Dag 162 – 171. Blue Mountains -Brisbane.

Blue Mountains

Van Bondi Beach reden we door naar de Blue Mountains, het bekende National park dat op 3 uur rijden van Sydney af zit. Een National park vol met bijzondere natuur, maar vooral bekend om de Three Sisters. Toen we rond 4’en arriveerden zaten we in dubio, nu al naar de Three Sisters of gaan we relaxen op de camping? We gingen voor de eerste. Het was mooi weer, het uitzicht was bizar mooi en de Three Sisters maakten zeker indruk. Wat kan natuur toch bijzonder zijn.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend werden we wakker in een dikke mist. Je kon hooguit 4 meter vooruit kijken, maar daar was ook alles mee gezegd. Sta je dan met je goede gedrag. In één van Australisch mooiste National parken waar het allemaal draait om uitzichten, uitzichten én uitzichten. We begonnen bij een uitzichtpunt waar ik veel over had gelezen – “wat een landschap”, “je blijft kijken” – en het zou vást allemaal heel erg waar zijn, ik heb geen idee. Wij zagen alleen maar wit.. We besloten dus maar naar beneden te lopen naar de watervallen, die lookouts lieten we maar voor wat het was. Na de eerste watervallen dronken we een koffietje in het dorpje. De eigenaar vertelde dat we mazzel hadden met de mist, meestal kun je niet verder kijken dan 1 á 2 meter. Gezellig wel als je daar woont. Na het koffietje liepen we naar nog een waterval. De klim was weliswaar steiler, de watervallen waren de moeite waard.

Nelson Bay

Nadat we uitgespeeld waren in de mist, zijn we doorgereden naar Nelson Bay. Een plaatsje aan de kust, waar we een fijne camping vonden. We hadden voor de volgende dag nog geen concrete plannen en dus gingen we op onderzoek uit. Kas riep al zolang we in Australië zijn dat hij hier zo graag wilt duiken. “Maar die hááien hier Kas…..”. Mijn lief haalt dan zijn schouders op, rolt een beetje met zijn ogen en zegt “ach, doe normaal. Die heb je overal.” Ik probeerde hem te overtuigen dat ze niet óveral zijn zoals in Australië enne.. Dat water hier is niet zo lekker warm als in Azië. Toen Kas in een boekje las dat er gedoken kon worden in een badplaatsje naast Nelson Bay, wilde hij dit maar al te graag. Er ontstond een discussie en uiteindelijk heeft Kas ‘m gewonnen. Er ging gedoken worden. De volgende ochtend om 9 uur gingen we de grote oceaan eens van dichtbij bekijken.

Port Stephens

image

Ik was een beetje nerveus. Ben ik áltijd voor het duiken – daarom is het ook zo leuk – maar dit keer was het anders. We arriveerden in Port Stephens en Juun ging zijn eigen weg. Visje halen voor die avond, koffietje drinken in de haven, dat soort dingen. Bij de duikschool kregen we een dik duikpak aan en werden we voorgesteld aan onze divemaster. Samen met hem en 2 duikprofs – waarvan 1 duikfoto’s maakt voor de National Geographic (www.malcolmnobbs.com) – gingen we het water in. Ik vertelde onze duikmaster over mijn haaien angst. En of hij wel eens een échte heeft gezien – je weet wel, zo’n witte. “I do at léast 500 dives a year, And I’ve seen only one in my life”. Oké, dat was geruststellend. Op de vraag of het water heel koud was, antwoordde hij dat het zéker kouder was dan in Azië, maar met het dikke pak moest het goed te doen zijn. Priemdelapriem, we gaan ervoor.

Op de boot werden er grapjes gemaakt, de sfeer was ontspannen en toen waren we op plaats van bestemming. We zagen rotsen vól met zeehonden. “Jackpot” noemden de duikers en de schipper het. Hier konden we heel mooi met de zeehonden duiken. “I’ve never seen só many seals on the rocks, you lucky bastards!”. Ik checkte mijn gear en sprong achter Kas aan het water in. Ik had kou verwacht, maar dit. Ken je dat gevoel dat ademen lastig is vanwege ijskoud water? Dat dus. Fuck, wat was dit koud. Ik keek 1 van de profduikers aan, hij hielp mij mijn ademhaling reguleren en toen gingen we naar beneden. Maar het ging niet. Ik had niet genoeg gewichten om en ik kwam niet naar beneden. Ik keek onder water, zag wat groots zwemmen – dit was het moment dat ik nog dacht dat er zeehonden zwommen – en keek wederom naar de andere duiker. Hij riep iets, maar ik hoorde het niet. “Klote gewicht”, mompelde ik nog. Hij riep weer iets, en toen hoorde ik het pas. “White shark under us!”. Wat een lullige grap, dacht ik. Hij weet hoe bang ik ben, en dan dit soort geintjes. Ik friemelde nog wat aan mijn vest – wáárom ga ik niet naar beneden? – en hoorde toen die duiker weer schreeuwen. “White shark under us! Swim as hard as you can! Start the engines!”. Ik zag de paniek in zijn ogen en toen realiseerde ik mij pas dat het helemaal geen grap was. Ik was zó in paniek dat ik mijn lucht kwijt raakte, mijn BCD vergat op te blazen en ineens niet zo goed meer wist hoe ik moest zwemmen. Ik wist de zijkant van de boot te bereiken toen de kapitein zei dat ik daar niet in kon stappen. Ik moest naar de achterkant. “Its okay love, you are almost safe, come here, its okay, almost there”. Ik hoorde de paniek ook in zijn stem. Ik bereikte de achterkant van de boot tegelijkertijd met Kas. Die kút flippers wilden natuurlijk niet uit en ik bleef maar om mij heen kijken. Eenmaal in de boot kon ik wel huilen. Maar we misten Malcolm – de fotograaf – nog. De angst sloeg even toe, maar ook hij kwam heel de boot in. “Ik ga nooit meer dat water in Kas. Ik doe het niet meer”. Dat die zeehonden allemaal op de rotsen lagen, was dus goed te verklaren. Deze witte haai was levensgevaarlijk: hongerig en op jacht. Op de boot kwamen we bij van de schrik en we waren klaar om terug te varen naar het vaste land.

Maar nee hoor, niets was minder waar. Onze kapitein besloot met onze divemaster om naar een andere duikplek te gaan. Tot onze verbazing was dit ongeveer 200 meter van de duikplek waar we de witte haai zagen. “The white shark won’t swim to the place” zei de kapitein. Hoe hij dit zo zeker wist mag Joost weten, ze waren allemaal hartstikke gek. Dat water wilde ik niet meer in. “We’ve never seen a white shark at the place we’re going now. I don’t want to force you, but it’s safe”. Vulde onze divemaster aan. Ik ging uiteindelijk toch overstag. Kas twijfelde namelijk geen seconde. Deze Freek Vonk 2.0 vond het namelijk de normaalste zaak van de wereld om weer het water in te gaan. Eenmaal in het water bleven de duikprofs er maar op hameren dat we samen moesten blijven. “As close as possible”. De angst zat nog in zijn ogen. Ik zag het en ik voelde het. Uiteindelijk zwommen we langs tientallen, honderden Port Jackson Sharks (mini’s) en zagen aan het einde een gíant Grey Nurse Shark. Overdag kun je de Grey nurse shark prima tegen komen, dan slaapt de helft van zijn hersenen en doet hij als het goed is niets. ‘S avonds is het samen met de witte haai de gevaarlijkste. Noem mij een schijterd, ook hiervan gingen mijn knieën trillen. Ik wilde die boot weer in. Eenmaal in de boot complimenteerden de duikers ons dat we de tweede duik gemaakt hadden, “now you’ve a great story to tell.”

Bulahdelah

image

En de ‘great story’ werd als eerst gedeeld met Junior die ons al stond op te wachten op de kade. De mannen aten een fish & chips in het zonnetje en we reden door naar een gratis camping in Bulahdelah. Junior vond dat in eerste instantie niet zo’n goed idee – ja, geen douche de volgende ochtend is inderdaad een beetje vies, maar wél goed voor het budget – maar toen er een pub naast bleek te zitten was het allemaal ineens wat minder erg.

Forster, Port Mcquerie & Coffs Harbour

We werden wakker door het zonnetje en reden door naar Forster. Een badplaatsje waar we een wandeling maakten naar een mooi uitzicht en genoten van een koffietje aan het strand. Bij Port Mcquerie liepen we langs de rotsen aan het water welke allemaal beschilderd zijn. We sloten de dag af in Coffs Harbour.

Byron Bay


Wanneer je het over dit badplaatsje hebt, heb je het over mooie stranden vol met surfers, hippies en de bijbehorende tentjes. We wilden graag nog een dagje ‘chill’ en dus reden we hier naartoe. De camping was weliswaar réteduur – 70 dollar voor een plekkie – we besloten er goed van te genieten. Het zonnetje werkte mee en er was níets gelogen over deze plek. Wat een relaxte sfeer. Een beetje Bali, maar dan klein en minder toeristisch. We genoten ‘s avonds van de sfeer, de mooie barren en de cocktailmenu’s.

Kas en ik waren vroeg wakker – dat uitslapen is de afgelopen 5,5 maand nog niet echt gelukt – en liepen naar het strand. Om 6.45 lag de zee al vol met surfers en waren de hardlopers niet te tellen. We zagen een walvis spelen in de zee en de dolfijnen sprongen langs de surfers. Beter kun je de dag niet beginnen toch? We sloten ons verblijf in Byron Bay af met – heel verrassend – een koffietje in de zon.

Goldcoast

This slideshow requires JavaScript.

Vanaf Byron Bay gingen we verder met onze route naar de Goldcoast. Onze eerste stop was Tweet Head. Een mooi strand, een helderblauwe zee en ondanks de warmte heel rustig. Het water was fris, maar Kas vond het een mooi moment om een duik in het water te nemen – hij liever dan ik. Junior bouwde naast mij een zandkasteel en ik genoot van de zon. We reden door naar de Tumgun Lookout bij Burleigh Beach, hier was het daarentegen wél razend druk. We vervolgden de weg maar de Goldcoast. Wat een stad! De Broadbeach boulevard is hélemaal volgebouwd en het strand vol met mensen. Het plan was om in Goldcoast een camping op te zoeken, maar de prijzen! In Byron Bay hadden we immers al ver boven ons budget gekampeerd, hier kwamen ze met prijzen rond de 86 dollar. We besloten dus door te rijden naar Canungra. Een plaatsje dat meer landinwaarts ligt. We maakten een vuurtje & genoten van warme Marshmallows.

Canungra

Op internet had ik gelezen over een ‘Heart Shaped Pool’. De camping eigenaresse waarschuwde ons echter voor het weer. Wanneer het regent, gaat het dicht en de weersvoorspellingen waren niet al te best. De volgende ochtend was het redelijk droog en we besloten dus maar vroeg weg te rijden, misschien hadden we mazzel. Het pad naar beneden was behoorlijk stijl en glad, maar hé: we wilden de ‘heart Shaped pool’ zien. Er was een kleine waterval en de rotsen moesten het hart vormen. Ik denk dat de foto die ik op internet had gezien van een redelijke hoogte is genomen, want de vorm van een hart konden wij er niet uithalen. Bummer, maar wél een goede morning-workout gehad. Want hoe stijl en glad het naar beneden was, het was ook weer een behoorlijke klim omhoog. Vooral Juun heeft deze route goed afgelegd, want hoe pittig het ook was: hij deed het gewoon! We stapten wederom in de auto om naar onze laatste Australische bestemming te rijden: Brisbane.

Brisbane

This slideshow requires JavaScript.

De volgde ochtend hebben we het pontje gepakt bij de Southbanks. We stapten uit bij Eagle Pier waar we wat dronken en een mooi uitzicht hadden over de Story Bridge. Na een wandeling door de stad begon de zoektocht naar een Kangoeroe burger. De mannen hebben het hier al weken over, maar het is hier niet te vinden. Toen Kas en ik in de outback reden kon je het óveral krijgen. Ik vertelde Kas dat hij hier nog wel de kans voor kreeg, “dat kun je in heel Australië eten”. Niet dus. Ook in Brisbane hebben de mannen weer tevergeefs gezocht. En als je het vraagt, word je tóch een beetje raar aangekeken. Ligt er hier soms een taboe op kangoeroe vlees?

De rest van de dag genoten we van de zon en bezochten we het museum van Brisbane. Met de bus gingen we weer terug naar de camping. Bij de tweede stop stapte er een vrouw met twee kinderen in. Het jongetje had zijn broek op zijn knieën hangen – en hij had pas net leren lopen, het zag er nogal ingewikkeld uit – en de moeder schreeuwde tegen het meisje. Want hoe had ze haar broertje vanochtend aangekleed? Had ze soms een broek uit haar eigen kast gepakt? Het meisje beaamde dat, ze dacht dat het hem wel zou passen. Ze begon snel een gesprek met andere mensen, terwijl haar moeder ernstig met haar kaken stond te knarsen en met zichzelf stond te praten. Die zat duidelijk aan de drugs. De kleren van het meisje waren vies en gescheurd, op haar armen zaten blauwe plekken. Zo ook bij het jongetje. Na nog wat geschreeuw en gedoe, stapten ze samen met ons de bus uit. Het jongetje rende vrolijk de drukke straat over, terwijl de moeder schreeuwde dat het meisje haar broertje eens in de gaten moest houden. Straks gebeurde er nog iets met hem, en dan was het haar fout. Ik vond het nogal wat. Wat kun je in godsnaam doen in zo’n situatie?

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend begonnen we bij Bunker. Een koffietentje dat in een bunker uit de Tweede Wereldoorlog is gebouwd. We aten een broodje in het park, Kas pakte een kappertje en Juun en ik gingen samen op pad. ‘S avonds genoten we van het Brisbane Festival met live muziek, drankjes en de waterfront die helemaal roze kleurde in teken van het festival. Bizar dat onze laatste avond Australië dan echt was aangebroken.

image

Woensdag was dan toch écht onze laatste ochtend in dit mooie land. ‘S ochtends werden we door Juun verrast met een ontbijtje en koffie. We brachten de camper terug naar Camperman en toen werd het toch echt wel tijd om naar het vliegveld te gaan. Junior terug naar Nederland, wij door naar onze volgende bestemming: Nieuw Zeeland. Land nummer elf, en bíjna 6 maanden op de teller.

