Dag 273 -288. Cuba

Havana

Cuba was een land dat vooraf totaal niet op de planning stond, maar dat maakt het flexible reizen júist zo leuk. Dat onze kennis over Cuba erg minimaal was, bleek al uit onze eerste pogingen om deze reis te plannen. Op Booking.com zocht ik op ‘Cuba’ maar er waren geen hotels te vinden. Op Hostelworld.com evenmin. Vreemd. Is mijn zoekterm verkeerd misschien? Ik probeerde ‘Cuba, Havana’. Ook dit leverde 0 resultaten op. Na wat research bleek dat Cuba niet over WiFi beschikt en dat hotels dan ook niet van tevoren te boeken zijn. Gelukkig hoorden we al snel over de Casas Particulares, locals stellen kamers beschikbaar voor toeristen en die herken je aan het blauwe anker op de voordeur. Ook hier is reserveren geen optie, je klopt dus gewoon aan. Anyways. Tot zover onze voorbereidingen.

img_2745

Eenmaal aangekomen in Havana pakten we een Taxi naar het centrum. Een lieve man bracht ons in zijn mooie oude auto naar een Casa Particular waar we met open armen werden ontvangen door Juan. Juan sprak een aardig woordje Engels en we konden gelukkig een nachtje blijven slapen. Ons verblijf lag in het oude centrum, maar buiten het toeristische gedeelte. We besloten eerst een WiFi kaart te scoren. Op een aantal grote pleinen in het land kun je deze WiFi kaart gebruiken en heb je internet. Deze pleinen zijn niet te missen. Er staan tientallen mensen op een kluitje met telefoons, laptops en ipads in de hoop op een beetje WiFi bereik.

Na een rondje door de stad was ik een beetje van slag. Het is alsof je zonder pardon wordt gedropt in de jaren ’60/’70. De straten zijn vervallen en verlaten. Vrijwel alle gebouwen worden bijeen gehouden met gammele constructies, de supermarkten zijn leeg óf je moet er voedselboekjes voor hebben en de sfeer was grimmig. Was dit het land waar ik zo graag heen wilde? Dit gevoel werd versterkt toen we ‘savonds op zoek gingen naar een restaurantje. De enige restaurants die we konden vinden waren duur en vrijwel alle restaurants boden hetzelfde aan. Na een uur rondjes lopen kwamen we uit bij een dakterras waar we sla, tomaat en komkommer kregen en een mini-visje. Dit al voor 30 euro.

De volgende ochtend werden we na 12 uur slaap uitgerust en relaxed wakker en stond er een riant ontbijt voor ons klaar. Ananas, papaya, een ei én koffie (later bleken we dit elke ochtend te krijgen, aangezien dit het enige ontbijt is dat hier te krijgen is). Na het ontbijt liepen we samen naar Plaza Viejo. Dus híer zitten alle toeristen. We zagen barretjes, kleine lieve restaurantjes en overal klonk muziek. Onderweg kwamen we een mooie oranje cabrio taxi tegen die ons wel een uurtje door de stad heen kon rijden. Zo gezegd zo gedaan. Met de zon op ons hoofd, de wind in de haren, toerden we door de stad Havana heen. Na deze autorit gingen we naar de bar waar ze de allereerste Mojito schonken en eindigden we op een terras met speciaalbiertjes. Ondertussen trad er een band op en liepen de mensen in kleurrijke kleding af en aan. Wow. Dít is het land waar ik heen wilde.

Viñales

Voor de volgende dag had Juan voor ons een taxi naar Viñales geboekt. Samen met 2 Canadezen die we in onze ‘Casa’ hadden leren kennen deelden we een taxi. Onze taxichauffeur sloeg na een uur rijden een beetje een vreemde onverharde weg in. We reden naar een klein boerderijtje waar hij zijn tank volgooide. Zodra wij naar de weg toeliepen om even onze benen te strekken werden we boos teruggefloten. Blijkbaar mochten we hier niet gezien worden omdat het hartstikke illegaal is. We denken dat ze rode diesel aan het tanken waren.

Eenmaal in Viñales werden de Canadezen bij een Casa in het centrum geplaatst en wij werden naar een klein huisje ver buiten het centrum gebracht. Een lieve man met de vreemde naam ‘Segunda’ (tweede) en een vrouw met de nog vreemdere naam ‘Cena’ (diner) ontvingen ons heel hartelijk. Eigenlijk was dit niet de plek waar we wilden zitten, zo ver buiten het centrum, maar verder zaten álle casas vol.

We hadden met de 2 Canadezen afgesproken dat we naar ze toe zouden komen om samen naar een Tabacco plantage te gaan. Na een behoorlijke regenbui liepen we naar ze toe. Ik op m’n slippers, in m’n korte broek. De tourguide stond er al en vertelde dat we op een paard naar de plantage gingen. Ehhhh. Ik keek naar beneden en concludeerde dat ik toch echt wel de meeste ongeschikte outfit óóit aan had om te paardrijden. Maar het ging prima. In galop door de modderpoelen, door het groene landschap en langs de mooie oude boerderijen. We stopten bij een Tabacco farm waar we sigaren leerden rollen én roken. Maar dat laatste liet ik met liefde aan Kas over. Op de terugweg kwam het met bakken uit de hemel, waren ik en het paard één en al modder maar was de glimlach niet meer weg te denken. Wát een vette tocht.

Playa Larga


Zondag hadden we een stranddag gepland, maar dát werd ‘m helaas niet. Het stormde en het was lange broeken & dikke truien weer. We besloten niet langer in Viñales te blijven, maar door te reizen naar Playa Larga. Deze plek bereikten we na 7 uur reizen en 3 verschillende taxi’s. Iedereen riep in Viñales dat het in Playa Larga prachtig zonnig zou zijn, maar helaas.. We kwamen aan in een koud en nat Playa Larga. De familie waar we terecht kwamen maakte echter een hoop goed. Gustavo, de eigenaar, regelde álles voor ons. Hij bracht de was weg, maakte het avondeten klaar en regelde een duiktour voor de volgende dag. Wánt concludeerde hij; morgen wordt het zonnig.

En hij kreeg gelijk. Maandagochtend was het nog fris, maar de zon was er! Samen met twee Duitsers die in hetzelfde huis sliepen en 6(!) anderen maakten we vanaf het strand een duik voor slechts 25 euro. De gear was welliswaar heel crappy, maar de zee was gelukkig super helder en na ons duikavontuur in Australië was dit echt heel fijn. Het was een relaxte duik met mooi koraal. Na de duik verhuisden we van Gustavó naar zijn buren Nolly & Jenny, waar we nog twee nachten verbleven. We genoten van het strand en wandelden door het stadje. ‘S middags wilde Kas persé bij een foodtruck stoppen voor een pizza. Maar we begrepen niet goed dat al deze mensen 10cuc neer wilden leggen voor een pizza. Later die avond spraken we met 2 Engelsen, dat ze zo heerlijk goedkoop pizza hadden gegeten. Voor maar 10 pesos! In Cuba zijn er namelijk 2 currency’s; de Cuc is voor toeristen (en is gelijk aan euro’s), Pesos is voor locals (25 pesos is 1 euro). En de vrouw van de foodtruck maar vriendelijk lachen toen ik haar 9,50 euro teveel gaf. Het zijn boeven hoor, die Cubanen.

Cienfuegos


Vanaf Playa Larga gingen we door naar Cienfuegos. Een relatief klein dorpje dat ook wel klein Parijs wordt genoemd vanwege de bouwstijl. Het stikt er van de oudere toeristen en er is verder vrij weinig te beleven. Zodra we hier ‘s middags aankwamen, wisten we: morgen reizen we weer verder. De families waar we verblijven regelen altijd het vervoer en de slaapplek voor ons. Vanwege het gebrek aan internet is dit de makkelijkste manier om je reis te regelen. Dat onze familie in Cienfuegos dit keer 20 Cuc pp vroeg voor vervoer naar Trinidad, vonden we echter wel een beetje duur. Op straat vroeg de taxi hier 7(!) pp voor. Toen we de familie vertelden dat we ons eigen vervoer wel zouden regelen gooiden ze wel even 5 cuc bovenop onze overnachting. Zoals ik al zei: het zijn echte boeven.

Trinidad

Trinidad is in vergelijking met andere plekken in Cuba de meest bruisende stad. Er zijn veel jonge toeristen en ‘s avonds kan er overal gedanst worden. Dit was stiekem best een verademing na het saaie Cienfuegos. De eerste dag maakten we een paardrijtocht door de suikervelden en de prachtige natuur van Trinidad. We hadden alleen 1 fout gemaakt: we hadden van tevoren niet gevraagd hoe lang de tocht zou zijn. Na ruim drie uur had ik blauwe billen en had ik geen idee meer hoe ik dit ooit vol zou houden. Onze gids vond het allemaal erg vermakelijk maar 1 ding is zeker; 2 keer in één week paardrijden was wat veel voor mijn achterste.

Vlakbij Trinidad ligt Playa Ancón. Een mooi wit strand met een zee waar we onze vrijdag doorbrachten.

