Christchurch
Van Brisbane vlogen we door naar Christchurch. We hadden een late vlucht en kwamen ‘s nachts om 1 uur in Christchurch aan. De camper konden we de volgende ochtend pas om 8 uur ophalen en dus stond ons een nachtje vliegveld te wachten. Waarom dan zo’n late vlucht pakken? Dit zijn nu eenmaal de goedkoopste vluchten en álles dat geld bespaard pakken we met beide handen aan.
Om 8 uur hadden we houten billen van de stoeltjes en waren we blij dat we onze camper konden ophalen. Een redelijk nieuwe auto met een klein keukentje, genoeg ruimte om je kont te keren én we kregen er twee dikke tweepersoons dekbedden bij. Jep; +10 punten voor Apollo!
Na een korte siësta onder de fijne dekbedden – dit is écht heel relaxed na 1,5 maand slaapzak – zijn we Christchurch ingereden. Vraag mij niet waarom, maar ik had een bruisend stadje verwacht. Ik had duidelijk geen goede research gedaan. Door de heftige aardbeving in 2011, de naschokken én na nog een pittige afgelopen februari, is Christchurch één en al bouwval. Overal zijn ze bezig met het opknappen van gebouwen en waar je ook kijkt; het zijn allemaal ruines. In een deel van de stad hebben ze een mini-winkelcentrum neergezet in containers (deze zijn minder vatbaar voor aardbevingen dan gebouwen). We haalden hier een verse sap en de eigenaresse van het tentje was duidelijk niet te spreken over alle bouwvallen. Het gaat haar allemaal veel te langzaam en alle jongeren trekken de stad uit. ‘Er is niets meer hier’. Zonde, wat ooit zo’n leuk stadje was, is volledig geruineerd door natuurgeweld.
Oamaru
Na een nacht met ruim elf uur slaap – tsja, die dekens hé.. – reden we naar Steampunk HQ. Een bizar museum waarvan wij nog steeds niet weten wat het nu precies is. Heel veel troep, machines én een ‘lichtjes ruimte’. Van deze laatste hebben we wel 4 keer gebruik gemaakt. Je stapt een cabine in, vol met lampjes en spiegels, er start een muziekje en de kleuren van de lampen veranderen continu.
Nadat we hier uitgespeeld waren zijn we doorgereden naar de Mouraki Boulders. Allemaal ronde rotsen op het strand die op Dragon Eggs lijken.
Dunedin & Milford Sounds
Na een overnachting op een gratis camping zijn we naar Dunedin gereden. Een klein stadje waar we een kerkje bezochten én even bij de Cadburry Fabriek binnen liepen. Cadburry is het merk dat de Dairy Milk chocolade maakt en we tijdens onze reis álleen maar zijn tegen gekomen. Een tourtje door de fabriek koste helaas 30 dollar per persoon en dús besloten we hier alleen wat lekkers in te slaan..
We hadden een beetje haast, want diezelfde dag nog moesten we in Melford Sounds zijn. In Kilometers was het prima haalbaar, maar iedereen vertelde ons dat je er veel langer over deed. En dat klopt. Want wat is dít een bizar mooie route. Je rijdt door de bossen, langs besneeuwde bergtoppen en riviertjes met ijsblauw water. Ja, dit is zeker de mooiste route die we de afgelopen twee maanden hebben gereden. Dat je er dus een stuk langer over doet dan de navigatie aangeeft, is te danken aan alle foto stops die je maakt ;).
Bij Milford Sounds was helaas maar 1 camping die de hoofdprijs vroeg, máár dan krijg je ook wat. Alle faciliteiten zijn gebouwd in chalet-achtige huisjes en je staat middenin het bos, tussen de hoge besneeuwde bergen.
De volgende ochtend stapten we op de boot om door de Milford Sounds te varen. We hadden mazzel want de zon scheen en dát is heel bijzonder. Hier regent het namelijk 90% van de tijd en iedereen die we hebben gesproken had slecht weer. Het was een heel bijzondere ochtend, wát een natuur. De fjorden, de watervallen, , de zeehonden, het heldere water.. We hadden by far de kleinste boot – we waren met 29 terwijl andere boten met ruim 200 passagiers rondvaren – en dus konden we dicht langs de rotsen en de watervallen varen. Kas stak hier dapper nog even zijn hoofd onder de waterval en na 2 uur varen verlieten we deze magische plek weer.
Te Anau
We reden langs Lake Te Anau om vervolgens nét voor Queenstown onze auto te parkeren op één van de weinig betaalbare campings. We stonden in de middle of nowhere tussen de lama’s, schapen en koeien en waren de enige.. De lieve eigenaresse – die een hond heeft groter dan zij is – wees ons de weg en toen hadden we alles voor onszelf.
Queenstown
Queenstown tijd! We reden de volgende ochtend optijd naar dit leuke wintersportplaatsje, waar we wederom niet onder een dure camping uit konden. In Queenstown is welliswaar het skiseizoen afgelopen, alles roept hier wintersport. Wat een fijne sfeer! We spendeerden onze dag op een terras met WiFi en maakten plannen voor de komende dagen. We sloten de dag af bij de Ice Bar, leuk voor één drankje, maar met -12 toch wel erg koud.
