Dus, waar waren we gebleven.. We gingen naar Uluru! Onderweg hier naartoe kwamen we allereerst langs een salt lake. Een groot meer dat helemaal uit zout bestaat en waar níemand was. In Azië stond je bij elke bezienswaardigheid tussen hordes toeristen. Hier in Australië zie je die niet, ook de overvolle touringcars rijden hier niet rond.

Vanaf Salt Lake was het maar een klein stukje naar Uluru en nog geen 5 minuten later riep ik “Kas! Ik zie ‘m! Wauw, wat is ‘ie mooi!”. Ik was al druk bezig met foto’s maken toen Kas mij uit de droom hielp. “Dat is ‘m niet, dit is een andere”. Volledig in de waan dat ik dan éindelijk Uluru had gezien, was het dus verdorie gewoon Mount Connor.
Een goedkope camping vonden we vlakbij Uluru, maar na het lezen van de reviews wilden we toch naar een duurdere camping. Dingo’s (wilde honden) zorgen ‘s avonds op de goedkope camping voor nogal wat onrust. Zodra we bij het visitors centre uitstapten zagen we de eerste al rondsnuffelen. Jep, dat werd dus tóch een beetje meer betalen.
Aan het einde van de dag reden we naar Uluru om de zonsondergang te bekijken. Natuurlijk hadden we al het een en ander gelezen over deze plek. Dat mensen het bijzonder magisch vonden, dat het hét spirituele middelpunt van Australië is en als je hier niet bent geweest, ben je dus niet in Australië geweest. Ik vond dat een hoop ‘blabla’, hoe kan een rots nu zó bijzonder zijn? Maar die gedachte verdween direct toen we daar stonden. Het wás magisch. En nog veel meer dan dat. Naar mate de zon onder ging, veranderde de kleur continu. Van lichtrood, naar diep donker rood, naar bijna paars, totdat ‘ie zwart kleurde. Ik kon niet wachten om Uluru de volgende dag van dichtbij te bekijken.
Dat het kouder werd, hadden we de vorige nacht al gemerkt. Maar de kou van deze nacht viel vies tegen. Ik lag als een soort Michelin-poppetje in ons busje, maar de sokken, lange broek, drie truien en muts mochten niet baten. Ik was ijs en ijskoud. Met Kas ging het ook niet veel beter en al bibberend tegen elkaar aan hebben we geen oog dicht gedaan. Gelukkig mochten we om 5 uur al ons bed uit. Er stond ons namelijk een bijzondere ochtend te wachten. We gingen de zonsopkomst bekijken bij The Field Of Lights, een veld met 500.000 lichtjes voor Uluru. Een ontwerp van Bruco Munro, waar hij 20 jaar over na heeft gedacht en het komende jaar te bewonderen is. Met wederom drie vesten aan en een fleecedeken van de organisatie liepen we naar het uitzichtpunt. Het was net alsof we naar een veld met lichtgevende tulpen stonden te kijken, met op de achtergrond Uluru. Het was zo mooi. Alsof we in een sprookje waren gestapt.
Terwijl we de warme chocolademelk en theetjes dankbaar aanpakten vroegen wij of we de enige waren die het zó koud hadden. Maar dat bleek zo gek nog niet. De temperatuur was op dat moment 3 graden en de gure wind zorgde voor een gevoelstemperatuur van onder de 0. De organisatie verblijdde ons met het nieuws dat we het élke dag een stukje kouder krijgen naarmate we naar het zuiden reizen. Heel geruststellend dus.
Nadat we een half uur onder een warme douche hadden gestaan, reden we nog een rondje om Uluru en bekeken we deze nog eens van dichtbij. Het is onmogelijk om uit te leggen hoe het er uit ziet. Het is zó imposant en indrukwekkend. Ook reden we nog naar Kata Tjuta. Weliswaar een minder bekende rots, ook deze was wederom indrukwekkend te noemen.
Na een hoop foto’s, veel ‘ge-oooooh’ en ‘ge-waaauw’, reden we alvast een stukje de goede kant op. We reden nog een paar honderd kilometer tot we weer een stuk op de oude vertrouwde Stuart Highway zaten. We verbleven bij roadhouse Kulgera waar we dankbaar onze avond doorbrachten bij de openhaard. Het leek er even op dat de Aboriginals deze rustige avond gingen verstoren, maar na 10 minuten schreeuwen verlieten ze de kroeg.
De volgende dag reden we wederom een paar honderd kilometer, dit keer naar Coober Pedy. Hier draait alles om de opaal mijnen. In dit kleine dorpje woont en leeft iedereen in de bergen, onder de grond. We vonden een verblijfplek onder de grond, de laatste die nog in het dorpje te vinden was. Het was een riant appartement met een eigen keuken, bank en…. Een bed. Tijdens het reizen ga je de raarste dingen in een keer heel erg waarderen. Ik was zo blij als een kind toen ik dat bed zag staan. Niets geen koude nacht in het busje, maar een warm, groot bed. Voordat de relax-modus bij ons aan ging reden we eerst nog naar een opaalwinkeltje. Een grappige, Griekse vrouw verwelkomde ons en liet ons álle sieraden zien die ze had. Heel mooi, maar met alles boven de 500 dollar, íets boven ons budget.