Morón

Zaterdag reden we van Trinidad naar Morón. Een klein plaatsje dat een uur rijden verwijderd is van Caya Coco en Caya Guillermo. Volgens de Lonely Planet een van de mooiste stranden ter wereld. In Morón werden we wederom ontzettend gastvrij ontvangen door de familie. De volgende ochtend bracht taxichauffeur Pedro ons en twee Russen naar Caya Guillermo. Het strand was inderdaad prachtig en de zee helderblauw, maar de Russen konden alleen maar mopperen. En dan vooral op onze lieve chauffeur. Wij lieten het gedoe en de disucssie voor wat het was en genoten intens van het bijzondere strand. ‘S avonds stonden Jacqueline en Noell (onze familie) ons weer met open armen op te wachten en stond er een uitgebreid diner klaar. We brachten de avond samen door en hoorden alle bijzondere verhalen over Cuba aan. Slapen bij al deze families is niet alleen leuk, het is ook bijzonder goed voor ons Spaans. Maandagochtend bracht Pedro ons naar het andere strand, dit keer op Caya Coco. Die Russen wilde hij niet mee hebben, hij vond het veel leuker om alleen met zijn Nederlandse ‘amigos’ op pad te gaan. Op Caya Coco stikt het van de all-inclusive resorts en we hadden de hele dag prima vermaak door alle dronken toeristen. Amerikaanse chicks die cheerleader praktijken uitvoerden (uiteraard weinig succesvol), Engelse gasten die vrouwen lastigvielen en 50+ers die vrolijk de Macarena stonden te dansen met 2liter bier in hun handen. Het was allesbehalve een saaie stranddag.

Eenmaal terug in Morón kregen we een kaart van Pedro ‘voor zijn Nederlandse vrienden’ en genoten we wederom van een uitgebreid diner en bijzondere gesprekken met Jacqueline en Noell. 1 ding is hier in Cuba inmiddels wel duidelijk en dat is dat ze allemaal hetzelfde motto hebben. “Hay no mucho dinero, pero hay mucho amigos”. “Ik heb niet veel geld, maar ik heb wel veel vrienden”. En dat is hier in Cuba véél belangrijker.

Dat we na drie fijne dagen afscheid moesten nemen van Jacqueline en Noell viel mij best een beetje zwaar. Heel bizar hoe snel je vertrouwd kunt raken met een familie. Met tranen in m’n ogen lieten we Morón achter ons en reden we door naar Santa Clara.

Santa Clara


Het bezoeken van Santa Clara wordt door iedereen aangeraden en daar is één reden voor: het Che Guevara museum. Het was een indrukwekkend museum, uiteraard bomvol propaganda. Ik had verwacht dat Santa Clara verder een saai dorpje zou zijn, maar de sfeer was juist heel bijzonder. Samen met Engelsman Joe en Maria uit Ierland dronken we ‘s avonds iets teveel Mojito’s, rum en lokaal bier en danste iedereen de Salsa op straat.

Varadero
Jammer genoeg stond onze taxi de volgende ochtend weer om 9 uur op de stoep en snoeibrak begonnen we aan onze reis naar Varadero. We vonden een casa op 10 meter afstand van het aller, allermooiste stand dat we ooit hebben gezien. En totaal verlaten.

De 26e ging onze vlucht van Havana naar San Jose (Costa Rica) maar hoe bijzonder Cuba ook is, drie weken is te lang. We hebben er alles aan gedaan om de vlucht te vervroegen, maar tevergeefs. We hadden ons dus voorbereid op 1 week strand, duiken en surfen in Varadero, maar tot onze verrassing kregen we een mailtje van Cubana Air. De vlucht van de 26e was geannuleerd en dus vlogen we de 25e. We mailden terug dat we liever de 22e vlogen. En dat vonden ze prima. Wij blij, zij blij. En zo werd onze week Varadero ineens maar 1,5e dag.

Donderdag ochtend maakten we een 3 uur durende wandeling langs het 17-km lange strand. Heeft íemand ooit 17 km hagelwit strand en een helderblauwe zee gezien? Níet normaal. We regelden ook alvast ons vervoer naar Havana voor de volgende dag – want vanuit hier ging onze vlucht zondag – en zochten we onze reis naar Costa Rica uit.

Voordat we vrijdagochtend naar Havana vertrokken checkten we nog even onze mail. En tadaa; daar was de gevreesde mail van Cubana Air; “your flight to San Jose the 22th is cancelled”. Wat een organisatie. We hadden inmiddels alles al geregeld voor vervoer naar Havana én we hadden daar afgesproken met Shelly en Trent. Het lieve Amerikaanse stel dat we eerder al hadden ontmoet in Laos, Colombia én nu dus ook in Havana. We besloten dus gewoon de taxi te pakken naar Havana.

Havana


Hoewel ik wíst wat mij te wachten stond in Havana moest ik weer helemaal omschakelen. De vieze straten en die drukte.. Ik denk dat Havana nóóit went. Nadat we een uur hebben geknuffeld met Shelly & Trent was het tijd om iets aan onze planning te doen. In Cubana Air hadden we geen vertrouwen meer. De goedkoopste vlucht vanaf Havana was de volgende dag naar Cancún, Mexico. We hebben geen moment getwijfeld, een ticket en verblijf geboekt en dat was dat. Het is even schakelen, maar we gaan naar Mexico!

Cuba is een land dat mij in álle opzichten heeft verbaasd. Ik had nooit verwacht dat het nog zo’n achterstand zou hebben, je neemt letterlijk een kijkje in de jaren ’60. De Cubanen zijn welliswaar een beetje boefjes, ze hebben een bijzondere mentaliteit, helpen je graag en zijn o zo trots op hun land. En dan het eten. Had íemand ons hiervoor kunnen waarschuwen? Dan had ik kilo’s granolarepen het land binnen gesmokkeld. Er is ananas, papaya, ei, vis, varkensvlees, rijst, bonen, wit brood én pizza. Ik kan je vertellen; na 2.5 week voel je je een ontzettend verwende Westerling omdat je hunkert naar gezond en lekker eten. Als je Vegetarisch bent en op vakantie wilt naar Cuba is het ook écht aan te raden wat eten zelf mee te nemen. Maar hé, dit zijn allemaal luxe ‘problemen’. Dag bijzonder Cuba met je lieve mensen, wij gaan opzoek naar een bord vers fruit, yoghurt en granola. Op naar Cancún!

Dag 191 – 206. Buenos Aires (Argentinië)

Vanuit Nieuw-Zeeland vlogen we een heel ander continent tegemoet: Zuid Amerika. De elf uur durende vlucht was de langste tot nu toe, maar erg relaxed. Met Finding Dory en de nieuwste Pretty Little Liair (ja het is heus) afleveringen ben ik de vlucht príma doorgekomen. Onze reis naar Buenos Aires had onze hersenen wel even een klap gegeven. Om 20.00 savonds Nieuw-Zeeland tijd stapten we het vliegtuig in, 11 uur later kwamen we aan in Buenos Aires waar we dezelfde dag aankwamen om 16.00 smiddags. Dag en nacht waren bij ons volledig omgedraaid. Maar ach, ik had nog nooit last gehad van een jetlag, Ik maakte mij nul zorgen. Want ik en slaap zijn altijd hele goede vrienden.

Voor de eerste week hadden we een AirBnB geboekt in de wijk Palermo. Het appartement was heel fijn & van alle gemakken voorzien. We besloten na aankomst allereerst wat boodschappen te doen, maar het vinden van een ‘normale supermarkt’ bleek nogal een opgave. De moed zakte mij in de schoenen toen ze nergens bruin brood, meergranenpasta, yoghurt of granola bleken te hebben.. Snoep, zoete yoghurtjes en flessen wijn hadden ze daarentegen in overvloed. We besloten maar voor een restaurantje te gaan, en de boodschappen te laten voor de volgende dag.

Nadat we de hele nacht naar het plafond hadden liggen staren, zijn we boodschappen gaan doen bij de Jumbo (ja echt waar). Ik heb met veel moeite een ‘normaal’ ontbijt voor mijzelf bij elkaar kunnen sprokkelen. In Australie en Nieuw Zeeland verkochten ze gezond eten in overvloed, hier zijn ze nog niet zo gericht op die gekke superfoods. De rest van de dag wandelden we door de stad en genoten van de fijne, relaxte sfeer.

Zondag was het een feestdag voor Kas. We gingen naar een voetbalwedstrijd van Boca Juniors. Het zelf kopen van tickets is lastig en toen BA Bikes een tour aanbood met gids, lunch én drankjes, waren wij om. Het was het tegenovergestelde van goedkoop, maar dit was wat Kas wilde meemaken.
Een typische maffiebaas kwam ons ophalen met zijn zoon, in een busje dat nét niet van ellende uit elkaar viel. Kas en ik hebben lang moeten wachten in het busje en werden uiteindelijk voor het stadion gedropt. Het was een beetje ‘he joe, hier is de wedstrijd. Veel plezier, we pikken je zo op’, en weg waren ze.
We besloten onze middag niet te laten verpesten en genoten van de wedstrijd in het stadion. Het was heel bijzonder, wat zijn die Argentijnen een druktemakers! Vooral m’n lief genoot, keek z’n ogen uit en was teleurgesteld toen de scheids floot voor het eindsignaal.