Dag 155 -162. Melbourne – Sydney

Bij Aussievans stond een nieuwe camper op ons te wachten, dit keer eentje voor drie personen. Kas en ik waren inmiddels onze Wicked camper gewend en die was een stúk kleiner. Deze nieuwe camper had een klein keukentje en een prima plekje waar we kunnen zitten en eten. Junior zijn gezicht sprak echter boekdelen. Hij vond het wat ‘krapjes’ allemaal.

Philip Island

Onze eerste bestemming was Philip Island dat bekend staat om haar inwoners: 30.000 pinguïns. Met zonsondergang komen alle pinguïns het strand op om terug te keren naar hun huisjes. Het was zó lief. Ze kwamen met hele groepen uit de zee en waggelden voorzichtig richting de duinen.

Toen we Savonds laat aankwamen op de camping hadden we allemaal trek, alleen ons gaspitje werkte niet écht mee. Aussievans had ons dus een camper meegegeven waarvan 1 raam niet werkt – en ja, uiteindelijk zijn we daar te makkelijk mee akkoord gegaan – én een gasstel dat kapot is. Lekker dan.

Lake Entrance

Na een wat onrustige nacht – met zijn drietjes in een camper is net even wat anders dan samen – zijn we eerst naar een ‘garage’ gereden waar ze ons gasstel hebben gemaakt. Deze garage lag op de route naar de Snowy Mountains, onze volgende bestemming. Althans, dat dachten we. Zonder sneeuwkettingen mag je hier echter niet naartoe en of we nou écht zin hadden in de kou… We besloten een andere route voort te zetten en naar Lake Entrance te rijden. We hadden hier veel positieve verhalen over gehoord, maar tot op de dag van vandaag weten we nog niet echt wat het nou was. Een meer inderdaad. Maar niet veel anders dan we ze al hadden gezien.

Merimbula.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend was het vroegdag. We wilden om 11.30 een walvistour doen die op 3 uur rijden lag, maar wilden hier voor ook nog naar Pebbly Beach. Een wit strand dat het thuis is van vele kangoeroes. Kas had Pebbly Beach gevonden op onze routeplanner en om 6.15 reden we weg van onze camping. Terwijl Kas reed besloot ik de route nogmaals te checken. Deze route leidde ons inderdaad naar een Pebbly Beach, maar níet naar de Pebbly Beach waar we naartoe moesten. We besloten de walvistour van 9 uur maar te pakken, maar dat betekende wél een race tegen de klok. We zijn als speedy Gonzales door de bossen gereden en kwamen om 8.50 stípt aan. Bibberend in ons zwemvest gingen we op een rubberboot de oceaan op. Ik was zó nieuwsgierig. Ik had in mijn hoofd dat we misschien één walvis vanaf een afstandje konden zien. Maar we waren nog geen 5 minuten op het water of we werden omringd door zéker 8-10 walvissen. Er zwom 1 vrouwtje tussen en de mannetjes waren zich flink aan het uitsloven ‘there is a bíg competition going on’, aldus onze gids. Ze zwommen onder de boot door en waren vrolijk aan het zwaaien met hun vinnen en staart. Junior riep alleen maar ‘ooh’ en ‘aah’ en Kas en ik stonden vól verbazing te kijken. Misschien zelfs wel een beetje ontroerd dat we ze van zo dichtbij hebben mogen zien. Verderop zagen we een walvis uit het water springen – de uitslover – en waar we ook keken; we zagen ze overal en er doken steeds weer nieuwe op. Al deze walvissen zwemmen terug naar Antarctica en kwamen dus met tientallen langs de kust van Merimbula. Je kunt je toch niet voorstellen dat er mensen zijn die op deze bijzondere beesten jagen? Als ik terug denk aan deze ochtend word ik er nog een beetje stil van. Jep, deze ervaring gaat zéker in mijn top 3. Na een koffietje zijn we nog een stuk doorgereden naar Canberra, waar we ‘s avonds sliepen.

Canberra

Canberra stond voor de volgende ochtend op het programma. In de hoofdstad van Australië is niet héél veel te beleven – het is een dorp vergeleken met Sydney of Melbourne – en dus bezochten we alleen het parlementsgebouw. Hier kregen we een gratis rondleiding en zagen we een klok die Nederland kado heeft gegeven én een prominente plek in het gebouw heeft gekregen.

Pebbly Beach

We lieten Canberra voor wat het was en reden verder Noord naar Pebbly Beach, dit keer wél naar de juiste. Op het strand waren inderdaad tientallen kangoeroes te zien en we besloten onze Campervan hier neer te zetten voor de nacht. Andere campinggasten informeerden ons dat het niet gratis is en dat een ranger het geld op komt halen. Er was weliswaar geen warme douche en de wc’s waren niet de schoonste, we vonden de plek té bijzonder om nog door te rijden. We klapten ons stoeltjes uit op het strand, wijntje en een chipje erbij: ons hoor je niet klagen. Of nouja… Een gíant van een kangoeroe had trek en wilde graag wat chips van Junior. Hij sprong zonder pardon bij Juun op schoot, maar die liet zich niet kennen. Je denkt toch niet dat het Junior ook maar íets doet dat er een kangoeroe van bijna 2 meter bij hem op schoot zit?

‘S avonds tijdens de afwas merkten we ook dat we middenin een National park zaten. Junior en ik deden de afwas en een combinatie van een mini kangoeroe en een bever met een varkensneusje kwam ons even inspecteren. Junior had een hoofdlampje op, maar wel op voorwaarde dat hij dichtbij mij zou blijven (het wordt hier zó donker). Hij was echter druk in de weer met dat beestje en zijn fotocamera en ik stond daar in het donker.. Het beest nam een aanloop en sprong over mij heen- best een prestatie – en ik bleef maar roepen ‘Juun! Licht! Ik wil weten waar dat beest is!’. Maar mijn broertje was hélemaal in zijn element, was mij totaal vergeten en liep met fotocamera én hoofdlampje achter het beestje aan. Lékker dan.

De volgende ochtend konden Kas en ik de slaap om 6 uur niet meer vatten. We besloten een rondje strand te lopen en kangoeroes te kijken. De ranger hadden we nog niet gezien en we hadden so far dus gratis overnacht. We rammelden Junior z’n bedje uit en stelden voor om ergens anders te ontbijten en hier zo snel mogelijk weg te rijden. Jammer genoeg viel het hele plannetje in duigen toen de ranger 5 minuten later alsnóg zijn 30 dollar kwam ophalen. Shit, gratis overnachting mislukt.

Great Pacific Road

Vanuit hier reden we de Great Pacific Road naar Sydney. Een heel bijzondere brug over de oceaan en we hebben ons laten vertellen dat het één van de mooiste bruggen in de wereld is. En via deze mooie route, reden we zomaar Sydney in. Nog niet de echte stad, maar een subburb. Junior heeft elf jaar geleden ook een tijdje in Sydney gewoond en dus reden we langs zijn oude huis. Drie Aziaten deden de deur open en met handen en voeten probeerden we uit te leggen wat we daar kwamen doen. Na een tijdje begrepen we dat het een huis was geworden voor Aziatische studenten en Junior zijn gastmoeder hier helaas niet meer woont. Dat het een Aziatisch studentenhuis is geworden verbaasde ons echter niets. Ze zijn hier óveral.

Sydney

Diezelfde avond sliepen we op een camping net iets buiten de stad en de volgende ochtend voelde ik een echte kriebel in mijn buik. We gingen de stad in! De camping lag op tien minuutjes afstand van de GVA – de accommodatie waar ik 7 jaar geleden 3,5e maand woonde. Het was zó bizar om hier rond te lopen. Alles was nog hetzelfde en alle herinneringen van de mooiste tijd van mijn leven kwamen langzaamaan weer terug. Kan ik éven terug in de tijd?

De GVA zeiden we gedag en we reden verder naar de wijk Woolloomoolloo, en ja: dat klinkt net zo leuk als het is. In deze hippe wijk hadden wij voor twee nachtjes een AirBNB appartementje gehuurd. We begonnen ons Sydney avontuur tegenover ons huisje: de lokale zaterdagmarkt. Hier komt de hele buurt om boodschappen te doen. De lekkerste take-away koffietjes, vers bereide granola, honderd soorten speltbrood en vers gebakken koekjes in alle vormen en maten. Ik voelde mij hier hélemaal thuis. Mensen die net klaar waren met hun hardlooprondje kwamen hier een ontbijtje halen, de buren namen de week even met elkaar door en groepen vriendinnen zaten aan de healthy superbowls en cappu’s. Dit wil ik in Nederland ook graag bij ons om het hoekje.

This slideshow requires JavaScript.

Vanaf deze leuke markt liepen we verder de stad in. We liepen langs mijn oude school, de foodcourt waar ik elke middag zat en zo stonden we ineens op Circular Quay. Het gedeelte waar het Opera House staat, de ferry’s af en aan gaan en de Harbour Bridge goed te zien is. Deze stad.. Verveelt écht nooit. Er is hier zoveel te zien. Op Circular Quay was een Food Festival aan de gang en dus dronken we een biertje tussen alle blije weekendmensen. Had ik al gezegd dat we hierbij uitkeken op het Opera House?

Junior had de pas er goed in zitten en dus liepen we via de Rocks door naar Darling Harbour. Wederom: weinig tot niets veranderd. Via de winkelstraat liepen we terug naar huis en hier liep ik pardoes tegen de Ivy aan. Ivy is dé club van Sydney en hier was ik 7 jaar geleden elk weekend te vinden. En nog steeds is dit de plek waar je moet zijn als je een onvergetelijke avond wilt. Helaas voor ons hebben wij níets anders dan spijkerbroeken en sneakers bij ons en dáár houdt de Ivy niet zo van. Dat je daarnaast inmiddels 30 dollar voor een drankje neer moet tellen zorgde er dus voor dat we deze club helaas niet meer van binnen hebben gezien.

We hadden er inmiddels zeker 20km op zitten en kwamen moe, maar dolgelukkig thuis. Ik genoot van het eerste bad sinds tijden en nadat we weer wat energie hadden opgedaan liepen we weer naar Circular Quay. Hier dronken we – iets teveel – drankjes bij de Opera Bar en genoten van een heerlijk etentje middenin de stad (nogmaals heel erg bedankt lieve pappa & Margot!).

This slideshow requires JavaScript.

Na een hele rommelige nacht – ik denk dat ik de camper mistte – en een bonkend hoofd was het ontbijtje op bed van Kas meer dan welkom. We hebben tot elf uur héél lui in bed filmpjes gekeken en toen was het tijd om de stad weer in te duiken. We maakten een wandeling over de Harbour bridge, liepen door de Botanic Gardens, keken onze ogen uit bij de oudste en mooiste shoppingmall van Sydney: de Queen Victoria Building & aten een wel heel bijzonder ijsje bij Aqua S. Jep, het was wederom een fijne dag in deze leuke stad en ik blijf erbij: Sydney is de leukste stad van de wereld.

image

De volgende ochtend renden Kas en ik van Woolloomoolloo door de Botanic Gardens naar het Opera House & terug. Bizar hoe druk het voor zevenen al is met hardlopers. Deze stad wordt met de minuut leuker.

Nadat we ons leuke appartement gedag hadden gezegd zijn we doorgereden naar Bondi Beach. Het zonnetje scheen, de surfers waren up & running en we liepen de Bondi to Coogee walk. Beter konden we ons verblijf in Sydney niet afsluiten. Met tranen in de ogen stapte ik weer in de auto. Dag mooi Sydney met al je fijne herinneringen. Tot gauw!

Dag 144 -155. Adelaide – Melbourne.

Dat we zo gastvrij werden ontvangen door Mandy en Marc, vonden wij heel bijzonder. We vroegen donderdag of we ze misschien konden helpen bij een klusje – ze zitten beiden in de schoonmaakbusiness. En zo kwam het dat we vrijdag met dweil en al in een sportschool stonden. We kregen her en der wat vreemde blikken en ik hoorde ze denken “wat doen die twee lange, blonde mensen hier?”. Maar gezellig was het zeker.

Zaterdag gingen we met Marc op pad. Hij liet ons een bijzonder uitzicht zien over Adelaide, waar we een koffietje dronken en reden vervolgens door naar Victor Harbor. We hadden gelezen dat hier walvissen gespot konden worden, maar Marc had er een hard hoofd in. Hij had ze immers nog nooit gezien in de twintig jaar dat hij hier woont. Maar het was onze geluksdag: ze waren er. Welliswaar vanaf een grote afstand, maar met verrekijker goed te zien en we stonden te stuiteren van geluk. Wát een beesten. Vanaf hier bracht Marc ons naar Granite Island Recreation Park. Een eilandje dat met een loopbrug verbonden is met het vaste land, waar een gezellig restaurantje zit en pinguïns rond waggelen. Althans, zo zag het er uit toen Marc dit twee jaar terug bezocht. Inmiddels is het restaurant gesloten, staat er één foodtruck en zijn alle pinguïns weg. We spraken een tijdje met de eigenaar van de foodtruck. Klanten heeft hij bijna niet en de pinguïns zijn een jaar geleden gevlucht vanwege alle toeristen. Ongelooflijk hoe zo’n idyllisch eilandje binnen een jaar veranderd in een plek waar niets te zien is..

image

‘S avonds namen Marc en Mandy ons mee naar hun favoriete restaurant en reden ze voordat we naar huis gingen nog even langs het prachtige uitzicht over Adelaide en al haar lichtjes. De avond sloten we af met een wijntje buiten bij het vuur.

image

De volgende dag vertrokken we weer en daar hadden we beiden nog niet echt zin in. De afgelopen dagen hadden we zoveel tijd met deze lieve mensen doorgebracht, dat gedag zeggen dan toch lastig is. We kregen van Marc nog een paar warme dekens mee en toen was het toch echt tijd om te vertrekken.

