark, but it was a tick. Robin – the tic expert – pulled it out of my head. Nasty, nasty animals! We organized afternoon drinks – with our train friends – to forget about the tick.

Anyways, I’m warned and will check every spot on my body from now on. Luckily it’s now time to go to the big city (hopefully without ticks);Beijing! We can almost touch it, only 5 more hours to go..