Nadat we ook de nacht van zondag op maandag geen oog dicht hadden gedaan, liepen we als een stel zombies richting school. Omdat we de komende 4/5 maanden door Zuid en Midden Amerika gaan reizen, willen we graag eerst de taal een beetje leren. En dus hebben we twee weken in de ochtend Spaanse les. Ons klasje bestaat uit New Yorker Josh, Zwitserse Josephine, Zwitser Arno en Duitser Thork. Oh, en leraar Julian. Heerlijk om weer naar school te gaan, te studeren en een ritme te hebben (zei ik dit echt?). Jammer voor mij, is de Argentijnse taal íets anders dan het Spaans. Ik dacht dat ik al een heel eind was door de dubbel ‘l’ uit te spreken als een ‘j’ en de ‘j’ als een ‘g’ maar dit bleek allemaal niet op te gaan hier. En ook toen ik vrolijk zwaaiend tegen iedereen ‘adios’ zei, keken ze mij vragend aan. Jep, daar moet nog het een en ander aan gesleuteld worden.

This slideshow requires JavaScript.

De rest van de week bestond dus met name uit school, leren en nachtenlang wachten tot het licht werd. Die jetlag hield maar aan en ik wist zo af en toe van moeheid niet meer wat voor en achter was. En da’s knap lastig.

Vrijdag sloten we onze eerste schoolweek samen af op het terras in de zon en daarna verhuisden we naar een hotel. Onze moeders zouden namelijk de volgende ochtend aankomen en met z’n viertjes hadden we kamers in hotel Costa Rica geboekt. Vrijdagavond kon ik moeilijk in slaap komen en zaterdag ochtend was ik om half 6 wakker van de kriebels in mijn buik. Ik kon niet wachten om mamma te zien! Om 8 uur was het zo ver. Onze moeders stonden op de stoep en het was ZO fijn! Na bijna 200 dagen kon ik éindelijk weer met mamma knuffelen. We hebben uitgebreid ontbeten, geknuffeld en verhalen verteld. Heel bijzonder om dit zo met zijn viertjes mee te maken.

Na het ontbijt wandelden we samen door de stad en bezochten we de Recoleta Cementery (Cementerio de la Recoleta). Hier liggen veel belangrijke personen die een rol in de Argentijnse geschiedenis hebben gespeeld. Waarvan Eva Perrón waarschijnlijk de bekendste is. De begraafplaats geeft de indruk van een echte stad met brede straten en smalle steegjes. Heel bizar om te zien, het voelde alsof ik door een spookstad liep. We dronken nog een drankje op het plein in Recoleta – waar we extra betaalden omdat we buiten zaten – en eindigden de dag met een boekje en een drankje in de zon.

De volgende ochtend kon ik wel huilen van blijdschap – ik had een héle nacht geslapen. Ik had echt nooit gedacht dat níet kunnen slapen zoveel woede in je naar boven haalt. Anyway. We begonnen met een relaxed ontbijtje en wandelden toen ruim een uur naar de zondagse San Telmo Market. Tijdens ons verblijf in Buenos Aires sliepen wij in de wijk Palermo Soho – een beetje á la de Pijp – en San Telmo is meer te vergelijken met de Jordaan. Nadat ons honderd keer verteld is dat we hier écht moeten oppassen met onze spullen, liepen we alle vier een tikkie gespannen met onze armen om de tassen en handen in de zakken. Maar we hebben ons – gelukkig – geen moment onveilig gevoeld.

Deze zondagse markt begint in Calle Defensa bij Plaza Mayo en er lijkt geen einde aan te komen. Bij elke hoek dachten we ‘dit zal dan wel het laatste stuk zijn’, maar niets was minder waar. We bléven maar lopen. Het is een sociale bedoeling en naast veel toeristen, liepen er ook veel locals rond. Het was een mengeling van veel troep (hebbedingetjes en souvenirs), mooie sieraden, antieke spulletjes, straatmuzikanten en tango-dansers. Vooral bij deze laatste heb ik mijn ogen uit gekeken. Terwijl de barbecue aan stond en iedereen stond te smikkelen van een broodje choripan (brood met chorizo) werd er fantatsische muziek gespeeld en een prachtige tango gedanst. Mén. Wat een sexy dans. Ik vond het echt fantastisch. Komen wij aan met onze klompendans.

Savonds genoten we van een biefstuk bij La Cabrera. We hebben ons laten vertellen dat ze hier het beste vlees van Buenos Aires hebben.

This slideshow requires JavaScript.

Voor ons begon op maandag weer een schoolweek. Onze mamma’s gingen deze week in de ochtend samen de stad verkennen en in de middag bezochten we iets met zijn viertjes. Maandag hadden we na school een bike tour geboekt en bekeken we het zuidelijke gedeelte van Buenos Aires. Samen met 12 anderen (waaronder 6 Nederlanders, haaaay) en drie gidsen hebben we 4 uur lang príma vermaak gehad. Gids Matteo vertelde dolenthousiast over alle historie, de wijken en had een prima gevoel voor humor. De wijken in Buenos Aires zijn totaal verschillend. Zo fietsten we door de kleurrijke wijk La Boca heen, waar je alleen beter niet kunt komen. Deze wijk kent veel armoede en is zeker niet zo gezellig als het er uit ziet. Puerto Madero (de haven) is daarentegen weer voor de échte rijken en daar is het net alsof je in Parijs bent. Daarnaast fietsen we door San Telmo en over Avenida en Plaza de Mayo. We hoorden over de historie en dan vooral over de dictatuur die hier tot 1983 heeft geheerst. De naam van de dictator noemen ze echter niet, het doet nog te veel pijn.

De volgende dag was het ‘rustdag’. Onze mamma’s lopen s’ ochtends hun benen onder hun lijf vandaan om zoveel mogelijk van de stad te zien dus na school spraken we af bij het leukste lunchtentje van BA; Ninina. S’ avonds aten we wat kaasjes op ‘ons’ dakterras en hebben we met zijn viertjes onze reisvideo’s terug gekeken. Met de slappe lach als gevolg.

Woensdagavond aten we bij Sarkis, hét familie restaurant van Buenos Aires. Reserveren kon niet, en dus gingen we er maar een beetje ‘optijd’ naartoe. Samen met mamma onder de paraplu, want het regende weer eens in BA. Mamma had trouwens al twee dagen geen stem en terwijl we door de storm liepen kreeg ze spontaan de slappe lach. Ik kan jullie vertellen; da’s een knap lastige combinatie. Geen stem & de slappe lach. Om 19.50 kwamen we aan bij het restaurant. De deuren waren nog dicht en er stonden tientallen mensen voor. Om 8 uur opende de eigenaar de deuren om de namen en het aantal personen van iedereen te registreren. Eén voor een werden we naar binnen geroepen en genoten we van het bizar lekkere (en goedkope) eten. Wat een tent. Toen we 2 uur later naar buiten liepen, stond er nog steeds een rij.

Voor donderdag wilden we eigenlijk een foodtour doen. Na wat heen en weer gemail en belachelijke prijzen besloot ik het zelf maar in elkaar te flansen. Ik googlde naar de meest authentieke restaurantjes en barretjes en stelde een route samen. Bij het eerste (oudste) barretje liep het plan al volledig in de soep. Het was gesloten. We besloten naar het volgende restaurantje te lopen, maar die moest nog even wachten. Na een paar minuten lopen zagen we namelijk een bijzonder geel gebouw met de naam ‘Ja!’ en een levensgrote opblaaswijnfles voor de deur. Daar moesten we natuurlijk even naar binnen gluren. Een kleine, mollige Argentijn kwam naar ons toegelopen en stond erop dat we even binnen kwamen. Daar was een proeverij van één van de leveranciers in volle gang. Of we misschien ook mee wilden proeven? Of nee; we hadden geen keus. We kregen de witte wijn in onze handen geduwd, de champie volgde en vervolgens kwam er nog veel rode wijn. Ondertussen stelde de eigenaar (de kleine, mollige Argentijn dus) ons voor aan een knappe, lange, knappe (of had ik dat al gezegd?) Argentijn. Hij kon namelijk wel Engels en kon ons zo het een en ander vertellen. Wat een gastvrijheid. Ze vertelden ons alles, namen alle tijd en we genoten inténs. Nadat we een flesje wijn hadden uitgekozen vertelde de lange, knappe Argentijn ons over de wijnproeverij die ze op vrijdag gaven. We besloten daar nog even over na te denken en beloofden hem daarover terug te bellen. Zodra we buiten stonden wisten we eigenlijk wel dat we hier niet over na hoefden te denken, want hoé fantastisch waren deze mensen? Terwijl mamma smoeselde dat die lange, knappe Argentijn toch écht een oogje had op mij, besloot ze dat het een goed plan was dat ik alleen naar binnen ging om ons aan te melden voor de proeverij. Dus ik vertelde hem het goede nieuws, en met zijn bruine kijkers vertelde hij dat ik zijn gast was voor vrijdag, en dat we dus maar voor drie hoefden te betalen. Ik ben zo’n kneus die dat dan niet begrijpt. “No no its okay. We come with the 4 of us, so we pay for 4”. “No. I invite you, you are my guest so you come for free”. Ehhhhh. Oke. Awkward. Ik liep ietwat rood aan en snelde naar buiten. Waar mamma natuurlijk luidkeels riep “ik zei het toch!”. Si. Hasta mañana!

De foodtour werd inmiddels meer een wijntour en nadat we nog 2 leuke barren bezochten, vonden we het wel welletjes geweest. Vrijdag stond ons tenslotte nóg een proeverij te wachten. En als het aan de eigenaar ligt; weten wij in ieder geval dat er goed gedronken gaat worden.