Onze eerste stop onderweg was een Pink Lake. We hadden hier beiden niet veel van verwacht maar hebben ons hier echt over verbaasd. Het was écht roze. Zo bijzonder! Hierna reden we door naar de Gramphians, een National park. We aten wat bij het kampvuur en zodra het donker was stelde Kas voor om nog even op kangoeroe jacht te gaan. We reden nog geen 5 meter het park uit en we zagen er wel 20 zitten. De moeder met een baby in haar buidel maakte nog wel de meeste indruk. We bombardeerden deze avond tot de ‘nachtsafari van Kas’ want voor wie het nog niet wisten: Kas is inmiddels helemaal één met de natuur. Freek Vonk is er niets bij.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend bleek echter dat de nachtsafari niet écht nodig was om kangoeroes te spotten. Het zat vól met kangoeroes. Terwijl we aan het hardlopen waren zagen we vélden vol en hopten ze gewoon langs ons. Na het hardlopen reden we allereerst naar de Balconies. Een uitzichtpunt over de Gramphians. Een bordje vertelde ons dat we de weg absoluut niet mochten passeren vanwege ‘mogelijk gevaar’, maar wij zijn Kas en Nick niet als we dat bord gewoon negeren. Natuurlijk wél voorzichtig, maar je kon daar nu eenmaal een mooiere foto maken ;). We bezochten nog de watervallen en liepen vervolgens nog door naar de ‘fishy falls’. Geen idee wat het was, maar Kas was wederom razend nieuwsgierig. Nadat we na een uur lopen nóg niets bijzonders waren tegengekomen zei ik dat we nu toch echt terug gingen. “Maar misschien kómt het zo nog. Kom, we lopen nog even verder”. ‘T is wat hé, die Kas.

We sloten de dag af bij Seal Point, een uitzichtpunt in Cape Bridgewater. De route hier naartoe was een 10km looproute, maar zo ontzettend mooi. Je loopt hoog langs de kust en de zon was daar ook eindelijk. Onderweg zagen we zeehonden en we dénken dat er ook walvissen waren. Maar die route…

Savonds werd het wel weer eens tijd voor een gratis kampeerplek. We reden naar Narrawong waar we een prima plekje vonden. We hadden de auto nog niet stil gezet of er kwam alweer een kangoeroe aanhoppen. De kangoeroes die we tot nu toe hebben gezien waren schuw, maar deze vond het wel gezellig bij ons. We gaven hem een wortel, welke hij dankbaar opknabbelde. Na het eten was het uiteraard weer tijd voor de ‘Kas safari’. Dit keer om koala’s te spotten. Savonds nog een rondje rijden is niet alleen leuk, we zetten dan ook nog even de verwarming vol aan, zodat het niet zo koud is in de auto voordat we gaan slapen ;).

De volgende ochtend begonnen we met een koffietje in Port Fairy. Hoezeer ik ook gewend ben aan het kamperen (soms dan..), raak ik er niet aan gewend om ongedoucht een koffietentje binnen te stappen. Ik voel me soms écht Sjonnie en Anita samen met Kas. Op de camping heb ik er geen moeite meer mee. Joggingpak, dikke trui, haar in een knot en om het allemaal nog erger te maken trek ik zo nu en dan ook nog eens mijn thermosokken over mijn broek heen. Man, man, die camping is zó niet sexy. Maargoed, verder aan niemand vertellen hoor.

This slideshow requires JavaScript.

De eerste stop die dag was bij Tower Hill. Hier deden we een kleine hike op een vulkaan en hadden we een prachtig uitzicht over een krater. De weg naar Tower Hill ging echter niet zo snel als we wilden. Een Emu dartelde voor onze auto. Was totaal in de stress door ons, Maar kon het helaas niet bedenken om uit te wijken naar links of rechts.

This slideshow requires JavaScript.

Vanuit het groene en heuvelachtige gebied reden we weer naar de oceaan. De Great Ocean Road ging hier dus écht beginnen. Vol enthousiasme begonnen we bij een Whale Lookout, maar dit keer helaas zonder succes. De eerste bezienswaardigheid op de Great Ocean Road was Bay of Islands. Het is gewoonweg niet uit te leggen wat je hier ziet. Een grote baai, een wit strand en allerlei losse rotsen in het water. Het water sloeg wild tegen de rotsen en gaf bijna een ‘angstaanjagend’ gevoel. ‘Jammer dat we hiermee beginnen, mooier kan het toch niet worden?’dacht ik nog.

We sliepen ‘Savonds dichtbij de twaalf apostelen en dus was dit onze eerste stop de volgende ochtend. Of het mooier was dan de Bay of Islands durf ik niet te zeggen, maar het was minstens zo indrukwekkend.

Mandy & Marc hadden ons de ‘Oatway Fly’ aangeraden maar dit bezoek liep wat anders dan we hadden bedacht. Al onze hele reis gebruiken we de applicatie maps.me welke je zonder internet moeiteloos vertelt waar je heen moet. Enige nadeel is soms dat ‘ie je altijd via de kortste route stuurt, en niet over de hoofdweg. En laat ons bussie nou niet écht geschikt zijn voor alle wegen. Kas navigeerde, ik reed. We reden over een onverharde weg en ik zag een stijle weg omhoog voor ons opduiken. “Dat lijkt mij niet echt handig, zal ik omdraaien?”, m’n lief mopperde dat ik gewoon moest doorrijden, dus dat deed ik braaf. De helling bleek nog stijler dan gedacht en op links zagen we een bordje waar stond ‘only drive with dry weather’. Ehhhhh ja.. Die helling kwamen we niet op en dus zette ik de auto in z’n achteruit – met klamme handjes, dat snap je. Er kwam een oprijlaan op links en ik draaide de auto daar in, zodat we terug konden rijden. Ik had alleen niet gezien dat er enorme kuilen in de weg zaten en voor ik het wist stond onze auto op twee wielen. Één voor, één achter. En het bussie is al zo lekker stabiel. Ik durfde niet meer. Om het evenwicht in balans te houden ging Kas aan de zijkant staan en we wisselden van plek. Ik kon wel janken van geluk toen kas onze auto weer stabiel op een normaal wegdek zette.

Genoeg avontuur, we gingen maar voor de vuurtoren in het Oatway National Park en lieten oatway fly voor wat het was. Die Australiërs verzinnen het om bij het minste en geringste geld te vragen en vragen dan het liefst een fiks bedrag. Voor de vuurtoren werd ook 20 dollar pp gevraagd, welke we toch maar besloten neer te leggen. Het uitzicht was bijzonder met de woeste oceaan onder ons, maar of het nu die 40 dollar waard was….
De dag sloten we af bij een bierbrouwerij waar ze op paardenraces aan het wedden waren. Kas zou Kas niet zijn als hij zich hier niet even in zou verdiepen. Binnen no-time werden de paarden zorgvuldig uitgekozen en geld werd ingezet.

This slideshow requires JavaScript.

De Great Ocean Road werd de volgende dag voortgezet en we werden getrakteerd op het ene mooie uitzicht na het ander. De mooiste Lookout zorgde wederom voor een paar klamme handen, dit keer bij Kas. Maps.me had weer een leuke route in petto en met 10km/u reden we een stijle helling op. Gegarandeerd avontuur hoor, met een Wicked Camper. Nadat we het eindbord van de Great Ocean Road waren gepasseerd sloten we dit af met een bierproeverij. Er stond een openhaard aan, het biertje smaakte goed en de mensen waren leuk. We wilden blijven, maar er moest nog een camping gevonden worden. Aan de overkant was ‘plenty of space’, maar het was vies en het lag met 36 euro ver boven ons budget. We lieten de fijne Brewery toch maar achter ons en reden een stukje door naar een andere camping. Ondanks dat ik deels over mijn ‘camping smetvrees’ heen ben, was dit toch wel een fijne verrassing. Elke campingplek had zijn eigen douche en toilet cabine. Wat een uitvinding.

Na 5 maanden reizen zijn we nog niet in een ‘Westerse stad’ geweest en ik keek zó uit naar Melbourne. Na een rondje hardlopen sochtends pakten we onze spullen in en reden we de auto naar Wicked Campers in Melbourne. Ruim 5.000 kilometer hebben we gereden en hoewel het af en toe spannend was…. Hij heeft het zowaar overleefd. Het afscheid met ons busje viel ons allebei niet zo zwaar en met onze backpacks liepen we naar het tramstation. Volgens Wicked was dit namelijk príma te lopen en de snelste manier om het centrum in te komen. Na een paar minuten lopen kwam er een auto naast ons rijden, de vrouw achter het stuur vroeg ons of we onderweg waren naar het tramstation. “That’s a long walk. Get in, I’ll bring you.” Waar we dit aanbod 5 maanden geleden nog vriendelijk hadden afgeslagen – ja je wéét het niet, misschien is ze wel een seriemoordenaar – stapten we nu dankbaar in. Níet normaal hoe aardig Australiërs zijn. Misschien moeten we een beetje van hun vriendelijkheid in ons landje proppen.

This slideshow requires JavaScript.

Hoe dichterbij we bij het centrum kwamen, hoe blijer ik werd. Het stadsmeisje werd weer wakker. Voor drie dagen gingen mijn thermosokken, te grote trui en joggingbroek onderin de tas. Ons hotel lag méga centraal en dus huppelden we samen naar Ponyfish Island. Dé kroeg waar alle hippe mensen samen komen om te borrelen. Deze kroeg is niet meer dan een plateau onder de brug, maar meer is er ook niet nodig. Met een uitkijk op de skyline van Melbourne bestelden we vrolijk drankjes en warmden we onszelf op bij de warmtelampen. De sfeer, de mensen…. Ik denk dat ik toen al verliefd begon te worden op deze stad.

Om 8 uur wandelden we samen aangeschoten naar huis, hadden geen zin meer om te eten en vielen lam maar gelukkig in slaap.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend vond ik het maar al te gek dat mijn broertje die avond al aan zou komen in Melbourne. Is het gek om het ‘spannend’ te vinden om familie na 5 maanden weer te zien? Geen idee, maar dat vond ik dus wel. We begonnen de ochtend met een koffietje, want als dat érgens goed kan… Dan is het wel in de stad van de koffie. We bezochten de Victoria Market, liepen de bibliotheek binnen en verbaasden ons over de vele restaurants. In Melbourne draait het állemaal om eten en drinken. De sfeer in de stad is zo fijn, de gebouwen mooi, de Victoria Market was all about the healthy food en de bieb was de vetste die ik ooit heb gezien. Ik fluisterde Kas in zijn oor dat het súper oké zou zijn als hij hier een baan zou kunnen vinden..

image

Savonds was het moment daar; we gingen Junior zien! Compleet gebroken van de reis dronken we nog een drankje en openden we dankbaar de kadootjes. Hoé blij kun je zijn met een kaart van je liefste ouders, de nieuwste Linda, een zak drop en stroopwafels. Beheurlijk blij dus. Vooral van dat eerste.

This slideshow requires JavaScript.

Terwijl Junior zijn roes aan het uitslapen was begonnen Kas en ik de dag goed bij Hash. Een hip tentje dat bekend staat om haar chocolademelk. En terecht. We bezochten met z’n drietjes de Shrine of Remembrance en wandelden de halve stad door. We genoten van de graffitistraatjes, de Fitzroy wijk en de leuke restaurantjes. Dat Juun na een tijdje pijn in z’n voeten had deed ons beseffen dat we inmiddels wel getrainde voeten hebben. Afstanden onder de 10km worden door ons liever lopend dan met ov/auto afgelegd.

De volgende ochtend moest er bij mij even een knop om. Ik had zo genoten van de stad en werd blij van hele dagen door die stad slenteren dat het idee van een camper mij nog niet zo aanstond. Maargoed, de camper stond klaar en we gingen verder. Dag fijn Melbourne, wij gaan op naar mijn lievelingsstad: Sydney!

Dag 138 -144. Uluru -Adelaide

 

Dus, waar waren we gebleven.. We gingen naar Uluru! Onderweg hier naartoe kwamen we allereerst langs een salt lake. Een groot meer dat helemaal uit zout bestaat en waar níemand was. In Azië stond je bij elke bezienswaardigheid tussen hordes toeristen. Hier in Australië zie je die niet, ook de overvolle touringcars rijden hier niet rond.

image
En het was ‘m dus mooi niet..

Vanaf Salt Lake was het maar een klein stukje naar Uluru en nog geen 5 minuten later riep ik “Kas! Ik zie ‘m! Wauw, wat is ‘ie mooi!”. Ik was al druk bezig met foto’s maken toen Kas mij uit de droom hielp. “Dat is ‘m niet, dit is een andere”. Volledig in de waan dat ik dan éindelijk Uluru had gezien, was het dus verdorie gewoon Mount Connor.

Een goedkope camping vonden we vlakbij Uluru, maar na het lezen van de reviews wilden we toch naar een duurdere camping. Dingo’s (wilde honden) zorgen ‘s avonds op de goedkope camping voor nogal wat onrust. Zodra we bij het visitors centre uitstapten zagen we de eerste al rondsnuffelen. Jep, dat werd dus tóch een beetje meer betalen.

This slideshow requires JavaScript.

Aan het einde van de dag reden we naar Uluru om de zonsondergang te bekijken. Natuurlijk hadden we al het een en ander gelezen over deze plek. Dat mensen het bijzonder magisch vonden, dat het hét spirituele middelpunt van Australië is en als je hier niet bent geweest, ben je dus niet in Australië geweest. Ik vond dat een hoop ‘blabla’, hoe kan een rots nu zó bijzonder zijn? Maar die gedachte verdween direct toen we daar stonden. Het wás magisch. En nog veel meer dan dat. Naar mate de zon onder ging, veranderde de kleur continu. Van lichtrood, naar diep donker rood, naar bijna paars, totdat ‘ie zwart kleurde. Ik kon niet wachten om Uluru de volgende dag van dichtbij te bekijken.

This slideshow requires JavaScript.

Dat het kouder werd, hadden we de vorige nacht al gemerkt. Maar de kou van deze nacht viel vies tegen. Ik lag als een soort Michelin-poppetje in ons busje, maar de sokken, lange broek, drie truien en muts mochten niet baten. Ik was ijs en ijskoud. Met Kas ging het ook niet veel beter en al bibberend tegen elkaar aan hebben we geen oog dicht gedaan. Gelukkig mochten we om 5 uur al ons bed uit. Er stond ons namelijk een bijzondere ochtend te wachten. We gingen de zonsopkomst bekijken bij The Field Of Lights, een veld met 500.000 lichtjes voor Uluru. Een ontwerp van Bruco Munro, waar hij 20 jaar over na heeft gedacht en het komende jaar te bewonderen is. Met wederom drie vesten aan en een fleecedeken van de organisatie liepen we naar het uitzichtpunt. Het was net alsof we naar een veld met lichtgevende tulpen stonden te kijken, met op de achtergrond Uluru. Het was zo mooi. Alsof we in een sprookje waren gestapt.