Onze tweede dag Queenstown was iets spannender. We pakten de gondel naar de Skyline waar we een fantastisch uitzicht hadden over Queenstown, de meren hieromheen en de hoge bergen. Iets verderop stonden twee mannen ons op te wachten. Een vrolijke Fransman die Kas onder zijn hoede nam én de kleine, Engelse Tim. Met deze mannen zouden wij binnen enkele minuten van deze berg afrennen. Geen zorg hoor, met parachute uiteraard. De kleine Tim legde mij van alles uit en vertelde dat het vooral héél belangrijk was dat ik in het begin mee zou rennen. Want mij dragen werd met twee koppen groter toch wat ingewikkeld. Snap ik. Vreemd genoeg was er nul spanning, en voor ik er erg in had liet ik Kas achter mij en vlogen we over de bergen, de mooie blauwe meren en de stad heen. “This is the closest you can get to a bird”. En zo voelde het ook echt. Ik vond het zo rustgevend en vrij. Ik denk dat Tim mij iets te relaxed vond en terwijl ik genoot van het uitzicht besloot hij zijn stunts te oefenen. Wát een vette ervaring. Eenmaal veilig op de grond keek ik hoe Kas naar beneden vloog en blij ratelden we allebei hoe fantastisch het was.
Een vrouw van rond de 50 kwam naar mij toegesneld en vroeg of wij haar moeder misschien boven hadden gezien. Ja, wij hadden inderdaad een oude vrouw gezien, daar hadden wij ons nog over verbaasd. “My mom wanted to do this so badly and she was gone before I knew. She’s really going to do this huh?” zei ze met tranen in haar ogen. Jep. Want daar ging ze. Toen haar moeder veilig en wel op de grond stond rende haar dochter huilend naar haar toe, “never, ever do this to me mom”. Haar moeder begreep niets van haar angst en vond het allemaal de normaalste zaak van de wereld. Wat een fantastische vrouw.
Met een glimlach van oor tot oor brachten Kas en ik de rest van de dag door in de zon. Aan het einde van de dag sloten we ons verblijf in Queenstown héél fijn af. In een privé hottub met uitzicht over de groene vallei. Just another day during our trip.
Frans Jozef Glacier
De volgende dag vervolgden we onze weg naar de Frans Jozef Glacier. En dat betekende een hele dag rijden vanuit Queenstown. Savonds parkeerden we onze auto dit keer niet bij een camping, maar op de parkeerplaats van een hostel. Er was savonds gratis soep, sochtends gratis ontbijt én razendsnel internet. Wij hadden het prima voor elkaar in onze camper met ons kopje soep en Lord of The Rings op de iPad.
We waren natuurlijk niet voor niets zo snel doorgereden naar de glacier. Na veel dubben hebben we namelijk een tour geboekt die het mogelijk maakt om op de gletsjer te klimmen. Iets wat we toch wel heel graag wilden nu we zo dichtbij een gletsjer waren, maar het was wél behoorlijk aan de prijs. Tot een paar jaar geleden kon je hier namelijk nog opklimmen, maar door de klimaatverandering kan dit helaas niet meer. De glacier brokkelt tien keer zo snel af als tien jaar geleden. En ja, dat is inderdaad véél te snel – dan vraag je je toch af waar we mee bezig zijn met zijn allen?
De enige manier om de gletsjer nog op te komen is via een helicopter. Natuurlijk méér dan leuk, maar de reden vond ik niet zo tof.
Anyways, zo gebeurde het dat deze Sjonnie en Anita plaatsnamen in een helicopter. Het was welliswaar een vluchtje van 3 minuten, ik stond te stuiteren van opwinding.
Met spikes onder onze charmante wandelschoenen, een waterdichte broek en jas, gingen we de gletsjer op. Zó bijzonder om zoiets een keer te mogen zien. Zo nu en dan hoorde je een stukje glacier afbrokkelen, er waren grote watervallen en heel bijzondere grotten van ijs. Nadat we door de helikopter weer veilig op de grond waren afgezet doken we nog éven in de hotpools om onze spieren wat te laten relaxen. Savonds namen we de afgelopen dagen nog even door in de kroeg; want het is zó belangrijk om stil te staan bij hoe bízar het is wat we allemaal doen. Want soms… soms voelt zo’n ochtend paragliden, klimmen op een glacier of varen door een Fjordlandschap een beetje als ‘een normale dag tijdens onze reis’.
We sliepen savonds wederom naast het hostel en reden de volgende ochtend vroeg door naar Picton. We reden de hele dag en kwamen ‘savonds aan bij een gratis parkeerplaats. De volgende ochtend om 9 uur ging onze ferry van Picton naar Wellington.
Nieuw-Zeeland bestaat namelijk uit twee eilanden: het Noordereiland en het Zuidereiland. Ons avontuur op het Zuidereiland zat er alweer op en de boot bracht ons naar het Noordereiland. Deze ferry heeft nogal een prijskaartje, maar we hebben in Nieuw-Zeeland inmiddels wel geleerd dat áls je iets wilt doen, je dan fikse bedragen moet neertellen. En tsja, je wilt toch wat zien als je aan de andere kant van de wereld zit. De boot deed er drie uur over, en met een koffietje in onze hand genoten we van de mooie uitzichten. Wát een land. Op naar nieuwe avonturen op het Noordereiland!