Alweer onze laatste schooldag. Afgelopen twee weken zijn voorbij gevlogen. Onze mamma’s waren de hele dag op pad naar de Tigre River en Kas en ik nestelde ons na de les op het dakterras in de zon. Om 7 uur vertrokken we met z’n allen naar ‘Ja!’ voor de wijnproeverij. We werden al kussend en knuffelend door iedereen ontvangen. Tijdens de proeverij werd er af en toe nog een glaasje extra bijgeschonken terwijl we genoten van de queso en de stukjes jamón. Onze knappe, lange Argentijn bleek tot onze verbazing gewoon een Fransman die hier was gestrand tijdens zijn reis en zette speciaal voor ons Justin Bieber op en deed ook nog eens een dansje. Als je óóit in Buenos Aires bent, gaat hier heen. Deze plek zit vol lieve mensen én lekkere wijn.

image

Zaterdag werd ik een beetje met een dubbel gevoel wakker. Pappa heeft mij regelmatig verteld over Buenos Aires, en vooral dat het écht wel één van zijn lievelingssteden is. Ook daarom voelde het een beetje extra speciaal om hier twee weken te ‘wonen’. Ik had geen verwachtingen van de stad of van de mensen. Maar het voelt een beetje alsof deze stad altijd ‘danst’. De mensen zijn vrolijk, er is altijd wel ergens muziek aan en regelmatig zie je ergens in een steegje of een hoekje de tango gedanst worden. Ik vond het heerlijk dat de bakker al wist wat ik ging bestellen en dat de groenteman mij elke dag met een stralend gezicht ‘buenos días’ wenste. Éven overwoog ik om hier een leuke plek te zoeken om te werken en gewoon nog even te blijven. Maar de reis gaat verder en ik weet zéker dat ik hier terug ga komen. Dag fijne, mooie stad met je lieve mensen. Tot snel. Pappa, ga je dan met mij mee?

Dag 171 – 180. Nieuw-Zeeland (Zuidereiland).

Christchurch
Van Brisbane vlogen we door naar Christchurch. We hadden een late vlucht en kwamen ‘s nachts om 1 uur in Christchurch aan. De camper konden we de volgende ochtend pas om 8 uur ophalen en dus stond ons een nachtje vliegveld te wachten. Waarom dan zo’n late vlucht pakken? Dit zijn nu eenmaal de goedkoopste vluchten en álles dat geld bespaard pakken we met beide handen aan.

Om 8 uur hadden we houten billen van de stoeltjes en waren we blij dat we onze camper konden ophalen. Een redelijk nieuwe auto met een klein keukentje, genoeg ruimte om je kont te keren én we kregen er twee dikke tweepersoons dekbedden bij. Jep; +10 punten voor Apollo!

Na een korte siësta onder de fijne dekbedden – dit is écht heel relaxed na 1,5 maand slaapzak – zijn we Christchurch ingereden. Vraag mij niet waarom, maar ik had een bruisend stadje verwacht. Ik had duidelijk geen goede research gedaan. Door de heftige aardbeving in 2011, de naschokken én na nog een pittige afgelopen februari, is Christchurch één en al bouwval. Overal zijn ze bezig met het opknappen van gebouwen en waar je ook kijkt; het zijn allemaal ruines. In een deel van de stad hebben ze een mini-winkelcentrum neergezet in containers (deze zijn minder vatbaar voor aardbevingen dan gebouwen). We haalden hier een verse sap en de eigenaresse van het tentje was duidelijk niet te spreken over alle bouwvallen. Het gaat haar allemaal veel te langzaam en alle jongeren trekken de stad uit. ‘Er is niets meer hier’. Zonde, wat ooit zo’n leuk stadje was, is volledig geruineerd door natuurgeweld.

Oamaru

This slideshow requires JavaScript.

Na een nacht met ruim elf uur slaap – tsja, die dekens hé.. – reden we naar Steampunk HQ. Een bizar museum waarvan wij nog steeds niet weten wat het nu precies is. Heel veel troep, machines én een ‘lichtjes ruimte’. Van deze laatste hebben we wel 4 keer gebruik gemaakt. Je stapt een cabine in, vol met lampjes en spiegels, er start een muziekje en de kleuren van de lampen veranderen continu.
Nadat we hier uitgespeeld waren zijn we doorgereden naar de Mouraki Boulders. Allemaal ronde rotsen op het strand die op Dragon Eggs lijken.

Dunedin & Milford Sounds

This slideshow requires JavaScript.

Na een overnachting op een gratis camping zijn we naar Dunedin gereden. Een klein stadje waar we een kerkje bezochten én even bij de Cadburry Fabriek binnen liepen. Cadburry is het merk dat de Dairy Milk chocolade maakt en we tijdens onze reis álleen maar zijn tegen gekomen. Een tourtje door de fabriek koste helaas 30 dollar per persoon en dús besloten we hier alleen wat lekkers in te slaan..
We hadden een beetje haast, want diezelfde dag nog moesten we in Melford Sounds zijn. In Kilometers was het prima haalbaar, maar iedereen vertelde ons dat je er veel langer over deed. En dat klopt. Want wat is dít een bizar mooie route. Je rijdt door de bossen, langs besneeuwde bergtoppen en riviertjes met ijsblauw water. Ja, dit is zeker de mooiste route die we de afgelopen twee maanden hebben gereden. Dat je er dus een stuk langer over doet dan de navigatie aangeeft, is te danken aan alle foto stops die je maakt ;).

Bij Milford Sounds was helaas maar 1 camping die de hoofdprijs vroeg, máár dan krijg je ook wat. Alle faciliteiten zijn gebouwd in chalet-achtige huisjes en je staat middenin het bos, tussen de hoge besneeuwde bergen.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend stapten we op de boot om door de Milford Sounds te varen. We hadden mazzel want de zon scheen en dát is heel bijzonder. Hier regent het namelijk 90% van de tijd en iedereen die we hebben gesproken had slecht weer. Het was een heel bijzondere ochtend, wát een natuur. De fjorden, de watervallen, , de zeehonden, het heldere water.. We hadden by far de kleinste boot – we waren met 29 terwijl andere boten met ruim 200 passagiers rondvaren – en dus konden we dicht langs de rotsen en de watervallen varen. Kas stak hier dapper nog even zijn hoofd onder de waterval en na 2 uur varen verlieten we deze magische plek weer.

Te Anau

We reden langs Lake Te Anau om vervolgens nét voor Queenstown onze auto te parkeren op één van de weinig betaalbare campings. We stonden in de middle of nowhere tussen de lama’s, schapen en koeien en waren de enige.. De lieve eigenaresse – die een hond heeft groter dan zij is – wees ons de weg en toen hadden we alles voor onszelf.

Queenstown

Queenstown tijd! We reden de volgende ochtend optijd naar dit leuke wintersportplaatsje, waar we wederom niet onder een dure camping uit konden. In Queenstown is welliswaar het skiseizoen afgelopen, alles roept hier wintersport. Wat een fijne sfeer! We spendeerden onze dag op een terras met WiFi en maakten plannen voor de komende dagen. We sloten de dag af bij de Ice Bar, leuk voor één drankje, maar met -12 toch wel erg koud.

Onze tweede dag Queenstown was iets spannender. We pakten de gondel naar de Skyline waar we een fantastisch uitzicht hadden over Queenstown, de meren hieromheen en de hoge bergen. Iets verderop stonden twee mannen ons op te wachten. Een vrolijke Fransman die Kas onder zijn hoede nam én de kleine, Engelse Tim. Met deze mannen zouden wij binnen enkele minuten van deze berg afrennen. Geen zorg hoor, met parachute uiteraard. De kleine Tim legde mij van alles uit en vertelde dat het vooral héél belangrijk was dat ik in het begin mee zou rennen. Want mij dragen werd met twee koppen groter toch wat ingewikkeld. Snap ik. Vreemd genoeg was er nul spanning, en voor ik er erg in had liet ik Kas achter mij en vlogen we over de bergen, de mooie blauwe meren en de stad heen. “This is the closest you can get to a bird”. En zo voelde het ook echt. Ik vond het zo rustgevend en vrij. Ik denk dat Tim mij iets te relaxed vond en terwijl ik genoot van het uitzicht besloot hij zijn stunts te oefenen. Wát een vette ervaring. Eenmaal veilig op de grond keek ik hoe Kas naar beneden vloog en blij ratelden we allebei hoe fantastisch het was.
Een vrouw van rond de 50 kwam naar mij toegesneld en vroeg of wij haar moeder misschien boven hadden gezien. Ja, wij hadden inderdaad een oude vrouw gezien, daar hadden wij ons nog over verbaasd. “My mom wanted to do this so badly and she was gone before I knew. She’s really going to do this huh?” zei ze met tranen in haar ogen. Jep. Want daar ging ze. Toen haar moeder veilig en wel op de grond stond rende haar dochter huilend naar haar toe, “never, ever do this to me mom”. Haar moeder begreep niets van haar angst en vond het allemaal de normaalste zaak van de wereld. Wat een fantastische vrouw.

Met een glimlach van oor tot oor brachten Kas en ik de rest van de dag door in de zon. Aan het einde van de dag sloten we ons verblijf in Queenstown héél fijn af. In een privé hottub met uitzicht over de groene vallei. Just another day during our trip.