Terwijl we de warme chocolademelk en theetjes dankbaar aanpakten vroegen wij of we de enige waren die het zó koud hadden. Maar dat bleek zo gek nog niet. De temperatuur was op dat moment 3 graden en de gure wind zorgde voor een gevoelstemperatuur van onder de 0. De organisatie verblijdde ons met het nieuws dat we het élke dag een stukje kouder krijgen naarmate we naar het zuiden reizen. Heel geruststellend dus.

Nadat we een half uur onder een warme douche hadden gestaan, reden we nog een rondje om Uluru en bekeken we deze nog eens van dichtbij. Het is onmogelijk om uit te leggen hoe het er uit ziet. Het is zó imposant en indrukwekkend. Ook reden we nog naar Kata Tjuta. Weliswaar een minder bekende rots, ook deze was wederom indrukwekkend te noemen.

Na een hoop foto’s, veel ‘ge-oooooh’ en ‘ge-waaauw’, reden we alvast een stukje de goede kant op. We reden nog een paar honderd kilometer tot we weer een stuk op de oude vertrouwde Stuart Highway zaten. We verbleven bij roadhouse Kulgera waar we dankbaar onze avond doorbrachten bij de openhaard. Het leek er even op dat de Aboriginals deze rustige avond gingen verstoren, maar na 10 minuten schreeuwen verlieten ze de kroeg.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende dag reden we wederom een paar honderd kilometer, dit keer naar Coober Pedy. Hier draait alles om de opaal mijnen. In dit kleine dorpje woont en leeft iedereen in de bergen, onder de grond. We vonden een verblijfplek onder de grond, de laatste die nog in het dorpje te vinden was. Het was een riant appartement met een eigen keuken, bank en…. Een bed. Tijdens het reizen ga je de raarste dingen in een keer heel erg waarderen. Ik was zo blij als een kind toen ik dat bed zag staan. Niets geen koude nacht in het busje, maar een warm, groot bed. Voordat de relax-modus bij ons aan ging reden we eerst nog naar een opaalwinkeltje. Een grappige, Griekse vrouw verwelkomde ons en liet ons álle sieraden zien die ze had. Heel mooi, maar met alles boven de 500 dollar, íets boven ons budget.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend waren we helemaal als nieuw. Aangezien je onder de grond slaapt, is het aardedonker en muisstil. We konden er wel weer even tegenaan. De eerste stop die dag was het Old Timers Museum. Hier zie je hoe het werken in de mijnen er aan toe gaat en hoe de huizen van de inwoners eruitzien. De volgende stop was bij de golfbaan van Coober Pedy. Een golfbaan in de middle of nowhere, moest uiteraard uitgeprobeerd worden. Er was wederom niemand, en de golfclubs en ballen konden we zelf binnen ophalen. Want je denkt toch niet dat hier iemand werkt? Het afslaan was het leukste gedeelte want zodra je je ook maar een stap verzette, sprongen de sprinkhanen je om de oren. Maar dus echt. Bij elke stap die je zette hoorde je:’tiktiktiktiktiktiktik’. Dat verklaarde de lege golfbaan in elk geval wel.

Voordat we dit bijzondere dorpje achter ons lieten, gingen we nog even naar de OP-shop (tweedehandswinkel). Nérgens in dit land is nog winterkleding te koop en dus probeerde we het bij deze winkel. Helaas. Wederom geen winterjas voor ons in de schappen.

Na het golfen lieten we Coober Pedy voor wat het was en reden we naar onze overnachtingsplek; Lake Hart. Een gratis plek waar je 24/7 mag staan. Je hebt dan weliswaar geen douche en wc, het uitzicht was het allermooist. Lake Hart is een zoutwater meer en dus begonnen we de volgende ochtend met een hardloop rondje om het meer. Het zout kleurde met de zon mee en de weerkaatsing van de lucht op het meer leek wel een schilderijtje. Dit was bést heel fijn wakker worden op onze laatste dag in de outback.

This slideshow requires JavaScript.

We moesten veel kilometers afleggen. In eerste instantie wilden we al stoppen in Port Augusta, maar een kennis raadde dit af. De aboriginals zorgen hier wederom voor veel onrust en een andere slaapplek zou wellicht wat ‘relaxter’ slapen zijn. We besloten dus maar een stuk verder te rijden en te overnachten in Barossa: de wijnstreek van Zuid-Australië. Het is heel bizar dat je het ene moment nog in de outback rijdt (dorre landschappen waar níets is) en het andere moment middenin een prachtig, groen, heuvelachtig landschap bent. Na een dag alleen maar rijden, vonden we dat we aan het einde van de dag wel een wijnproeverij hadden verdiend. We kregen de heerlijkste wijnen voorgeschoteld en vroegen de vinoloog hoe zo’n proeverij in zijn werk gaat. Moet je daar voor betalen of moet je verplicht een wijn kopen? Allebei niet, de proeverij is gratis en je kunt zo de deur weer uitwandelen. Dat we ons dan een beetje bezwaard voelen vonden de mede-wijnproevers niet terecht. “We were at a winery and a Japanese man bought for 500.000 dollars wines. In cásh. So don’t feel sorry, other people make it up for you.”

Nadat de wijn naar ons hoofd was gestegen gingen we terug naar onze camping. Drie Australische koppels van rond de 60 waren hier een vuurtje naast onze auto aan het maken. We brachten de rest van de avond door met deze veel te lieve mensen. Toen ze zagen dat we alleen een soepje hadden gegeten kwamen ze aan met groenten, aardappelen en brood. “You want some wine too? Maybe a beer? Or some cheese! Yes you want some cheese huh?” We bedankten ze keer op keer, maar Kas kon toch echt niet meer onder het broodje uit dat ze voor hem gemaakt hadden. Tot ‘s avonds laat spraken we over Australië, haar 25 miljoen inwoners (bizár hoe weinig) en het probleem rondom de Aboriginals. Een ander bijzonder verhaal dat zij vertelden was hun ontmoeting in de outback met een local jongetje van 8 jaar. Zodra het begon te regenen kreeg het jongetje een paniek aanval. Hij had in zijn hele leven nog geen regen gezien en de schrik zat er bij hem goed in. Dat kun je je toch niet voorstellen? 8 jaar geen regen..

We begonnen de ochtend in Barossa met een kaasproeverij. Voor echte kaasliefhebbers zoals wij is dit echt een walhalla. De rest van de dag gingen we zoveel mogelijk wijnboerderijen af en proefden we tientallen verschillende wijnen. Jammer genoeg kon er niet gedronken worden, want dezelfde dag nog reden we verder naar Adelaide.

Vrienden van familie wonen hier en na wat heen en weer ge-app hadden we afgesproken om daar te gaan borrelen. Met een flesje wijn, een port en de lekkerste kaasjes reden we hier naartoe. We werden warm onthaald en kregen direct te horen dat het bed al was opgemaakt. Of we het misschien leuk vonden om zéker tot zondag te blijven, zodat ze ons nog wat van de omgeving konden laten zien. Ons antwoord hierop was direct een dikke JA. Toen Kas en ik ‘s avonds tevreden in het warme bed lagen, hadden we het over hoe bijzonder deze gastvrijheid is. Tot 3 dagen geleden hadden ze nog nooit van ons gehoord, en nu ontvangen ze ons met open armen en mogen we hier een paar nachtjes logeren. We blijven hier tot zondag van de stad en de lieve mensen genieten, totdat we zondag beginnen aan de Great Ocean Road. Lieve Marc en Mandy; DANK voor alles!

Dag 130-138. Darwin -Stuart Well

In Australië stond ons een heel ander avontuur te wachten. Van drie keer per dag uiteten en elke avond in een hostel/hotel slapen gaan we naar zelf koken op een gaskokertje en elke avond slapen in de camper. Een bijzondere overgang, maar we keken allebei wel uit naar ‘iets anders’.

Een camper boekten we in Azië al online, maar we wilden natuurlijk wel een échte leuke. Het liefst met wat gekke graffiti erop. Na wat online-speurwerk kwamen we uit bij Wicked Campers en binnen no-time was de caravan geboekt. In ons enthousiasme hebben we geen beoordeling gelezen en een dag voor ons vertrek besloot Kas dat alsnog maar eens te doen. Slechtere reviews dan dit zijn er niet denk ik. Er waren er maar weinig die in een keer plaats van bestemming hadden gehaald met de geleverde auto. Dat werd nog lachen.

Bij Wicked Campers zitten ze nog net niet met een jointje achter de computer, maar het scheelt niet veel. Foto’s van naakte toeristen die voor de Wicked Campers poseren hangen groot aan de muur, maar dat hoort dan ook wel een beetje bij hun imago. Want Wicked Campers staat blijkbaar voor seks, drugs ennee.. seks. Ik wijd hier verder niet over uit.

Die camper dus. Tussen ons en de snelpratende Australiër waren al een aantal misverstanden en toen hij ons vertelde dat we een 10-jaar oud vervallen busje kregen vond ik dat niet zo’n goede deal. “You think we’re gonna make it all the way to Melbourne with this car?” (Dat is dus meer dan 3000 kilometer). “Yeah I think so mate. Maybe”. Ik zag ons al helemaal staan in die verlate outback met een auto die kaduuk was. En dan nog een dikke rekening krijgen ook. We vroegen hem of hij niet een ander had, een nieuwere. Ik geloof dat ‘ie wat verbaasd was, we hadden immers een vette bus met een peace teken en een smokende bob marley. Maargoed, hij kon wel wat regelen. En ja hoor, drie uur later stond ‘ie daar. Een prima wit busje, dat de komende drie weken ons nieuwe thuis zou worden.

Het avontuur begon allereerst met het inslaan van alle boodschappen. Zo goedkoop (maar ook zo gezond) mogelijk willen we de komende tijd doorbrengen want Australië is natuurlijk in alles duur. Tóch willen we uitkomen met ons budget dus de dure dingen laten we liggen. Neem nu een kilo paprika’s voor 20 dollar? Dát wordt ‘m niet komende tijd.

Met een volbepakte auto reden we naar onze eerste campingbestemming, we waren allebei helemaal gesloopt na een nacht zonder slaap. We genoten van het zelf koken (welliswaar op een gaspitje, buiten op de grond), de honderdduizenden sterren, de vele roofvogels en vleermuizen die overvlogen, een wild zwijntje dat voorbij liep en de wallaby’s die voorbijsprongen.

De volgende ochtend reden we Darwin weer in. We begonnen bij een lief, lokaal marktje, keken een zeilwedstrijd bij de haven en genoten van de prachtige verlaten stranden. Bij het eerste verlate strand vroegen we aan de Lifeguard waarom er niemand was. Was er misschien iets mis met het water, vroegen we nog. “There’s no beachculture here in Darwin. Nothing wrong with the beautiful beaches though. So enjoy the swimming mate”. De mooiste stranden.. helemaal voor ons alleen. ‘T is wat.

Van Darwin hadden we beiden iets meer verwacht. Het stadje was echter niet veel meer dan een winkelcentrum en vooral de vele aboriginals zorgen hier voor onrust (alhoewel dit overal in dit deel van Australië het geval is, zo blijkt later). Er leven er veel op straat, zijn vaak dronken en ze schreeuwen graag.

Aan het einde van de dag reden we alvast een stuk richting Litchfield want hier wilden we de volgende dag doorbrengen. We sliepen op een simpele, maar fijne camping waar zo nu en dan krokodillen lopen. Echt relaxed liep ik ‘s avonds niet naar de wc en ‘s nachts durfde ik er al helemaal niet meer uit.

This slideshow requires JavaScript.

Litchfield park heeft vele termieten heuvels en prachtige watervallen. De volgende dag reden we van de ene plek naar de ander, genoten we van de warme zon en sloten we de dag af bij een verfrissende waterval vlakbij onze camping. Pas na het zwemmen zagen we dat er een kans op krokodillen is, en dat het zwemmen op eigen risico was. Er gaat tot nu toe geen dag voorbij zonder dat we een bordje zien dat we uit moeten kijken voor krokodillen. En ik kan je vertellen: dat vind ik nogal wat.

Vanaf Litchfield begon de échte rit de outback in en moesten er hoognodig kilometers gereden worden. Melbourne is nog wel een stukje en rondom Alice Springs willen we nog wel het een en ander zien. Daarnaast; we moéten 2 september in Melbourne zijn, want dan komt m’n lieve broertje aan.
Veel verder dan 351 kilometer zijn we helaas niet gekomen. Door de hitte durven we niet harder dan 80/90 km per uur te rijden, bang dat onze auto er dan mee ophoudt. Langs de weg zien we regelmatig een bord waarop de ‘kans op een bosbrand’ staat aangegeven. Tot nu toe staat deze steeds redelijk hoog en de watervliegtuigen blíjven hier maar over vliegen. Had ik al vertelt dat het hier dus hartstikke winter is?

Aan het einde van de dag waren we beiden gesloopt en vonden we onze eerste gratis overnachting. Het was welliswaar gewoon een parkeerplaats langs de grote weg, het was legaal en gratis.

Vlakbij onze overnachting zat een hotsprings en na een snel ontbijtje zijn we hier naartoe gereden. Bij gebrek aan een douche, was dit ook een prima oplossing. Na een warme duik zijn we verder gereden over de Stuart Highway. De weg van Darwin naar Alice Springs is namelijk zo lastig nog niet: het is 1 rechte weg: de Stuart Highway.

Onderweg kom je níets tegen. Vrijwel geen auto’s, af en toe een dode kangeroe, een dode koe (welke beiden worden opgegeten door de roofvogels) en om de honderd kilometer een roadhouse en een tankstation. Onderweg kwamen we langs de twee bekendste roadhouses van de Outback: The Pink Panter en Daly Waters. De eerste is een vervallen roadhouse, met een cowboy achter de bar en vrijwel niets anders dan bier op het menu. Toen ik het vroeg wíst ik dat het een stomme vraag was, maar toch vroeg ik het: “You’ve cappucino?”. De Cowboy begon gulzig te lachen, zo’n bulderlach die je alleen uit films kent “I’ve coffee ánd milk. So you can try to make a cappuccino out of it”. Eeeeh, oké, graag. Ik kreeg een typisch bakkie pleur en rekende 6 dollar af.

Daly Waters zat 100km verder en hier vond Kas dat het tijd was voor 1 biertje. Het was hier hartstikke druk, op alle muren hingen posters en stickers en er hing een heel relaxte sfeer. Precies zoals een kroeg in de outback hoort te zijn.

This slideshow requires JavaScript.