De volgende ochtend waren we helemaal als nieuw. Aangezien je onder de grond slaapt, is het aardedonker en muisstil. We konden er wel weer even tegenaan. De eerste stop die dag was het Old Timers Museum. Hier zie je hoe het werken in de mijnen er aan toe gaat en hoe de huizen van de inwoners eruitzien. De volgende stop was bij de golfbaan van Coober Pedy. Een golfbaan in de middle of nowhere, moest uiteraard uitgeprobeerd worden. Er was wederom niemand, en de golfclubs en ballen konden we zelf binnen ophalen. Want je denkt toch niet dat hier iemand werkt? Het afslaan was het leukste gedeelte want zodra je je ook maar een stap verzette, sprongen de sprinkhanen je om de oren. Maar dus echt. Bij elke stap die je zette hoorde je:’tiktiktiktiktiktiktik’. Dat verklaarde de lege golfbaan in elk geval wel.
Voordat we dit bijzondere dorpje achter ons lieten, gingen we nog even naar de OP-shop (tweedehandswinkel). Nérgens in dit land is nog winterkleding te koop en dus probeerde we het bij deze winkel. Helaas. Wederom geen winterjas voor ons in de schappen.
Na het golfen lieten we Coober Pedy voor wat het was en reden we naar onze overnachtingsplek; Lake Hart. Een gratis plek waar je 24/7 mag staan. Je hebt dan weliswaar geen douche en wc, het uitzicht was het allermooist. Lake Hart is een zoutwater meer en dus begonnen we de volgende ochtend met een hardloop rondje om het meer. Het zout kleurde met de zon mee en de weerkaatsing van de lucht op het meer leek wel een schilderijtje. Dit was bést heel fijn wakker worden op onze laatste dag in de outback.
We moesten veel kilometers afleggen. In eerste instantie wilden we al stoppen in Port Augusta, maar een kennis raadde dit af. De aboriginals zorgen hier wederom voor veel onrust en een andere slaapplek zou wellicht wat ‘relaxter’ slapen zijn. We besloten dus maar een stuk verder te rijden en te overnachten in Barossa: de wijnstreek van Zuid-Australië. Het is heel bizar dat je het ene moment nog in de outback rijdt (dorre landschappen waar níets is) en het andere moment middenin een prachtig, groen, heuvelachtig landschap bent. Na een dag alleen maar rijden, vonden we dat we aan het einde van de dag wel een wijnproeverij hadden verdiend. We kregen de heerlijkste wijnen voorgeschoteld en vroegen de vinoloog hoe zo’n proeverij in zijn werk gaat. Moet je daar voor betalen of moet je verplicht een wijn kopen? Allebei niet, de proeverij is gratis en je kunt zo de deur weer uitwandelen. Dat we ons dan een beetje bezwaard voelen vonden de mede-wijnproevers niet terecht. “We were at a winery and a Japanese man bought for 500.000 dollars wines. In cásh. So don’t feel sorry, other people make it up for you.”
Nadat de wijn naar ons hoofd was gestegen gingen we terug naar onze camping. Drie Australische koppels van rond de 60 waren hier een vuurtje naast onze auto aan het maken. We brachten de rest van de avond door met deze veel te lieve mensen. Toen ze zagen dat we alleen een soepje hadden gegeten kwamen ze aan met groenten, aardappelen en brood. “You want some wine too? Maybe a beer? Or some cheese! Yes you want some cheese huh?” We bedankten ze keer op keer, maar Kas kon toch echt niet meer onder het broodje uit dat ze voor hem gemaakt hadden. Tot ‘s avonds laat spraken we over Australië, haar 25 miljoen inwoners (bizár hoe weinig) en het probleem rondom de Aboriginals. Een ander bijzonder verhaal dat zij vertelden was hun ontmoeting in de outback met een local jongetje van 8 jaar. Zodra het begon te regenen kreeg het jongetje een paniek aanval. Hij had in zijn hele leven nog geen regen gezien en de schrik zat er bij hem goed in. Dat kun je je toch niet voorstellen? 8 jaar geen regen..
We begonnen de ochtend in Barossa met een kaasproeverij. Voor echte kaasliefhebbers zoals wij is dit echt een walhalla. De rest van de dag gingen we zoveel mogelijk wijnboerderijen af en proefden we tientallen verschillende wijnen. Jammer genoeg kon er niet gedronken worden, want dezelfde dag nog reden we verder naar Adelaide.
Vrienden van familie wonen hier en na wat heen en weer ge-app hadden we afgesproken om daar te gaan borrelen. Met een flesje wijn, een port en de lekkerste kaasjes reden we hier naartoe. We werden warm onthaald en kregen direct te horen dat het bed al was opgemaakt. Of we het misschien leuk vonden om zéker tot zondag te blijven, zodat ze ons nog wat van de omgeving konden laten zien. Ons antwoord hierop was direct een dikke JA. Toen Kas en ik ‘s avonds tevreden in het warme bed lagen, hadden we het over hoe bijzonder deze gastvrijheid is. Tot 3 dagen geleden hadden ze nog nooit van ons gehoord, en nu ontvangen ze ons met open armen en mogen we hier een paar nachtjes logeren. We blijven hier tot zondag van de stad en de lieve mensen genieten, totdat we zondag beginnen aan de Great Ocean Road. Lieve Marc en Mandy; DANK voor alles!
Haha wat n giller hij Marc en mandy geweest. Jammer dat ik het niet wist anders had je een kus kunnen geven! Wat n mooi verhaal weer Xx
LikeLiked by 1 person
Prachtig die foto’s van die lichtjes! Mooi kunstwerk ❤️ Fijn verhaal weer! De great ocean race klinkt veel belovend, enjoy 😘
LikeLike
Knapperds wat zien jullie er goed en gelukkig uit. Wat een uitzichten zien jullie en wat een intense geniet momenten keer op keer! Liefs
LikeLike