Frans Jozef Glacier

De volgende dag vervolgden we onze weg naar de Frans Jozef Glacier. En dat betekende een hele dag rijden vanuit Queenstown. Savonds parkeerden we onze auto dit keer niet bij een camping, maar op de parkeerplaats van een hostel. Er was savonds gratis soep, sochtends gratis ontbijt én razendsnel internet. Wij hadden het prima voor elkaar in onze camper met ons kopje soep en Lord of The Rings op de iPad.

We waren natuurlijk niet voor niets zo snel doorgereden naar de glacier. Na veel dubben hebben we namelijk een tour geboekt die het mogelijk maakt om op de gletsjer te klimmen. Iets wat we toch wel heel graag wilden nu we zo dichtbij een gletsjer waren, maar het was wél behoorlijk aan de prijs. Tot een paar jaar geleden kon je hier namelijk nog opklimmen, maar door de klimaatverandering kan dit helaas niet meer. De glacier brokkelt tien keer zo snel af als tien jaar geleden. En ja, dat is inderdaad véél te snel – dan vraag je je toch af waar we mee bezig zijn met zijn allen?

De enige manier om de gletsjer nog op te komen is via een helicopter. Natuurlijk méér dan leuk, maar de reden vond ik niet zo tof.
Anyways, zo gebeurde het dat deze Sjonnie en Anita plaatsnamen in een helicopter. Het was welliswaar een vluchtje van 3 minuten, ik stond te stuiteren van opwinding.

This slideshow requires JavaScript.

Met spikes onder onze charmante wandelschoenen, een waterdichte broek en jas, gingen we de gletsjer op. Zó bijzonder om zoiets een keer te mogen zien. Zo nu en dan hoorde je een stukje glacier afbrokkelen, er waren grote watervallen en heel bijzondere grotten van ijs. Nadat we door de helikopter weer veilig op de grond waren afgezet doken we nog éven in de hotpools om onze spieren wat te laten relaxen. Savonds namen we de afgelopen dagen nog even door in de kroeg; want het is zó belangrijk om stil te staan bij hoe bízar het is wat we allemaal doen. Want soms… soms voelt zo’n ochtend paragliden, klimmen op een glacier of varen door een Fjordlandschap een beetje als ‘een normale dag tijdens onze reis’.

We sliepen savonds wederom naast het hostel en reden de volgende ochtend vroeg door naar Picton. We reden de hele dag en kwamen ‘savonds aan bij een gratis parkeerplaats. De volgende ochtend om 9 uur ging onze ferry van Picton naar Wellington.
Nieuw-Zeeland bestaat namelijk uit twee eilanden: het Noordereiland en het Zuidereiland. Ons avontuur op het Zuidereiland zat er alweer op en de boot bracht ons naar het Noordereiland. Deze ferry heeft nogal een prijskaartje, maar we hebben in Nieuw-Zeeland inmiddels wel geleerd dat áls je iets wilt doen, je dan fikse bedragen moet neertellen. En tsja, je wilt toch wat zien als je aan de andere kant van de wereld zit. De boot deed er drie uur over, en met een koffietje in onze hand genoten we van de mooie uitzichten. Wát een land. Op naar nieuwe avonturen op het Noordereiland!

Dag 162 – 171. Blue Mountains -Brisbane.

Blue Mountains

Van Bondi Beach reden we door naar de Blue Mountains, het bekende National park dat op 3 uur rijden van Sydney af zit. Een National park vol met bijzondere natuur, maar vooral bekend om de Three Sisters. Toen we rond 4’en arriveerden zaten we in dubio, nu al naar de Three Sisters of gaan we relaxen op de camping? We gingen voor de eerste. Het was mooi weer, het uitzicht was bizar mooi en de Three Sisters maakten zeker indruk. Wat kan natuur toch bijzonder zijn.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend werden we wakker in een dikke mist. Je kon hooguit 4 meter vooruit kijken, maar daar was ook alles mee gezegd. Sta je dan met je goede gedrag. In één van Australisch mooiste National parken waar het allemaal draait om uitzichten, uitzichten én uitzichten. We begonnen bij een uitzichtpunt waar ik veel over had gelezen – “wat een landschap”, “je blijft kijken” – en het zou vást allemaal heel erg waar zijn, ik heb geen idee. Wij zagen alleen maar wit.. We besloten dus maar naar beneden te lopen naar de watervallen, die lookouts lieten we maar voor wat het was. Na de eerste watervallen dronken we een koffietje in het dorpje. De eigenaar vertelde dat we mazzel hadden met de mist, meestal kun je niet verder kijken dan 1 á 2 meter. Gezellig wel als je daar woont. Na het koffietje liepen we naar nog een waterval. De klim was weliswaar steiler, de watervallen waren de moeite waard.

Nelson Bay

Nadat we uitgespeeld waren in de mist, zijn we doorgereden naar Nelson Bay. Een plaatsje aan de kust, waar we een fijne camping vonden. We hadden voor de volgende dag nog geen concrete plannen en dus gingen we op onderzoek uit. Kas riep al zolang we in Australië zijn dat hij hier zo graag wilt duiken. “Maar die hááien hier Kas…..”. Mijn lief haalt dan zijn schouders op, rolt een beetje met zijn ogen en zegt “ach, doe normaal. Die heb je overal.” Ik probeerde hem te overtuigen dat ze niet óveral zijn zoals in Australië enne.. Dat water hier is niet zo lekker warm als in Azië. Toen Kas in een boekje las dat er gedoken kon worden in een badplaatsje naast Nelson Bay, wilde hij dit maar al te graag. Er ontstond een discussie en uiteindelijk heeft Kas ‘m gewonnen. Er ging gedoken worden. De volgende ochtend om 9 uur gingen we de grote oceaan eens van dichtbij bekijken.

Port Stephens

image

Ik was een beetje nerveus. Ben ik áltijd voor het duiken – daarom is het ook zo leuk – maar dit keer was het anders. We arriveerden in Port Stephens en Juun ging zijn eigen weg. Visje halen voor die avond, koffietje drinken in de haven, dat soort dingen. Bij de duikschool kregen we een dik duikpak aan en werden we voorgesteld aan onze divemaster. Samen met hem en 2 duikprofs – waarvan 1 duikfoto’s maakt voor de National Geographic (www.malcolmnobbs.com) – gingen we het water in. Ik vertelde onze duikmaster over mijn haaien angst. En of hij wel eens een échte heeft gezien – je weet wel, zo’n witte. “I do at léast 500 dives a year, And I’ve seen only one in my life”. Oké, dat was geruststellend. Op de vraag of het water heel koud was, antwoordde hij dat het zéker kouder was dan in Azië, maar met het dikke pak moest het goed te doen zijn. Priemdelapriem, we gaan ervoor.

Op de boot werden er grapjes gemaakt, de sfeer was ontspannen en toen waren we op plaats van bestemming. We zagen rotsen vól met zeehonden. “Jackpot” noemden de duikers en de schipper het. Hier konden we heel mooi met de zeehonden duiken. “I’ve never seen só many seals on the rocks, you lucky bastards!”. Ik checkte mijn gear en sprong achter Kas aan het water in. Ik had kou verwacht, maar dit. Ken je dat gevoel dat ademen lastig is vanwege ijskoud water? Dat dus. Fuck, wat was dit koud. Ik keek 1 van de profduikers aan, hij hielp mij mijn ademhaling reguleren en toen gingen we naar beneden. Maar het ging niet. Ik had niet genoeg gewichten om en ik kwam niet naar beneden. Ik keek onder water, zag wat groots zwemmen – dit was het moment dat ik nog dacht dat er zeehonden zwommen – en keek wederom naar de andere duiker. Hij riep iets, maar ik hoorde het niet. “Klote gewicht”, mompelde ik nog. Hij riep weer iets, en toen hoorde ik het pas. “White shark under us!”. Wat een lullige grap, dacht ik. Hij weet hoe bang ik ben, en dan dit soort geintjes. Ik friemelde nog wat aan mijn vest – wáárom ga ik niet naar beneden? – en hoorde toen die duiker weer schreeuwen. “White shark under us! Swim as hard as you can! Start the engines!”. Ik zag de paniek in zijn ogen en toen realiseerde ik mij pas dat het helemaal geen grap was. Ik was zó in paniek dat ik mijn lucht kwijt raakte, mijn BCD vergat op te blazen en ineens niet zo goed meer wist hoe ik moest zwemmen. Ik wist de zijkant van de boot te bereiken toen de kapitein zei dat ik daar niet in kon stappen. Ik moest naar de achterkant. “Its okay love, you are almost safe, come here, its okay, almost there”. Ik hoorde de paniek ook in zijn stem. Ik bereikte de achterkant van de boot tegelijkertijd met Kas. Die kút flippers wilden natuurlijk niet uit en ik bleef maar om mij heen kijken. Eenmaal in de boot kon ik wel huilen. Maar we misten Malcolm – de fotograaf – nog. De angst sloeg even toe, maar ook hij kwam heel de boot in. “Ik ga nooit meer dat water in Kas. Ik doe het niet meer”. Dat die zeehonden allemaal op de rotsen lagen, was dus goed te verklaren. Deze witte haai was levensgevaarlijk: hongerig en op jacht. Op de boot kwamen we bij van de schrik en we waren klaar om terug te varen naar het vaste land.