Het was een dag met verrassingen, want ook onze overnachting was een bijzondere ervaring. Banka Banka is een begrip in de outback, en terecht. We werden warm onthaald, kregen een plekje toegewezen waar we mochten staan en genoten van de fijne sfeer. Er liepen camelen rond, ezels, kippen en ‘s avonds trad er een Western zanger op bij het kampvuur.

This slideshow requires JavaScript.

Hoe fijn de camping ook was, er stond nog 600km op de planning en dus vertrokken we vroeg. Er gingen uren voorbij zonder dat we iets zagen. Het hoogtepunt van de dag was onze stop bij Devils Marbles. Honderden ronde rotsen die allemaal op elkaar gestapelt lijken te zijn. Heel mooi, wat kan de natuur toch bijzonder zijn!

image

Op de kaart vonden we een gratis parkeerplaats, vlak voor Alice Springs. Na een dag rijden waren we meer dan blij dat we er waren, maar dit geluk werd bruut verstoord door familie vlieg. De Australische vliegen vinden het héérlijk om op je gezicht te zitten. Het liefst in je ooghoek of op je mond, ook al sla je ze 20 keer weg. Bijzonder irritant dus. Op deze parkeerplaats waren er zó veel dat we besloten nog maar wat verder te rijden. Na 1 minuut rijden sloeg de twijfel even toe. Een bosbrand aan onze linkerhand én een stevig windje zorgde voor veel rook op de weg, maar we besloten er toch maar gewoon door heen te rijden. We voelde de hitte van het vuur en je wéét dat die brandweermannen hier nu aan het blussen zijn. En als de boel dan weer rustig is, begint het een paar meter verderop.

Vanaf de gratis parkeerplek reden we een stukje verder. Een camping net ná Alice Springs gooide onze gratis nacht welliswaar in de soep, we waren allang blij ergens te kunnen staan. Ook hier wisselden we nog 1 keer van plek; een mierenhol is ook niet echt lekker kamperen. Tsja, kamperen is inderdaad niet áltijd even leuk.

This slideshow requires JavaScript.

Vanaf Alice Springs reden we naar Glen Helen, waar we onderweg een stuk of 5 stops hadden. Bijzondere riviertjes tussen de grote, massieve, rode rotsen door, mooie uitzichten en een rots welke vroeger fungeerde als een bijzonder medicijn bij de aboriginals. ‘S avonds reden we naar Stuart Well’s, een plaatsje 100 km verwijderd van Alice Springs.

Wij dachten bij Alice Springs de hoogtepunten wel ‘even’ te kunnen bezoeken maar dat viel vies tegen. Uluru (Ayers Rock)was nog 400km verder en Kings Canyon zat wéér 300km verder.

In Stuart Well’s vonden we een gratis camping naast een roadhouse. Onze avonden zijn normaal niet zo heel spannend sinds we met de auto op pad zijn. Om 7 uur is het donker en dus willen we voor die tijd al gegeten en afgewassen hebben. Echt relaxed buiten zitten is er daarna niet meer bij want dan worden we geterroriseerd door de muggen. Máár, deze avond liep wat anders. We besloten na het eten nog even naar de roadhouse te gaan, waar een lokale familie een kinderfeestje vierde. Of nouja, fééstje.. Echt gezellig was het niet. De ouders zaten aan tafel te roken en te drinken: ja, ook de hoogzwangere vrouw zat vrolijk een pakje peuken weg te roken. Er werd luidkeels geboerd en de kinderen schreeuwden en renden het hele restaurant rond. Terwijl het middelste jongetje met een zwembril op deed alsof ‘ie zwom, maakte hij als hoogtepunt nog even een duik.. plat op de grond. Was natuurlijk niet zo’n best idee. De meiden trokken de hoofden van elkaars barbies af en het jongste jongetje zat met zijn handen op zijn oren op de stoel te schreeuwen. Ik moest mij écht inhouden om niet snoeihard in de lach te schieten. Wat een show.

‘S Nachts hadden we het voor het eerst koud. Dat het winter is in Australië was ons bekend, maar door het warme Darwin dachten we stiekem dat het wel mee zou vallen met die kou..

‘S ochtends reden we vol enthousiasme richting Uluru. Hét spirituele middelpunt van Australië. Google je Australië, dan krijg je Uluru. We keken hier al dagen naar uit en vandaag was het zo ver.. Uluru; you better be good.

Dag 124-130. Bali: Canggu & Seminyak. Het einde van ons Azië avontuur.

Over onze laatste 5 dagen Bali kan ik kort zijn. We hebben koffietjes gedronken, heerlijk gegeten en veel in de zon gelegen. Niet écht wat er in ons reisplan stond – we herhalen regelmatig dat we aan het reizen zijn en vooral niet op vakantie. Maar voordat ons Australië avontuur met camper en al zou beginnen, was het toch best even heel fijn.

This slideshow requires JavaScript.

Woensdag vertrokken Ruben en Julia weer richting Nederland. Doordat we met zijn viertjes in een huisje sliepen en Kas en ik voor de laatste nacht naar een ander verblijf gingen, voelde het voor ons heel vreemd. Alsof we zelf ook naar huis gingen. Kas had hier minder moeite mee dan ik, maar hier kwam bij mij het eerste echte ‘ik wil óók even naar Nederland’-moment. Ik had net de dag daarvoor voor het eerst met mijn knappe mini-neefje en Roos geskyped en toen kwam dat gevoel ook al naar boven. Dat gekke gevoel hield de volgende dag ook nog aan en zodra we het vliegtuig naar Australië instapten besloot ik dat het genoeg was geweest. Het nieuwe avontuur gaat beginnen!

Na vier maanden Azië hadden we allebei het gevoel klaar te zijn voor een nieuw avontuur. Ik was een beetje ‘klaar’ met het feit dat er om de paar meter iemand iets aan je wilde verkopen. Maar ook de continue chaos en wekelijks een slechte buik van het eten was voor mij genoeg geweest.

Azië is een continent dat mij voorheen nog niet écht aansprak. Toch een beetje huiverig voor de ‘viezigheid’, het eten, de hangwc’s en ik heb mij meermaals afgevraagd of ik mij er wel veilig zou voelen. Achteraf gezien sloeg dit allemaal hélemaal nergens op en heeft Azië mij in alles verbaasd. Hangwc’s wennen namelijk heel snel en is eigenlijk best wel prima. Later las ik zelfs dat dit beter is voor het menselijk lichaam, dus ik was soms een beetje teleurgesteld als er plots een normale wc stond. Het eten viel mij alles mee, alhoewel de rijst en kip mijn oren uit kwam de laatste weken. Ik kreeg het na 4 maanden gewoon niet meer weg. Wat betreft die veiligheid zat het ook wel goed. Geen moment heb ik mij onveilig gevoeld. En dan heb ik het nog niet gehad over de bijzondere omgeving, de mooie plekken en de líefste mensen. Ik heb met volle teugen genoten en ik zou íedereen aanraden hier naartoe te gaan.

image

Met Juul had ik het een dag voordat ze weg gingen nog over de ‘Azië geur’. Dat ze die zo had gemist. Die geur kende ik niet. Wel vond ik het fascinerend hoe lekker het op sommige plekken kan ruiken, en hoe erg het soms stinkt. Maar een Azië geur? Pas zodra we aankwamen in Austalië en we voor het eerst naar buiten stapte wist ik waar ze had over had. De Azië geur was weg en een nieuw hoofdstuk is begonnen.

Dag 112 – 124. Nusa Lembongan, Bali (Ubud) & Borneo (Indonesië)

26 juli – 28 juli: Nusa Lembongan

Vanaf Gili Trawangan hebben we de boot gepakt naar Nusa Lembongan. Een eilandje dichtbij Bali dat bekend staat om de mooie stranden en het duiken met manta’s. Vooral vanwege de manta’s reisden we af naar dit eiland. Bij aankomst vroegen we wat rond bij duikscholen en een duik voor de volgende dag regelen bleek nog niet zo gemakkelijk. Velen gingen niet vanwege een te ruige zee, maar bij duikschool ‘Mola Mola’ gingen ze wel. Don Corleone heette ons welkom en zodra wij begonnen te onderhandelen over de prijs, wees hij naar de bank. “Take a seat, take a drink, we talk”. Met z’n lange haar, getatoeerde lijf en brakkig Engels was hij een bijzondere verschijning maar had ik toch zo m’n twijfels wat duiken betreft. Met z’n vieren hebben we toch maar besloten de duik bij Don Corleone te boeken.

De volgende ochtend was het weer niet al te best, en ook de zee was niet echt aanlokkelijk. Aangezien Kas en ik nogal verwend zijn met Koh Lipe en Gili-achtige zee moest er bij mij wel even een knop om. Dit was andere koek. Bij Nusa Lembongan ligt de zee zo ‘open’, dat de stroming overal vandaan lijkt te komen. Met een krakkemikkig bootje en een lollige kapitein werden we van hot naar her geslingerd in de boot. Terwijl onze boot op het water klapte zagen we de golven hard tegen de hoge rotsen slaan. Ik riep nog “hier ga ik het water niet in”.

Eenmaal bij de duikbestemming – nog steeds in de golven en vlakbij de rotsen – zagen we de manta al zwemmen en moest er vaart gemaakt worden. BCD’s aan, bril om, gewichten mee en voor een check was er geen tijd. Terwijl ik tóch nog even op de rand van de boot m’n lucht aan het checken was duwde onze divemaster mij nog een stukje naar achter en voor ik het wist lag ik in het water. Met m’n bril nog om m’n nek, m’n zuurstof nog niet in en totaal gedesoriënteerd door de golven vond ik het allemaal even niet zo leuk. Dit was écht een andere – en wat mij betreft totaal onverantwoordelijke – duik dan ik gewend was. Maargoed. Er was geen tijd voor gemopper en m’n bril schoonmaken zat er ook niet bij. Onze divemaster liet z’n BCD al leeglopen en zwom al naar beneden. De manta’s zwommen vlak boven en naast ons en waren zó dichtbij. Ze waren groter dan ik had gedacht en ik kon ze soms bijna aanraken, zó vet. De hevige golven voelde je beneden op de bodem ook nog en van ‘fijn duiken’ was niet echt sprake. Je werd steeds meegenomen door de golf en werd van achter naar voren gesleurd. Af en toe wees de duikmaster dan naar de rotsen waar de golven hard tegen aan sloegen en moesten we een stukje hard zwemmen. Stiekem heel blij dat Ruben z’n lucht bijna op was en we naar boven mochten, sloeg de paniek toch nog even toe. De divemaster wees angstig naar de rotsen die dichtbij waren en zei dat we ‘heel hard moesten zwemmen naar de boot’. Duiken is feest, maar ik ben nog nooit zo blij geweest om terug bij de boot te zijn.

Enfin, dat was duik nummero uno. Don Corleone had het natuurlijk weer zo gedraaid dat we er twee moésten boeken, voor 1 duik gingen ze het water niet op. Tot onze grote opluchting gingen we naar een strandje om wat te eten en even van het water af te zijn. Vooral Juul en Ruub konden niet wachten weer aan land te zijn. Zeeziek op de boot kennen ze, maar tíjdens een duik zeeziek worden was weer eens iets anders.

Een beetje angstig voor de tweede duik, veranderde onze divemaster ineens in een relaxte man waarbij we tijdens onze 2e duik alle tijd hadden het water in te gaan. Deze verliep dan ook soepel zoals we gewend waren en konden eindelijk écht genieten van het mooie koraal en de vissen.

This slideshow requires JavaScript.

De tweede dag op Nusa huurden we een scootertje om het eiland te verkennen. We begonnen bij de Mangrove  waar we een boottochtje maakten. Vervolgens waren de mooie stranden & bijbehorende strandtentjes aan de beurt. Wanneer je naar Bali of de Gili’s gaat, schets je toch al een beeld voordat je gaat. Bij Nusa had ik geen idee wat mij te wachten stond. Maar echt, ga je naar Bali, ga dan ook naar Nusa. Het is het zó waard. Het échte Indonesië is hier nog goed intact en (nog) niet verpest door het toerisme zoals wel op Gili en plekken op Bali het geval is. Het is hier echt ongelooflijk mooi.

28 juli – 1 augustus: Ubud

Van Nusa gingen we terug naar onze ‘thuishaven’ Bali, dit keer in Ubud. Juul en ik hadden ons alweer verheugd op een chill boottochtje op het dek, in de zon. Toen we naar boven wilden stak de staff daar een stokje voor. Nee, boven zitten ging écht niet. Te veel golven. “Ja ja” dachten we nog. Na tien minuten begrepen we het. Die golven! Ken je dat gevoel van een achtbaan? Die kriebel in je buik? Dat dus. De hele boottrip lang. We maakten met z’n vieren een klein dansje toen we veilig gearriveerd waren op Bali.

image

In Ubud sliepen we 2 nachten in een AirBnB verblijf. Wat op de foto’s klein en ‘prima’ leek, bleek in het echt groot en mooi. Een huisje met uitzicht op de rijstvelden, een lieve eigenaar én een eigen keuken. Ik moet zeggen dat ik dat ‘huisselijke’ na 4 maanden reizen écht heel fijn vond. En koken na vier maanden voelde ook héél goed.

De eerste dag in Ubud brachten we door op de fiets. Een mountainbike wel te verstaan. Voor degene die mij niet zo goed kennen: ik ben een nogal eehhh.. onhandig type. Fietsen kan ik wel hoor, maar op een mountainbike over ongeasfalteerde wegen en stijl naar beneden was nogal een dingetje. En voor degene die deze kleine fietszadeltjes heeft bedacht; waarom in godsnaam? Ik had de volgende dag dus gewoon een blauwe bilnaad. Terwijl Ruub, Juul en Kas zaten te genieten van het uitzicht en het aan het einde van de dag zeiden ‘echt een leuke dag te hebben gehad’ bedacht ik mij dat ik nog nooit kramp in m’n handen had gehad. Tot nu. Van het remmen.