Maar nee hoor, niets was minder waar. Onze kapitein besloot met onze divemaster om naar een andere duikplek te gaan. Tot onze verbazing was dit ongeveer 200 meter van de duikplek waar we de witte haai zagen. “The white shark won’t swim to the place” zei de kapitein. Hoe hij dit zo zeker wist mag Joost weten, ze waren allemaal hartstikke gek. Dat water wilde ik niet meer in. “We’ve never seen a white shark at the place we’re going now. I don’t want to force you, but it’s safe”. Vulde onze divemaster aan. Ik ging uiteindelijk toch overstag. Kas twijfelde namelijk geen seconde. Deze Freek Vonk 2.0 vond het namelijk de normaalste zaak van de wereld om weer het water in te gaan. Eenmaal in het water bleven de duikprofs er maar op hameren dat we samen moesten blijven. “As close as possible”. De angst zat nog in zijn ogen. Ik zag het en ik voelde het. Uiteindelijk zwommen we langs tientallen, honderden Port Jackson Sharks (mini’s) en zagen aan het einde een gíant Grey Nurse Shark. Overdag kun je de Grey nurse shark prima tegen komen, dan slaapt de helft van zijn hersenen en doet hij als het goed is niets. ‘S avonds is het samen met de witte haai de gevaarlijkste. Noem mij een schijterd, ook hiervan gingen mijn knieën trillen. Ik wilde die boot weer in. Eenmaal in de boot complimenteerden de duikers ons dat we de tweede duik gemaakt hadden, “now you’ve a great story to tell.”

Bulahdelah

image

En de ‘great story’ werd als eerst gedeeld met Junior die ons al stond op te wachten op de kade. De mannen aten een fish & chips in het zonnetje en we reden door naar een gratis camping in Bulahdelah. Junior vond dat in eerste instantie niet zo’n goed idee – ja, geen douche de volgende ochtend is inderdaad een beetje vies, maar wél goed voor het budget – maar toen er een pub naast bleek te zitten was het allemaal ineens wat minder erg.

Forster, Port Mcquerie & Coffs Harbour

We werden wakker door het zonnetje en reden door naar Forster. Een badplaatsje waar we een wandeling maakten naar een mooi uitzicht en genoten van een koffietje aan het strand. Bij Port Mcquerie liepen we langs de rotsen aan het water welke allemaal beschilderd zijn. We sloten de dag af in Coffs Harbour.

Byron Bay


Wanneer je het over dit badplaatsje hebt, heb je het over mooie stranden vol met surfers, hippies en de bijbehorende tentjes. We wilden graag nog een dagje ‘chill’ en dus reden we hier naartoe. De camping was weliswaar réteduur – 70 dollar voor een plekkie – we besloten er goed van te genieten. Het zonnetje werkte mee en er was níets gelogen over deze plek. Wat een relaxte sfeer. Een beetje Bali, maar dan klein en minder toeristisch. We genoten ‘s avonds van de sfeer, de mooie barren en de cocktailmenu’s.

Kas en ik waren vroeg wakker – dat uitslapen is de afgelopen 5,5 maand nog niet echt gelukt – en liepen naar het strand. Om 6.45 lag de zee al vol met surfers en waren de hardlopers niet te tellen. We zagen een walvis spelen in de zee en de dolfijnen sprongen langs de surfers. Beter kun je de dag niet beginnen toch? We sloten ons verblijf in Byron Bay af met – heel verrassend – een koffietje in de zon.

Goldcoast

This slideshow requires JavaScript.

Vanaf Byron Bay gingen we verder met onze route naar de Goldcoast. Onze eerste stop was Tweet Head. Een mooi strand, een helderblauwe zee en ondanks de warmte heel rustig. Het water was fris, maar Kas vond het een mooi moment om een duik in het water te nemen – hij liever dan ik. Junior bouwde naast mij een zandkasteel en ik genoot van de zon. We reden door naar de Tumgun Lookout bij Burleigh Beach, hier was het daarentegen wél razend druk. We vervolgden de weg maar de Goldcoast. Wat een stad! De Broadbeach boulevard is hélemaal volgebouwd en het strand vol met mensen. Het plan was om in Goldcoast een camping op te zoeken, maar de prijzen! In Byron Bay hadden we immers al ver boven ons budget gekampeerd, hier kwamen ze met prijzen rond de 86 dollar. We besloten dus door te rijden naar Canungra. Een plaatsje dat meer landinwaarts ligt. We maakten een vuurtje & genoten van warme Marshmallows.

Canungra

Op internet had ik gelezen over een ‘Heart Shaped Pool’. De camping eigenaresse waarschuwde ons echter voor het weer. Wanneer het regent, gaat het dicht en de weersvoorspellingen waren niet al te best. De volgende ochtend was het redelijk droog en we besloten dus maar vroeg weg te rijden, misschien hadden we mazzel. Het pad naar beneden was behoorlijk stijl en glad, maar hé: we wilden de ‘heart Shaped pool’ zien. Er was een kleine waterval en de rotsen moesten het hart vormen. Ik denk dat de foto die ik op internet had gezien van een redelijke hoogte is genomen, want de vorm van een hart konden wij er niet uithalen. Bummer, maar wél een goede morning-workout gehad. Want hoe stijl en glad het naar beneden was, het was ook weer een behoorlijke klim omhoog. Vooral Juun heeft deze route goed afgelegd, want hoe pittig het ook was: hij deed het gewoon! We stapten wederom in de auto om naar onze laatste Australische bestemming te rijden: Brisbane.

Brisbane

This slideshow requires JavaScript.

De volgde ochtend hebben we het pontje gepakt bij de Southbanks. We stapten uit bij Eagle Pier waar we wat dronken en een mooi uitzicht hadden over de Story Bridge. Na een wandeling door de stad begon de zoektocht naar een Kangoeroe burger. De mannen hebben het hier al weken over, maar het is hier niet te vinden. Toen Kas en ik in de outback reden kon je het óveral krijgen. Ik vertelde Kas dat hij hier nog wel de kans voor kreeg, “dat kun je in heel Australië eten”. Niet dus. Ook in Brisbane hebben de mannen weer tevergeefs gezocht. En als je het vraagt, word je tóch een beetje raar aangekeken. Ligt er hier soms een taboe op kangoeroe vlees?

De rest van de dag genoten we van de zon en bezochten we het museum van Brisbane. Met de bus gingen we weer terug naar de camping. Bij de tweede stop stapte er een vrouw met twee kinderen in. Het jongetje had zijn broek op zijn knieën hangen – en hij had pas net leren lopen, het zag er nogal ingewikkeld uit – en de moeder schreeuwde tegen het meisje. Want hoe had ze haar broertje vanochtend aangekleed? Had ze soms een broek uit haar eigen kast gepakt? Het meisje beaamde dat, ze dacht dat het hem wel zou passen. Ze begon snel een gesprek met andere mensen, terwijl haar moeder ernstig met haar kaken stond te knarsen en met zichzelf stond te praten. Die zat duidelijk aan de drugs. De kleren van het meisje waren vies en gescheurd, op haar armen zaten blauwe plekken. Zo ook bij het jongetje. Na nog wat geschreeuw en gedoe, stapten ze samen met ons de bus uit. Het jongetje rende vrolijk de drukke straat over, terwijl de moeder schreeuwde dat het meisje haar broertje eens in de gaten moest houden. Straks gebeurde er nog iets met hem, en dan was het haar fout. Ik vond het nogal wat. Wat kun je in godsnaam doen in zo’n situatie?

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend begonnen we bij Bunker. Een koffietentje dat in een bunker uit de Tweede Wereldoorlog is gebouwd. We aten een broodje in het park, Kas pakte een kappertje en Juun en ik gingen samen op pad. ‘S avonds genoten we van het Brisbane Festival met live muziek, drankjes en de waterfront die helemaal roze kleurde in teken van het festival. Bizar dat onze laatste avond Australië dan echt was aangebroken.

image

Woensdag was dan toch écht onze laatste ochtend in dit mooie land. ‘S ochtends werden we door Juun verrast met een ontbijtje en koffie. We brachten de camper terug naar Camperman en toen werd het toch echt wel tijd om naar het vliegveld te gaan. Junior terug naar Nederland, wij door naar onze volgende bestemming: Nieuw Zeeland. Land nummer elf, en bíjna 6 maanden op de teller.

Dag 155 -162. Melbourne – Sydney

Bij Aussievans stond een nieuwe camper op ons te wachten, dit keer eentje voor drie personen. Kas en ik waren inmiddels onze Wicked camper gewend en die was een stúk kleiner. Deze nieuwe camper had een klein keukentje en een prima plekje waar we kunnen zitten en eten. Junior zijn gezicht sprak echter boekdelen. Hij vond het wat ‘krapjes’ allemaal.

Philip Island

Onze eerste bestemming was Philip Island dat bekend staat om haar inwoners: 30.000 pinguïns. Met zonsondergang komen alle pinguïns het strand op om terug te keren naar hun huisjes. Het was zó lief. Ze kwamen met hele groepen uit de zee en waggelden voorzichtig richting de duinen.