Na een avondje chillen in ons fijne huisje was het vroeg bedtijd. Om 2 uur snachts ging namelijk de wekker. We gingen de Batur vulkaan beklimmen om hier vervolgens de zonsopgang te bekijken. Als we sochtends om 2.15 buiten klaar staan staat onze chauffeur ook al klaar. “Pay now. Pay now”. Zegt ‘ie gehaast. We pinnen het gevraagde bedrag en onze chauffeur krijgt een telefoontje. Ineens begint ‘ie te roepen. “Go now. Hurry, hurry. Ooooh goooood. Door close, hurry! Go now. Oh god, oh god”. Nou je snapt, met geknepen billen die auto in. Wat ‘n gek. Hij rijdt vól gas de straat uit en we roepen dat het wel een tandje zachter kan, de vulkaan willen we graag met beide benen beklimmen als ‘t even kan. Zijn paniek en haast begrijpen we pas na een paar minuten. Op de hoek van de straat is een ongeluk gebeurd. Een busje met toeristen is van achteren geraakt door een andere auto – hoogstwaarschijnlijk met dronken chauffeur. Dit busje met toeristen waren de klanten van onze chauffeur, die óók de vulkaan zouden beklimmen. Ze zijn er -behalve waarschijnlijk een dikke schrik en een hersenschudding – gelukkig goed vanaf gekomen. Onze chauffeur wilde bij het ongeluk blijven en dus moest er voor ons wat anders geregeld worden. Na een half uur wachten bracht hij ons naar z’n neef. Deze werd z’n bed uitgetrommeld en bracht ons dan tóch naar de vulkaan. In de auto dacht ik nog dat we zeker de enige idioten waren die in het holst van de dag een vulkaan gingen beklimmen maar niets bleek minder waar. Hónderden toeristen hadden hetzelfde idee als wij. Als een soort mierennest klommen we met z’n allen in 2,5 uur naar boven. De zonsopgang was heel bijzonder en het uizicht niet normaal. Her en der zag je rook uit de vulkaan komen en de zon kleurde de hele lucht rood. Jep, die wekker om 2 uur was het zeker waard. Na de vulkaan bezochten we de hot springs om onze voetjes wat ontspanning te geven.

De volgende dag was het wel weer even welletjes met al die activiteiten. Mountainbiken en een vulkaan beklimmen binnen 24 uur – het zou toch in de krant mogen. Juul en ik gingen winkelen. We hadden zulke leuke etalages gezien, die moésten we beter bekijken. En winkelen is ten slotte ook een goede workout toch? We zijn zo’n beetje alle winkels van Ubud af gegaan en aan het eind van de middag thuis gekomen met elk een tasje. Ubud is leuk, hip én gruwelijk duur voor Aziatische begrippen. Ik slaagde met een jumpsuitje, waar ik toch even over twijfelde. Want 15 euro, ‘t is toch belachelijk dat ze dat durven te vragen? Ik ben inmiddels zo gewend aan die Aziatische prijzen dat ik straks huilend door Australië loop vrees ik.

Na nog een chilldagje in Ubud waarbij Kas en ik een dagje Australië plannen hebben gemaakt – nog maar een paar dagen! – vlogen we dinsdag naar Borneo. We wilden heel graag Orang Oetangs zien, want hoé zeldzaam is het om deze in het wild te spotten? En dus vlogen we voor drie dagen naar Borneo om de jungle in te gaan.

2 augustus – 5 augustus: Borneo

Wederom werden we in het holst van de nacht opgehaald en vlogen we om 6.15 naar Balikpapan. 4 uur later stond onze tourguide ons hier op te wachten. De rit naar de jungle was nog eens 7 uur en dat viel ons allemaal toch een beetje tegen. Maarja, alles voor de Orang-Oetangs. In eerste instantie stelde onze gids voor ‘s avonds nog in een hotel te slapen en pas de volgende ochtend vroeg de jungle in te gaan. Het was namelijk al donker, en we moesten nog op de boot. “Daag, we zijn al de hele dag onderweg, we willen die jungle nu in ook.” Zo gezegd zo gedaan. Savonds om 8 uur stapten we een loeí gammel bootje in – één verkeerde move en je was de lul – en dat de rivier vol krokodillen zat hielp ook niet echt mee voor de ontspanning. Enfin, we hebben het overleefd.

 

Na het slapen op de Chinese Muur, in de grot van de Taman Negara en in de boomhut van Laos zul je denken dat we wel wat gewend zijn. En tóch viel het verblijf in de jungle mij heel erg tegen. Bovenstaande plekken waren basic, maar niet ranzig. Dit verblijf was het toppunt van ranzigheid. De kamers stonken naar riool en urine overheerste, de schimmelplekken waren niet te tellen, de overtrekken waren zwart van het vuil en de keuken… nouja, je snapt het wel. Gelukkig was onze gids állerliefst en deed er alles aan om het ons zo comfortabel mogelijk te maken. Alles kon, alles mocht. Zo merkte hij dat we gek waren op chocolade en dus kregen we chocolade pannenkoekjes als ontbijt.

Na een wat rommelige nacht begon de volgende ochtend ons jungle avontuur pas echt. Dat we Orang Oetangs zouden zien kon niet gegarandeerd worden, ze zijn heel zeldzaam. Maar na een paar meter was het raak. Een mamma met 2 kinderen zat hoog in de boom. Die hele reis van de vorige dag was het meer dan waard, want dit was écht heel vet. Deze apen lijken heel veel op de mens, de letterlijke vertaling van Orang Oetang is dan ook ‘jungle mens’. Wat een enorme beesten.

 

Na de lunch werd onze gids gebeld dat er Orang Oetangs waren gespot langs de rivier. Hier zat een man, een vrouw en 2 kinderen. We waren zó dichtbij. Het mannetje had nog nooit mensen gezien en maakte heel harde geluiden. Iets wat ze alleen doen als ze bang zijn. Na ze een tijdje bewonderd te hebben vond ik het echt tijd om te gaan. Het mannetje wist niet waar ‘ie het zoeken moest van angst en het vrouwtje zat gebogen over haar kinderen heen. Maar bijzonder was het. Het zijn gewoon écht net mensen.

We sloten de dag af met nog een avondwandeling. Hier zagen we nog een vogelspin én het allerliefste wat ik ooit heb gezien. Een klein, donzig vogeltje met de mooiste kleurtjes zat verscholen achter een blad – tegen de regen – te slapen. Het was net alsof ik naar een disneyfilm zat te kijken. Wát schattig.

image

Donderdagochtend bij het ontbijt werden we nog even vergezeld door familie aap en ook een lizzard van 2 meter liep al twee dagen rond het huis. Na het ontbijt verlieten we dit deel van de jungle. We voeren nog met een bootje over de coconutriver, waar we helaas geen Orang Oetangs hebben gespot, maar wél een gigantische krokodil. Na het boottochtje begon onze 7 uur durende autorit weer, terug naar Balikpapan.

In Balikpapan sliepen we nog één nacht, voordat we weer terug vlogen naar Bali. We sliepen in een hotel, wat volgens onze gids een mooi en nieuw hotel is. Een beetje argwanend zei ik nog “laten we maar niets verwachten, misschien is het wel net zo’n bende als het verblijf in de jungle.” Maar de gids had niets te veel gezegd. Zodra we aan kwamen rijden checkte het hotel de auto op een bom en toen dit allemaal in orde was mochten we het hotel binnen lopen. Wat een Walhalla. Kamers zo groot als een balzaal en onze douche had zelfs discolampjes. Helaas konden we er maar kort van genieten, onze gids stond de volgende ochtend om 6 uur stipt weer voor de deur.

We begonnen de dag met een boottochtje door de Mangrove, waar de neusapen wonen – die gekke apen met die grote neus. En ook deze hebben we gezien. Met hele families sprongen ze voorbij. Na twee uurtjes reden we terug naar het hotel. Hier genoten we nog even van het ontbijt. En met genoten bedoel ik ook echt, écht genoten. De donuts, croissantjes, wafels, pannenkoeken en gekookte eitjes gingen allemaal prima naar binnen kan ik je vertellen. Na het heerlijke ontbijt was het dan toch echt tijd om richting het vliegveld te vertrekken, terug naar Bali. Hier gaan we nog 5 dagen optimaal genieten met zijn viertjes, want daarna pakken Ruben en Julia het vliegtuig terug naar Nederland en wij….. Wij gaan door naar Australie.

 

Dag 102-112. Bali (Kuta Beach), Lombok & Gili eilanden (Indonesië)

14 juli – 17 juli. Bali deel 1: Kuta Beach. 

Na ons wekenlang te hebben verheugd was het dan éindelijk zo ver. Ruben – het broertje van Kas –  en zijn vriendin Julia gaan een maand samen met ons door Indonesië reizen en waren een dag voor ons aangekomen. Zo snel mogelijk zijn we door de visumcontrole heen gerend, hebben onze backpacks gepakt en zijn de taxi in gesprongen. Ik vroeg nog aan Kas “denk je dat ze op het strand liggen, of zullen ze op ons wachten in het hotel?”. Kas was volledig overtuigd van het feit dat Ruben en Julia ons op zouden wachten bij het hotel. Uiteindelijk bleken de twee slaapkoppen nog in bed te liggen – het was ook pas 2 uur ‘s middags ;).

This slideshow requires JavaScript.

Anyways. De eerste dag hebben we niet zoveel gedaan. Beetje relaxen op het strand, en vooral heel veel bijpraten. De tweede dag Bali hebben Ruub, Juul en ik de surfplanken gepakt en hebben een surflesje genomen. Dat ging bij mij vooral met vallen en opstaan en had 3 dagen spierpijn als gevolg. Na het surfen liepen we naar een plek waar ze kleine zeeschildpadden uitzetten in de zee. Je ‘krijgt’ hier een baby zeeschildpad in een bakje met water, zet de zeeschildpad vervolgens op het strand en na een tijdje worden ze door de golven meegenomen. Een heel bijzonder gezicht, honderden kleine zeeschildpadjes die een nieuw leven tegemoet gaan.

This slideshow requires JavaScript.

Bali bestaat uit allerlei verschillende populaire plekjes en het was lastig hier een keus uit te maken. Dat hebben we dus ook niet gedaan. Ons Bali avontuur begint hier bij Kuta Beach, maar ook Canggu, Ubud en Seminyak komen later nog aan bod. In Uluwatu verblijven we helaas niet, dus hier zijn we een dagje naartoe gereden op de scooter. Van het ene strandje zijn we naar de ander gehopt en we vielen van de ene verbazing in de ander. Wat een plek. Een beetje magisch bijna. Witte stranden, blauwe zee en overal hippie-achtige tentjes en vrolijke surfers.  We eindigden onze dag bij Single Fin. De mooiste (en waarschijnlijk ook de duurste) beachclub die ik gezien heb tot nu toe. Het terras zit boven het water en terwijl de DJ fijne nummertjes draait, bestellen wij nog maar een biertje.

17 juli – 19 juli: Lombok

’S ochtends om 7 uur staan we klaar voor onze pick-up, welke uiteraard pas om half 8 aankomt. Hadden we kunnen weten. In Azië is tijd niet zo’n ruim begrip en het heeft ook geen zin om je hier druk om te maken. 7 uur is vaak half 8, maar een uurtje of 8, half 9 zou ook zomaar kunnen. Het argument is áltijd hetzelfde: traffic. “So much traffic”. Vaak gebruiken ze dit argument ook op plekken waar we nog nooit traffic gezien hebben, maar daar moet je maar niet over in discussie gaan.

image
Blue Lagoon

Van Kuta Beach rijden we niet in een keer door naar de haven, maar stoppen eerst nog even bij Blue Lagoon. Deze plek staat bekend om het mooie strand en het mooie snorkelen. En mooi was het. Hierna hebben we de boot naar Lombok gepakt. Terwijl de mannen beneden in de verkoelende airco zaten, zijn Juul en ik verplaatst naar het dak. De boxjes werden aangezet, de biertjes uitgedeeld en de zon deed ook vrolijk mee.

Lombok is een wereld van verschil als je net van Bali afkomt. Waar je in Bali door files toeristen heen loopt, kom je ze hier amper tegen. In Lombok hadden we drie dagen de tijd en er waren een aantal dingen die hoog op onze to-do lijst stonden. Zo ook Kuta Beach (die je inderdaad zowel in Bali hebt als in Lombok) en Pink Beach. Bij het noemen van deze laatste schoot de travel agency direct in de lach “we don’t go there, it’s to dangerous” riepen ze. Nee, naar Pink Beach gaan ze niet. Voor geen goud, en dat zegt wat hier. Veel te gevaarlijk. Naar Kuta Beach willen ze ons wel brengen, maar later dan 21.00 uur gaan ze niet terug. Wederom om dezelfde reden, het is hier ’s avonds te gevaarlijk. Even omschakelen na het toeristische en relaxte Bali dus.

This slideshow requires JavaScript.

’S Ochtends vroeg stond onze driver op de stoep die ons een dag overal heen zou brengen. We begonnen de dag in Mataran, de hoofdstad van Lombok. We reden langs de grootste moskee die we ooit hebben gezien en terwijl we langs de mooie rijst & tabaksvelden reden kwamen we uit bij een lokaal dorpje. Hier bekeken we de traditionele huizen, staarden we verwonderd naar de vrouwen die aan het weven waren en keken we lachend naar de spelende kinderen. Als we uitgezwaaid zijn rijden we door naar Mawun Beach. Een klein en relatief onontdekt wit strand met helderblauw water. Juul bekommert zich hier om de straat honden – dat doet ze overigens overal – door ze stiekem wat biscuitjes te geven en de gebroeders Karelse voetballen wat op het strand.

Onze volgende stop is Kuta Beach, maar geen beach-time voordat we iets hebben geluncht. Aangezien we alle vier ontzettende sushi-freaks zijn had Juul onze lunchplek al uitgedacht. We werden een uur lang overladen door de heerlijkste sushi en ik maakte mij stiekem een beetje ongerust over de prijs. Ruub en Juul hadden echter een verrassing voor ons. Deze sushi-hemel hadden we van oma Ria gekregen. Veel te lief natuurlijk, maar wat hebben we genoten!

Rollend zijn we naar het strand gegaan – ik kan mij niet herinneren zó vol te hebben gezeten – voor nog wat laatste zonnestralen. Terwijl Ruub en Kas wat biertjes halen, komt er een jongetje aanlopen die armbandjes verkoopt, je begrijpt natuurlijk: dit gaat helemaal mis. En inderdaad, het jongetje was binnen 1 minuut 4 armbandjes armer, en wij rijker. Maar het bleef niet bij dat ene jongetje. De liefste kindjes liepen af en aan, de één met een nog liever smoeltje dan de ander. Nóg meer van ze kopen ging niet en dus gingen we over op een potje voetbal. De kinderen gierden het uit van het lachen, deden stinkend hun best en kregen na afloop koekjes en een lolly. Pfff, als het kon had ik ze meegenomen.

image

De tweede dag Lombok zijn Juul en ik prima doorgekomen. We hadden een drie uur durende Spa behandeling op de planning staan. Massage, haarmasker, bodyscrub en een manicure en pedicure volgden. Rozig en wel stapte we zo met onze gelakte nagels nog even het strand op en sloten we onze tijd in Lombok af met een pizzaatje op het strand.

19 juli – 22 juli: Gili Air

Aan mooie stranden in Indonesië geen gebrek, want van Lombok gingen we door naar Gili Air. Het kleinste eiland van de drie bekende Gili eilanden. Vanwege het hoogseizoen in Indonesië hadden Juul en Ruub al vrijwel alle accommodaties geregeld. 1 verblijf hadden ze echter aan ons overgelaten: het verblijf op Gili Air. Op de foto’s zag het er verzorgd en relaxed uit en het was nog betaalbaar ook. De ellende begon al bij de receptie. Ik had een vierpersoonskamer geboekt, zodat we met zijn viertjes op 1 kamer konden slapen. Die vierpersoonskamer hadden ze doorgekregen maar 1 van ons was op een andere dorm neergelegd. Een man uit Bejing lag namelijk al op ‘onze kamer’. Lekker dan, wij regelen ook een keer wat. Met handen en voeten hebben we deze Chinees – die 0 engels kon, dus het was nogal een uitdaging – gevraagd of hij naar die andere kamer kon verhuizen. Of hij dat echt wilde weten we niet zo goed, maar hij pakte in elk geval zijn spullen en wij waren gelukkig met onze eigen kamer. Alhoewel, gelukkig? De wc’s waren vies – beetje ranzig zelfs – de douches koud en niet al te schoon, en de kamer was bloedheet. Je kunt best stellen dat ik mij een tikkie schuldig voelde over mijn slechte keuze ;).

Sinds wij onze PADI hebben gehaald, staat het zwemmen met seaturtles hoog op mijn lijstje. Ik vind deze beesten zo fascinerend en bijzonder, dat ik ze dolgraag een keer in het echt wilde zien. We vroegen wat rond op het eiland en het was in no-time geregeld. De volgende ochtend om 8.30 gingen we naar Sea Turtle Heaven, de plek om ze te spotten. Klonk als muziek in de oren, totdat ik om 3 uur ’s nachts ziek wakker werd. Is sowieso natuurlijk helemaal kut, laat staan op deze plek. Ik geloof dat een jongen van 1 van de andere dorms dacht dat ik ladderzat was toen ik op de grond bij de wc’s lag en keek mij twee dagen lang nog argwanend aan. Eeeh ja, sorry man.

Soms wordt mij wel eens gevraagd, “ben je nog niet moe van al dat reizen, verlang je niet naar thuis?” Nou, toen mijn lichaam er ’s ochtends nog een blaasontsteking tegen aan gooide en ik op die stinkende bloedhete kamer lag vond ik het reizen inderdaad best even heel erg klote. Wilde lekker thuis zijn op een schone wc, op een schone kamer, op een fijn bed. Maar deze gedachte was de volgende dag weer weg hoor, geen zorg.

Kas, Juul en Ruub zijn daarentegen wel samen op schildpadden jacht gegaan (en met succes) en ‘s avonds sloot ik toch nog even aan bij de zonsondergang.

22 juli – 25 juli: Gili Trawangan. 

Gelukkig had ik dit verblijf maar 2 nachten geboekt en pakten we de volgende ochtend al de boot door naar Gili Trawangan. Hier had Juul weer iets geregeld en je begrijpt: dat was weer allerfijnst. Dolblij met de airco, onze buiten douche en kingsize bed, waren we toch een beetje verbaasd over het eiland. Dat het toeristischer zou zijn dan Gili Air, daar had men ons op voorbereid. Maar dit is niet meer toeristisch. Dit is ‘tourists-are-taking-over-the-island’. Er zijn slechts 5 momenten per dag waarop je je realiseert dat je op een islamitisch eiland zit. Vooral om 5 uur ’s ochtends realiseer je je dit heel goed. Op dat moment begint het gebed, gaan de speakers van alle moskees op volume 100 en word je ruim een uur vermaakt.

This slideshow requires JavaScript.

Terwijl Ruben hier zijn PADI aan het halen was in drie dagen, vermaakten wij ons ook prima met duiken. Op dag 1 was ik niet gelukkiger te krijgen na het zien van drie seaturtles (ze zijn nog leuker dan in Finding Nemo) en op dag 2 werden we nog een keer verrast door een baby haai.

image

Verder hebben wij op Gili Trawangan vrij weinig gedaan. Deze drie dagen stonden in het teken van beerpong, duiken, slapen en heerlijke middagen op het strand. En natuurlijk: Ruub die zijn PADI heeft gehaald. Vrolijk duikend zullen wij onze Indonesië reis dus gaan vervolgen, dat begrijpen jullie. En dat duik-avontuur beginnen wij met zijn viertjes in Nusa Lembongan, onze volgende bestemming.

Dag 93 -102. Siem Reap (Cambodja), Koh Chang & Bangkok (Thailand)

5 juli – 7 juli: Siem Reap. 

De dag na de Killing Fields besloten we met zijn drietjes – samen met Bart – door te reizen naar Siem Reap. Misschien niet zo’n bekend stadje, maar hier ligt het meest grote en bijzondere tempelcomplex: Angkor. Al dagen, nee maanden, keek ik uit naar dit bezoek. In Nederland was ik namelijk opzoek naar de do’s en dont’s in Azië en zo stuitte ik op de foto’s van Angkor. Die stond bij mij op nummer 1: “Kas, ik moét hier heen”. Ik heb lang moeten wachten, maar eindelijk was het moment daar.

Na een lange busrit kwamen we in de buurt van Siem Reap. Vlak voor de stad had de bus nog twee stops. De tuktuk en taxi chauffeurs kwamen aanrennen en sprongen nog nét niet de bus in om klanten te winnen. Mensen die uitstapten moesten oppassen dat ze niet omver werden gelopen. De officiele stop in Siem Reap werd dan ook iets anders aangepakt. De bus werd achter een hek geparkeerd en zodra het hek op slot was mochten we de bus uit. Pas toen iedereen zijn of haar tas had ging het hek weer open. Klaar om het gevecht met de taxichauffeurs aan te gaan. Wát een gekte.

Eenmaal in ons hostel vroegen we of ze een TukTuk konden regelen die ons rond kon brengen in Angkor de volgende dag. Die hadden ze zeker. “28 dollar for the whole day”. Prima, doen we. Tevreden liepen we ‘s avonds de stad in om wat te eten en te drinken. We hadden niets van dit stadje verwacht en waren allebei verbaasd. Zoveel mooie straatjes! Terwijl we aan een spinazie-appel-chiazaad-limoen-munt-juice zaten en een granolabar weg zaten te knabbelen ging ik tóch nog even aan de TukTuk op straat vragen hoe duur een dagje Ankor was. “20 dollar for the whole day”, vertelde hij mij. Wel verdomme. Kas is teruggesneld naar het hostel om onze tour te annuleren én ze even duidelijk te maken dat het niet oké is ons zo af te zetten. Niet meer dan een brom kreeg hij terug.

Om 4.10 de volgende dag werden we opgehaald door de TukTuk, hij bracht ons de hele dag van tempel naar tempel. Om iets voor 5en stonden we als een stel kleine, enthousiaste kinderen voor Angor Wat. Wachtend op de zonsopgang. Welke uiteraard – what’s new – niet kwam.

This slideshow requires JavaScript.

Het complex is 200 hectare groot. Hoppend van de ene tempel naar de ander dachten we steeds dat het niet mooier kon. Maar dat kon dus wel. We vonden het vooral bijzonder hoe de natuur en de tempels in elkaar zijn gegroeid. Keer op keer hadden we het gevoel in een ander sprookje te zijn beland.

Ook wat eten & koffie betreft is het in Angkor goed geregeld. Aan koffie kraampjes geen gebrek en er was zelfs happy hour! 2 cappu’s en de derde kreeg je gratis – ze zijn hier dól op Happy Hour. Even later brak de lunchtijd aan en gingen we opzoek naar een broodje. Een vrouw kwam met de menukaart aangehuppeld. De broodjes voor 3,5 dollar waren welliswaar hartstikke duur, maar we hadden niet zoveel keus – ook zoiets vreemds trouwens, in Cambodja rekenen ze met de dollar en betaal je ook in dollars. Mijn ultieme blijdschap met het broodje groenten werd bruut verstoord door familie mier. Zij vonden dat broodje toch óók wel heel lekker. Ik was druk bezig om ze ervanaf te halen toen de serveerster zich ermee begon te bemoeien. Met haar dikke vingers door de sla en de tomaten haalde ze de mieren er 1 voor 1 uit. Geen probleem, ben inmiddels wel wat gewend. Afijn, het broodje was best lekker. We vroegen haar de rekening en ze vertelde ons dat de broodjes 5 dollar kostten. “The menu said 3,50 dollar, not 5”, zei ik verbaasd. Ze pakte het menu erbij en verdomd: er stond 5 dollar. Ik snelde naar de stapel menukaarten en viste de menukaart eruit die ze ons gegeven had. Daar stond 3,50 op. Die Cambodjanen toveren steeds weer een andere truc uit de hoge hoed om meer geld te krijgen van toeristen. Ik gaf haar de 3,50 en liep weg. Ze zei er niks van, maar haar gezicht sprak boekdelen.

This slideshow requires JavaScript.

Aan het einde van ons bezoek aan Angkor waren we compleet gesloopt. Twaalf uur lang hebben we rondgehuppeld, duizenden foto’s gemaakt, en af en toe roepend naar elkaar “kom hier, het is hier nóg mooier”. En dan gingen we op een steen zitten. Kijken. Jep, Angkor staat zéker in mijn top 5.

Ons plan was nog een beetje onduidelijk na Angkor. Rijden we verder naar het zuiden van Cambodja of gaan we naar het Noorden? Óf, probeerde Kas voorzichtig, gaan we alvast naar Thailand en pakken we een paar dagen een eiland? Onze vlucht gaat 14 juli vanuit Bangkok, dus we moeten toch die kant op. Alle drie riepen we meteen dat we dat wilden. Even weg uit de hectiek, de drukte en heel even een paar dagen niet reizen. Klonk als muziek in onze oren. Zo gezegd zo gedaan. Ons hostel bood ons bustickets aan naar Koh Chang voor 25 dollar. Argwanend als we inmiddels zijn, liepen we nog even een travelagency binnen. 15 dollar.

7 juli – 11 juli: Koh Chang. 

De volgende ochtend werden we opgepikt door de bus en waren we alle drie toch best een beetje blij dat we weg gingen uit Cambodja. Op de één of andere manier hadden we er alle drie niet een heel lekker gevoel bij, werden moe van al het ‘toeristen afzetten’ en vonden de manier van verkoop heel agressief. Ja; we waren helemaal klaar voor Thailand.

De busrit naar Koh Chang – het Thaise eiland – was nog wel een dingetje. Familie Hippie zat bij ons in de bus en de zoon had een verkeerd visje gegeten de avond daarvoor. Kermend van de pijn lag ‘ie op zijn stoel, de hele rit lang. Na 2 uur was ‘ie er klaar mee. Hij stond op en riep naar zijn moeder: “mom, Im going uit”. En hij stapte resoluut de bus uit. Mamma snelde naar ‘m toe en viste hem net op tijd van de straat. De buschauffer had geen tijd voor dit soort grapjes en had het gaspedaal alweer ingetrapt. Die arme jongen kotste de hele boel onder, en mamma zat rustig achterin. Want je denkt toch niet dat mamma naast haar zoon gaat zitten? Nee, die mag lekker naast een vreemde zitten. Gezellig. Bij de eerste stop zat mamma met haar handen in het haar, “I don’t know what to do!”. Nou, begin eens met naast je zoon te gaan zitten. Wij gaven haar het advies naar het ziekenhuis te gaan in Bangkok, verkeerde vis kan nogal eehhh.. gevaarlijk zijn. Vond ze wel een gedoetje hoor, ze had zich zo verheugd op het eiland. Ach ach.

Bij de grens van Thailand moesten we 1,5 uur wachten op de volgende bus. Een gehaaste Thai pikte ons en 5 anderen op. Hij moest nog wel even stoppen bij de Thaise grens, waar hij nog iemand moest ophalen. Twee Duitsers vonden dat het tijd werd hun ongenoegen te uiten. “Why we wait again? We wait for 2 hours already and we want to go to Koh Chang!”. “I’m also waiting the whole day for you, I have to pick up people”. “We want to go to Koh Chang, just drive now!”, “I’m driving since 6 in the morning, if you don’t like it just get out of my bus”, antwoordde de chauffeur boos. “Aahhh fuck off” riep de Duitse chick pissig. De chauffeur stak zijn middelvinger op en schreeuwde er nog een “fuck you too” tegenaan. Je kunt je dan ook wel voorstellen dat het ongenoegen compleet was toen de chauffeur onderweg nog een keer of 5 stopte om bloemetjes te kopen. Welkom in Azië lieve mensen. Alles is hier mogelijk.

Voor de eerste twee nachten hadden we een hutje aan de zee geboekt. Een lieve Thaise vrouw verwelkomde ons met open armen en een bord met warme rijst. Fijn, we zijn weer in Thailand. De volgende dag deden we niets. De zon was helaas nergens te bekennen maar we hebben ons prima vermaakt met boekjes lezen, spelletjes spelen en filmpjes kijken.

De volgende dag verplaatsten we onze spullen naar een nieuw verblijf aan het strand voor de laatste twee nachten: Pjamas. Hier hadden ze een zwembad en wit strand – in plaats van stenen. Helaas is de zon er vrijwel niet geweest tijdens de drie dagen op het eiland, maar we vonden het helemaal prima. De laatste avond zijn we op stap gegaan met Rachel en Kate. Kate komt uit Thailand en Rachel uit Amerika, maar woont al twee jaar in Nederland. Over een paar weken gaat ze haar inburgeringsexamen doen en ze was nog een beetje onzeker over haar Nederlands. Wat nergens voor nodig is, want haar Nederlands is zó goed. Vooral het roepen van scheldwoorden was haar favoriet “vind ik zó grappig”, riep ze dan. Jep, Rachel is absoluut een aanwinst voor Nederland.

Ondanks het regenachtige Koh Chang hebben we vier prima relax dagen gehad. We hebben zélfs een ochtendje op de bank gehangen en films gekeken.