Toen we Savonds laat aankwamen op de camping hadden we allemaal trek, alleen ons gaspitje werkte niet écht mee. Aussievans had ons dus een camper meegegeven waarvan 1 raam niet werkt – en ja, uiteindelijk zijn we daar te makkelijk mee akkoord gegaan – én een gasstel dat kapot is. Lekker dan.

Lake Entrance

Na een wat onrustige nacht – met zijn drietjes in een camper is net even wat anders dan samen – zijn we eerst naar een ‘garage’ gereden waar ze ons gasstel hebben gemaakt. Deze garage lag op de route naar de Snowy Mountains, onze volgende bestemming. Althans, dat dachten we. Zonder sneeuwkettingen mag je hier echter niet naartoe en of we nou écht zin hadden in de kou… We besloten een andere route voort te zetten en naar Lake Entrance te rijden. We hadden hier veel positieve verhalen over gehoord, maar tot op de dag van vandaag weten we nog niet echt wat het nou was. Een meer inderdaad. Maar niet veel anders dan we ze al hadden gezien.

Merimbula.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend was het vroegdag. We wilden om 11.30 een walvistour doen die op 3 uur rijden lag, maar wilden hier voor ook nog naar Pebbly Beach. Een wit strand dat het thuis is van vele kangoeroes. Kas had Pebbly Beach gevonden op onze routeplanner en om 6.15 reden we weg van onze camping. Terwijl Kas reed besloot ik de route nogmaals te checken. Deze route leidde ons inderdaad naar een Pebbly Beach, maar níet naar de Pebbly Beach waar we naartoe moesten. We besloten de walvistour van 9 uur maar te pakken, maar dat betekende wél een race tegen de klok. We zijn als speedy Gonzales door de bossen gereden en kwamen om 8.50 stípt aan. Bibberend in ons zwemvest gingen we op een rubberboot de oceaan op. Ik was zó nieuwsgierig. Ik had in mijn hoofd dat we misschien één walvis vanaf een afstandje konden zien. Maar we waren nog geen 5 minuten op het water of we werden omringd door zéker 8-10 walvissen. Er zwom 1 vrouwtje tussen en de mannetjes waren zich flink aan het uitsloven ‘there is a bíg competition going on’, aldus onze gids. Ze zwommen onder de boot door en waren vrolijk aan het zwaaien met hun vinnen en staart. Junior riep alleen maar ‘ooh’ en ‘aah’ en Kas en ik stonden vól verbazing te kijken. Misschien zelfs wel een beetje ontroerd dat we ze van zo dichtbij hebben mogen zien. Verderop zagen we een walvis uit het water springen – de uitslover – en waar we ook keken; we zagen ze overal en er doken steeds weer nieuwe op. Al deze walvissen zwemmen terug naar Antarctica en kwamen dus met tientallen langs de kust van Merimbula. Je kunt je toch niet voorstellen dat er mensen zijn die op deze bijzondere beesten jagen? Als ik terug denk aan deze ochtend word ik er nog een beetje stil van. Jep, deze ervaring gaat zéker in mijn top 3. Na een koffietje zijn we nog een stuk doorgereden naar Canberra, waar we ‘s avonds sliepen.

Canberra

Canberra stond voor de volgende ochtend op het programma. In de hoofdstad van Australië is niet héél veel te beleven – het is een dorp vergeleken met Sydney of Melbourne – en dus bezochten we alleen het parlementsgebouw. Hier kregen we een gratis rondleiding en zagen we een klok die Nederland kado heeft gegeven én een prominente plek in het gebouw heeft gekregen.

Pebbly Beach

We lieten Canberra voor wat het was en reden verder Noord naar Pebbly Beach, dit keer wél naar de juiste. Op het strand waren inderdaad tientallen kangoeroes te zien en we besloten onze Campervan hier neer te zetten voor de nacht. Andere campinggasten informeerden ons dat het niet gratis is en dat een ranger het geld op komt halen. Er was weliswaar geen warme douche en de wc’s waren niet de schoonste, we vonden de plek té bijzonder om nog door te rijden. We klapten ons stoeltjes uit op het strand, wijntje en een chipje erbij: ons hoor je niet klagen. Of nouja… Een gíant van een kangoeroe had trek en wilde graag wat chips van Junior. Hij sprong zonder pardon bij Juun op schoot, maar die liet zich niet kennen. Je denkt toch niet dat het Junior ook maar íets doet dat er een kangoeroe van bijna 2 meter bij hem op schoot zit?

‘S avonds tijdens de afwas merkten we ook dat we middenin een National park zaten. Junior en ik deden de afwas en een combinatie van een mini kangoeroe en een bever met een varkensneusje kwam ons even inspecteren. Junior had een hoofdlampje op, maar wel op voorwaarde dat hij dichtbij mij zou blijven (het wordt hier zó donker). Hij was echter druk in de weer met dat beestje en zijn fotocamera en ik stond daar in het donker.. Het beest nam een aanloop en sprong over mij heen- best een prestatie – en ik bleef maar roepen ‘Juun! Licht! Ik wil weten waar dat beest is!’. Maar mijn broertje was hélemaal in zijn element, was mij totaal vergeten en liep met fotocamera én hoofdlampje achter het beestje aan. Lékker dan.

De volgende ochtend konden Kas en ik de slaap om 6 uur niet meer vatten. We besloten een rondje strand te lopen en kangoeroes te kijken. De ranger hadden we nog niet gezien en we hadden so far dus gratis overnacht. We rammelden Junior z’n bedje uit en stelden voor om ergens anders te ontbijten en hier zo snel mogelijk weg te rijden. Jammer genoeg viel het hele plannetje in duigen toen de ranger 5 minuten later alsnóg zijn 30 dollar kwam ophalen. Shit, gratis overnachting mislukt.

Great Pacific Road

Vanuit hier reden we de Great Pacific Road naar Sydney. Een heel bijzondere brug over de oceaan en we hebben ons laten vertellen dat het één van de mooiste bruggen in de wereld is. En via deze mooie route, reden we zomaar Sydney in. Nog niet de echte stad, maar een subburb. Junior heeft elf jaar geleden ook een tijdje in Sydney gewoond en dus reden we langs zijn oude huis. Drie Aziaten deden de deur open en met handen en voeten probeerden we uit te leggen wat we daar kwamen doen. Na een tijdje begrepen we dat het een huis was geworden voor Aziatische studenten en Junior zijn gastmoeder hier helaas niet meer woont. Dat het een Aziatisch studentenhuis is geworden verbaasde ons echter niets. Ze zijn hier óveral.

Sydney

Diezelfde avond sliepen we op een camping net iets buiten de stad en de volgende ochtend voelde ik een echte kriebel in mijn buik. We gingen de stad in! De camping lag op tien minuutjes afstand van de GVA – de accommodatie waar ik 7 jaar geleden 3,5e maand woonde. Het was zó bizar om hier rond te lopen. Alles was nog hetzelfde en alle herinneringen van de mooiste tijd van mijn leven kwamen langzaamaan weer terug. Kan ik éven terug in de tijd?

De GVA zeiden we gedag en we reden verder naar de wijk Woolloomoolloo, en ja: dat klinkt net zo leuk als het is. In deze hippe wijk hadden wij voor twee nachtjes een AirBNB appartementje gehuurd. We begonnen ons Sydney avontuur tegenover ons huisje: de lokale zaterdagmarkt. Hier komt de hele buurt om boodschappen te doen. De lekkerste take-away koffietjes, vers bereide granola, honderd soorten speltbrood en vers gebakken koekjes in alle vormen en maten. Ik voelde mij hier hélemaal thuis. Mensen die net klaar waren met hun hardlooprondje kwamen hier een ontbijtje halen, de buren namen de week even met elkaar door en groepen vriendinnen zaten aan de healthy superbowls en cappu’s. Dit wil ik in Nederland ook graag bij ons om het hoekje.

This slideshow requires JavaScript.

Vanaf deze leuke markt liepen we verder de stad in. We liepen langs mijn oude school, de foodcourt waar ik elke middag zat en zo stonden we ineens op Circular Quay. Het gedeelte waar het Opera House staat, de ferry’s af en aan gaan en de Harbour Bridge goed te zien is. Deze stad.. Verveelt écht nooit. Er is hier zoveel te zien. Op Circular Quay was een Food Festival aan de gang en dus dronken we een biertje tussen alle blije weekendmensen. Had ik al gezegd dat we hierbij uitkeken op het Opera House?

Junior had de pas er goed in zitten en dus liepen we via de Rocks door naar Darling Harbour. Wederom: weinig tot niets veranderd. Via de winkelstraat liepen we terug naar huis en hier liep ik pardoes tegen de Ivy aan. Ivy is dé club van Sydney en hier was ik 7 jaar geleden elk weekend te vinden. En nog steeds is dit de plek waar je moet zijn als je een onvergetelijke avond wilt. Helaas voor ons hebben wij níets anders dan spijkerbroeken en sneakers bij ons en dáár houdt de Ivy niet zo van. Dat je daarnaast inmiddels 30 dollar voor een drankje neer moet tellen zorgde er dus voor dat we deze club helaas niet meer van binnen hebben gezien.

We hadden er inmiddels zeker 20km op zitten en kwamen moe, maar dolgelukkig thuis. Ik genoot van het eerste bad sinds tijden en nadat we weer wat energie hadden opgedaan liepen we weer naar Circular Quay. Hier dronken we – iets teveel – drankjes bij de Opera Bar en genoten van een heerlijk etentje middenin de stad (nogmaals heel erg bedankt lieve pappa & Margot!).