11 juli – 13 juli: Bangkok. 

image

In een halfleeg busje en met een vrolijke chauffeur zijn we naar Bangkok gereden. Toen Kas en Bart rond 13 een M teken zagen begonnen hun buiken spontaan te knorren. Of de chauffeur niet even kon stoppen bij de Macdonalds. Geen probleem, hij reed wel even door de Drive Thru. Wat een held.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend was het tijd voor CentralWorld: het shoppingcenter van Bangkok. Vooral Bart en ik waren reuze enthousiast en lieve Kas deed vrolijk mee. Echt ruimte in onze backpack voor extra kleding hebben we niet, maar er moest hoognodig kleding vervangen worden. De laundry service hier in Azië is namelijk heerlijk goedkoop maar je krijgt altijd nét iets minder van je kleding terug. Shirts vol met gaten, broeken met scheuren en mijn witte broekje – wie neemt er in vredesnaam dan ook een wit broekje mee tijdens een backpackavontuur – was inmiddels grijs/roze.

image

Deze dag sloten we af bij Nana. Dit keer met een heel enthousiaste Bart en Kas en een Nicky die vrolijk mee deed ;). Nana is dé gogobar area van Thailand – voor de leken onder ons, Google maar eens even – en daar wilden de mannen een avondje heen. Wat een avond. Ik wist niet zo goed wat ik meemaakte en viel van de ene verbazing in de ander. De details zal ik jullie besparen, geen zorg.

Snoeibrak en moe moésten we van onszelf het bed uit om 10 uur om iets van onze laatste dag Bangkok te maken. We begonnen de dag bij Cafe Dexter met een gezond ontbijt en bleven hier een uurtje of twee hangen. We waren niet vooruit te branden. Toch wilden we heel graag nog naar Khao San Road want je bent niet écht in Bangkok geweest als je dit gedeelte hebt geslipt. Omdat lopen te ver was, pakten we een taxi. De afstand die we moesten afleggen was 5km en daar doe je dus gerust 1,5 uur over. Mocht je ooit in Bangkok gaan wonen: koop vooral geen auto, je wordt echt hélemaal gek. Wij zijn de taxi maar uit gestapt en hebben de laatste paar kilometer gelopen.

We liepen in een soort slowmotion door de straten heen – we liepen nog net niet achteruit – toen Kas zei: “grappig, dat lijken Cas en Ralf wel daar”. Ik stormde erop af, want dat léken ze niet alleen, dat waren ze! Maar dit was toch echt wel de laatste keer dat we ze tegen zouden komen. Kas en ik vertrokken de volgende ochtend vroeg naar Bali en dus was dit écht de laatste lunch samen. Ik, samen met mijn vier leukste reismannen :).

Als om 2 uur ‘s nachts de wekker gaat ben ik totaal gedesorienteerd. Maar Kas lijkt daar geen last van te hebben. Hij heeft van die blije glinsteroogjes en kan niet wachten tot we op Bali zijn. Ruub & Juul, we komen eraan!

 

 

Dag 84 – 93. Mui Né, Ho Chi Minh, Mekong Delta(Vietnam), Phnom Penh (Cambodja).

27-28 juni: Mui Né


Veilig en wel aangekomen in Mui Né na de hellse treinrit, lagen we tevreden om 12 uur ‘s nachts in bed. Dat we de volgende ochtend bizar vroeg een trip hadden geboekt leek op dat moment nog best een prima idee. 3,5 uur later was het tijd om weer op te staan – en ja, dit voelde toen ineens als een heel slecht plan. Om 4 uur werden we opgepikt door een busje die ons naar de zandduinen zou brengen en waar we de zonsopgang konden zien. Eenmaal aangekomen bij de zandduinen werd het langzaamaan lichter en waren de witte zandduinen inderdaad een bijzonder fenomeen. Maar die zonsopgang? Die hebben we niet gezien. Na de witte zandduinen zijn we doorgereden naar de rode zandduinen. Ook mooi, maar mássa’s mensen. Een foto maken zonder toerist bleek nogal een opgave. Dat neemt overigens niet weg dat toeristen geen foto’s van óns konden maken. Chinezen liepen wederom voor ons met selfiesticks om zo ‘onopvallend’ foto’s van ons te maken. Één Chinees meisje gooide het weliswaar over een andere boeg. Zij bleef maar rondjes om ons heen lopen terwijl ze aan het filmen was. Af en toe vroeg ze ons dan te zwaaien, of er een peaceteken tegen aan te gooien.

Nadat we de bus waren ingevlucht en mij afvragend wat ze in vredesnaam met dat filmpje gaat doen, reden we weer een stukje verder. Dit keer naar een riviertje en een vissersdorpje. Vooral dit laatste vonden wij heel fascinerend om te zien. Tientallen mannen die trots met bákkenvol vis uit de zee kwamen lopen. Vrouwen zaten op het strand de goede vissen eruit te halen en peuzelden af en toe een rauw visje weg. Fantastisch vonden ze het dat Kas en ik foto’s van ze maakten. Met twinkelende ogen lieten ze trots de vangst van de dag zien.

image

Na deze vroege ochtendtour zijn we gaan relaxen op het strand. Zonder zon weliswaar, maar dat mocht de pret niet drukken. Na de treinreis van de dag daarvoor en de paar uur slaap waren wij meer dan tevreden met dit relaxmomentje.

29 juni – 1 juli: Ho Chi Minh

Mui Né staat bekend om de zandduinen en bestaat verder uit 1 straatje en een strand. Om deze reden besloten we de volgende dag met de bus door te reizen naar de hoofdstad van Vietnam: Ho Chi Minh. Deze sleeperbus van 6 uur was een verademing na de treinreis en beschikte tot onze verbazing zelfs over een werkende WiFi. We hadden de meest verschillende verhalen over Ho Chi Minh gehoord, maar over 1 ding waren ze het allemaal eens: ‘wát een drukte. De meest drukke stad die je zult zien tijdens je reis en het is daar onmogelijk om over te steken’. Misschien komt het doordat we ons hadden voorbereid op het ergste, maar het viel ons allemaal reuze mee. Natuurlijk was het chaos, maar waar is het dat niet in Azië? En oversteken is, net zoals in Hanoi, een opgave. Maar: oefening baart kunst. Al zigzaggend trotseren Kas en ik inmiddels het verkeer.

Om de stad een beetje te verkennen liepen we na aankomst een rondje en sloten we af bij Pasteur Brewing Company. Klein straatje in, donker steegje door, smal trappetje op en we arriveerden bij het liefste, kleinste en gezelligste biertentje. Hier genoten we samen intens van de speciaalbiertjes. Na drie maanden lokaal bier was dit echt een feestje, vooral Kas begon helemaal te glimmen.

This slideshow requires JavaScript.

Vlakbij de stad liggen de Cu Chi tunnels. Tijdens de Vietnam oorlog hebben de slimme Vietnamezen allerlei ondergrondse tunnels gebouwd om zo de Amerikanen keer op keer te slim af te zijn. Terwijl we onze bus parkeerden tussen de tientallen andere bussen, was het tijd om in een rij van 60 onze tickets te laten checken. Eenmaal bij de tunnels waren de toeristen niet meer te tellen. Ik stond achterin op mijn tenen om een blik op te vangen van hetgeen er te zien viel terwijl onze gids ons van alles leerde over de Vietnam oorlog.

This slideshow requires JavaScript.

Middenin de stad zit het War Museum, dat ook over deze oorlog gaat. De volgende ochtend hebben we hier ruim 2 uur doorgebracht. Dit keer op ons eigen tempo, met niet teveel mensen en wederom hebben wij ons verbaasd over de gruwelijkheden van de oorlog. Vooral omdat ik mij heel goed realiseer: deze verschrikkelijke dingen gebeuren vandaag de dag nog steeds.

Na het War Museum brachten we een bezoekje aan The Workshop – voor de lekkerste koffie – en sloten we deze dag af in de bioscoop. De stad was zo warm en we hadden ontzettend veel zin om op een chille stoel te kruipen en een filmpje te kijken. Net zoals thuis.

1 juli – 2 juli: Mekong Delta 

Op 2,5 uur rijden van Ho Chi Minh ligt de Mekong Delta. De Mekong achtervolgd ons al sinds Thailand en er lijkt maar geen einde aan te komen. De Mekong Delta bestaat uit allemaal kleine eilandjes, waar heel veel kleine takjes van de Mekong doorheen lopen. De mensen hier leven op het water – letterlijk. Een tweedaagse Tour liet ons kennismaken met de Mekong delta en haar inwoners. Op kleine bootjes peddelden de vrouwen ons over de riviertjes en lieten ons trots de omgeving zien. Maar na afloop moesten we wel even een tip geven, vertelde onze gids. We bezochten ook een bijenfarm, konden heerlijk een uurtje relaxen in de hangmat, vaarden nog een stukje over de Mekong en mochten zelfs nog even met een Python op de foto – daar ben ik even afgehaakt. En bij elk gedeelte kregen we te horen: denk aan de tip!

This slideshow requires JavaScript.

De tweede dag was het wederom vroegdag en bracht onze boot ons naar de floating market. Eigenlijk waren we daar een beetje laat voor, het was immers al 7 uur. En dan zijn de lokals al uren up & running en de boodschappen al lang en breed gedaan. De Tour sloten we af met een barbecue – gezellig met gebraden ratten, slangen en kikkertjes – om vervolgens terug te rijden naar Ho Chi Minh. En natuurlijk sloot onze gids af met de woorden ‘vergeet mij vooral geen tip te geven’.

image

Inmiddels waren Cas en Ralf ook aangekomen in Ho Chi Minh. Zij hadden wat meer tijd besteed in andere plaatsen en we hadden elkaar alweer een tijdje niet gezien. We hadden samen één avond in de stad welke we vrolijk biertjes drinkend hebben doorgebracht.

Met volle snelheid en weinig rust zijn we door Vietnam heen gereisd. Op 14 juli vliegen we namelijk van Bangkok naar Bali en dus moesten we ons een beetje haasten. Zondag was het dus alweer tijd om Vietnam gedag te zeggen. Ook hier hebben wij ons wederom verbaasd over de mooie natuur, maar we vonden het wel héél toeristisch.

3-4 juli: Phnom Penh (Cambodja).

Zondag kwamen we aan in Phnom Penh – Cambodja – met de bus en bracht taxi-chauffeur Bora ons naar ons hostel. Wat we maandag gingen doen, vroeg hij toen we bijna waren gearriveerd. “We denken naar de Killing Fields en het museum”, zei ik in mijn enthousiasme. Nou, Bora kon ons wel even heen en weer brengen voor 25 dollar. Dat wij nog niet wisten of we dat wilden, vond hij maar een beetje vreemd. “No problem. I bring you”. Ook bij het hotel hebben we hem nog 20x uitgelegd dat we nog niets zeker weten en dus geen afspraak met hem willen maken. “I bring you, 9 o’clock”. En dan verlies ik m’n geduld met zo’n man. Wegwezen. Wanneer we de volgende ochtend buiten aan het ontbijt zitten komt ‘ie aanrijden “I bring you now?”. Nee, je brengt ons nergens naartoe, we wíllen niet met de taxi. “Sorry Bora, but no thank you’. ‘Who not? Come, I bring you’. Zo opdringerig hadden we ze nog niet meegemaakt, zou het iets Cambodjaans zijn?

Uiteindelijk zijn we in een tuktuk en zonder Bora naar de Killing Fields gereden. Een paar minuten voordat we aankwamen kwam er een andere tuktuk naast ons rijden en hoorden we ; “kijk nou! Dat is toevallig”. Staat Bart in een keer naast ons. Bart hebben we twee maanden geleden leren kennen in de jungle van Maleisië en nu stond ‘ie ineens naast ons. Een van de dingen die reizen zo leuk maakt.

This slideshow requires JavaScript.

Samen hebben we de Killing Fields en de bijbehorende gevangenis, S21, bezocht. Van te voren hadden we al begrepen dat het een heftige dag zou worden. Veel mensen haakten na de Killing Fields af, omdat ze de gevangenis daarna te heftig vinden. Bij de Killing Fields kregen we een Nederlandse audio en zo liepen we met z’n drietjes rond. Terwijl een Nederlandse meneer mij over alle gruwelijkheden vertelde, liepen we over de plekken waar het allemaal gebeurde. In 1975 kwam de Rode Khmer aan de macht, met Pol Pot aan het hoofd. Hij was van mening dat ze weer met het jaar 0 moesten beginnen en alle geleerden moesten uitmoorden – klein detail hierbij is dat Pol Pot zelf een uitstekende opleiding had gevolgd. Hier hoorden ook de mensen bij die een bril droegen, een boek tot hun beschikking hadden of een dagboek bijhielden. Laat staan dat je een vreemde taal sprak! Of zoals de audio-meneer zei: ‘alle mensen met zachte handen’. In totaal is 1/4 van de bevolking vermoord. En hoe. Allereerst werden ze dagen, weken en soms maandenlang gemarteld om vervolgens vermoord te worden. Bij vrouwen en kinderen ging dat net even wat anders. Kinderen werden tegen een boom geslagen, net zolang totdat de hersenen eruit lagen. De dure kogels wilden ze sparen. De moeders werden gedwongen toe te kijken. Vrouwen werden naakt vermoord, maar werden vaak eerst nog verkracht. Om vervolgens zowel kind als vrouw in het massagraf te dumpen. Een deel van de massagraven hebben ze leeggehaald en alle botten en schedels hebben ze als eerbetoon achter glas staan. Het andere deel van de massagraven hebben ze gelaten zoals het is, zodat de slachtoffers kunnen rusten. Her en der zie je nog een bot, een tand of een stuk kleding liggen.

Aan het einde van de tour vertelt deze man mij dat er meer genocides hebben plaatsgevonden in de wereld. Neem bijvoorbeeld de Joden tijdens de 2e Wereldoorlog. “En toch gebeurt het weer. En weer. Ik hoop dat iedereen naar de Killing Fields komt en zich realiseert dat zoiets niet nog een keer mag gebeuren. Laat deze geschiedenis zich alstublieft niet herhalen”. Ik hoop het ook meneer. Verdomme, ik hoop met heel mijn hart dat zoiets nooit meer gebeurd. Maar waarom geloof ik daar niet in?

Deze dag hebben we met elkaar afgesloten met een biertje. Damn, wat een emotionele, rare dag. Om 9 uur lagen we in bed, maar ik kon de slaap niet vatten. Er spookte nog zoveel door mijn hoofd, en ik had nog zoveel vragen. Waarvan 1 er steeds terug komt: “Waarom?”