This slideshow requires JavaScript.

Na een hele rommelige nacht – ik denk dat ik de camper mistte – en een bonkend hoofd was het ontbijtje op bed van Kas meer dan welkom. We hebben tot elf uur héél lui in bed filmpjes gekeken en toen was het tijd om de stad weer in te duiken. We maakten een wandeling over de Harbour bridge, liepen door de Botanic Gardens, keken onze ogen uit bij de oudste en mooiste shoppingmall van Sydney: de Queen Victoria Building & aten een wel heel bijzonder ijsje bij Aqua S. Jep, het was wederom een fijne dag in deze leuke stad en ik blijf erbij: Sydney is de leukste stad van de wereld.

image

De volgende ochtend renden Kas en ik van Woolloomoolloo door de Botanic Gardens naar het Opera House & terug. Bizar hoe druk het voor zevenen al is met hardlopers. Deze stad wordt met de minuut leuker.

Nadat we ons leuke appartement gedag hadden gezegd zijn we doorgereden naar Bondi Beach. Het zonnetje scheen, de surfers waren up & running en we liepen de Bondi to Coogee walk. Beter konden we ons verblijf in Sydney niet afsluiten. Met tranen in de ogen stapte ik weer in de auto. Dag mooi Sydney met al je fijne herinneringen. Tot gauw!

Dag 144 -155. Adelaide – Melbourne.

Dat we zo gastvrij werden ontvangen door Mandy en Marc, vonden wij heel bijzonder. We vroegen donderdag of we ze misschien konden helpen bij een klusje – ze zitten beiden in de schoonmaakbusiness. En zo kwam het dat we vrijdag met dweil en al in een sportschool stonden. We kregen her en der wat vreemde blikken en ik hoorde ze denken “wat doen die twee lange, blonde mensen hier?”. Maar gezellig was het zeker.

Zaterdag gingen we met Marc op pad. Hij liet ons een bijzonder uitzicht zien over Adelaide, waar we een koffietje dronken en reden vervolgens door naar Victor Harbor. We hadden gelezen dat hier walvissen gespot konden worden, maar Marc had er een hard hoofd in. Hij had ze immers nog nooit gezien in de twintig jaar dat hij hier woont. Maar het was onze geluksdag: ze waren er. Welliswaar vanaf een grote afstand, maar met verrekijker goed te zien en we stonden te stuiteren van geluk. Wát een beesten. Vanaf hier bracht Marc ons naar Granite Island Recreation Park. Een eilandje dat met een loopbrug verbonden is met het vaste land, waar een gezellig restaurantje zit en pinguïns rond waggelen. Althans, zo zag het er uit toen Marc dit twee jaar terug bezocht. Inmiddels is het restaurant gesloten, staat er één foodtruck en zijn alle pinguïns weg. We spraken een tijdje met de eigenaar van de foodtruck. Klanten heeft hij bijna niet en de pinguïns zijn een jaar geleden gevlucht vanwege alle toeristen. Ongelooflijk hoe zo’n idyllisch eilandje binnen een jaar veranderd in een plek waar niets te zien is..

image

‘S avonds namen Marc en Mandy ons mee naar hun favoriete restaurant en reden ze voordat we naar huis gingen nog even langs het prachtige uitzicht over Adelaide en al haar lichtjes. De avond sloten we af met een wijntje buiten bij het vuur.

image

De volgende dag vertrokken we weer en daar hadden we beiden nog niet echt zin in. De afgelopen dagen hadden we zoveel tijd met deze lieve mensen doorgebracht, dat gedag zeggen dan toch lastig is. We kregen van Marc nog een paar warme dekens mee en toen was het toch echt tijd om te vertrekken.

Onze eerste stop onderweg was een Pink Lake. We hadden hier beiden niet veel van verwacht maar hebben ons hier echt over verbaasd. Het was écht roze. Zo bijzonder! Hierna reden we door naar de Gramphians, een National park. We aten wat bij het kampvuur en zodra het donker was stelde Kas voor om nog even op kangoeroe jacht te gaan. We reden nog geen 5 meter het park uit en we zagen er wel 20 zitten. De moeder met een baby in haar buidel maakte nog wel de meeste indruk. We bombardeerden deze avond tot de ‘nachtsafari van Kas’ want voor wie het nog niet wisten: Kas is inmiddels helemaal één met de natuur. Freek Vonk is er niets bij.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend bleek echter dat de nachtsafari niet écht nodig was om kangoeroes te spotten. Het zat vól met kangoeroes. Terwijl we aan het hardlopen waren zagen we vélden vol en hopten ze gewoon langs ons. Na het hardlopen reden we allereerst naar de Balconies. Een uitzichtpunt over de Gramphians. Een bordje vertelde ons dat we de weg absoluut niet mochten passeren vanwege ‘mogelijk gevaar’, maar wij zijn Kas en Nick niet als we dat bord gewoon negeren. Natuurlijk wél voorzichtig, maar je kon daar nu eenmaal een mooiere foto maken ;). We bezochten nog de watervallen en liepen vervolgens nog door naar de ‘fishy falls’. Geen idee wat het was, maar Kas was wederom razend nieuwsgierig. Nadat we na een uur lopen nóg niets bijzonders waren tegengekomen zei ik dat we nu toch echt terug gingen. “Maar misschien kómt het zo nog. Kom, we lopen nog even verder”. ‘T is wat hé, die Kas.

We sloten de dag af bij Seal Point, een uitzichtpunt in Cape Bridgewater. De route hier naartoe was een 10km looproute, maar zo ontzettend mooi. Je loopt hoog langs de kust en de zon was daar ook eindelijk. Onderweg zagen we zeehonden en we dénken dat er ook walvissen waren. Maar die route…

Savonds werd het wel weer eens tijd voor een gratis kampeerplek. We reden naar Narrawong waar we een prima plekje vonden. We hadden de auto nog niet stil gezet of er kwam alweer een kangoeroe aanhoppen. De kangoeroes die we tot nu toe hebben gezien waren schuw, maar deze vond het wel gezellig bij ons. We gaven hem een wortel, welke hij dankbaar opknabbelde. Na het eten was het uiteraard weer tijd voor de ‘Kas safari’. Dit keer om koala’s te spotten. Savonds nog een rondje rijden is niet alleen leuk, we zetten dan ook nog even de verwarming vol aan, zodat het niet zo koud is in de auto voordat we gaan slapen ;).

De volgende ochtend begonnen we met een koffietje in Port Fairy. Hoezeer ik ook gewend ben aan het kamperen (soms dan..), raak ik er niet aan gewend om ongedoucht een koffietentje binnen te stappen. Ik voel me soms écht Sjonnie en Anita samen met Kas. Op de camping heb ik er geen moeite meer mee. Joggingpak, dikke trui, haar in een knot en om het allemaal nog erger te maken trek ik zo nu en dan ook nog eens mijn thermosokken over mijn broek heen. Man, man, die camping is zó niet sexy. Maargoed, verder aan niemand vertellen hoor.

This slideshow requires JavaScript.

De eerste stop die dag was bij Tower Hill. Hier deden we een kleine hike op een vulkaan en hadden we een prachtig uitzicht over een krater. De weg naar Tower Hill ging echter niet zo snel als we wilden. Een Emu dartelde voor onze auto. Was totaal in de stress door ons, Maar kon het helaas niet bedenken om uit te wijken naar links of rechts.

This slideshow requires JavaScript.

Vanuit het groene en heuvelachtige gebied reden we weer naar de oceaan. De Great Ocean Road ging hier dus écht beginnen. Vol enthousiasme begonnen we bij een Whale Lookout, maar dit keer helaas zonder succes. De eerste bezienswaardigheid op de Great Ocean Road was Bay of Islands. Het is gewoonweg niet uit te leggen wat je hier ziet. Een grote baai, een wit strand en allerlei losse rotsen in het water. Het water sloeg wild tegen de rotsen en gaf bijna een ‘angstaanjagend’ gevoel. ‘Jammer dat we hiermee beginnen, mooier kan het toch niet worden?’dacht ik nog.

We sliepen ‘Savonds dichtbij de twaalf apostelen en dus was dit onze eerste stop de volgende ochtend. Of het mooier was dan de Bay of Islands durf ik niet te zeggen, maar het was minstens zo indrukwekkend.

Mandy & Marc hadden ons de ‘Oatway Fly’ aangeraden maar dit bezoek liep wat anders dan we hadden bedacht. Al onze hele reis gebruiken we de applicatie maps.me welke je zonder internet moeiteloos vertelt waar je heen moet. Enige nadeel is soms dat ‘ie je altijd via de kortste route stuurt, en niet over de hoofdweg. En laat ons bussie nou niet écht geschikt zijn voor alle wegen. Kas navigeerde, ik reed. We reden over een onverharde weg en ik zag een stijle weg omhoog voor ons opduiken. “Dat lijkt mij niet echt handig, zal ik omdraaien?”, m’n lief mopperde dat ik gewoon moest doorrijden, dus dat deed ik braaf. De helling bleek nog stijler dan gedacht en op links zagen we een bordje waar stond ‘only drive with dry weather’. Ehhhhh ja.. Die helling kwamen we niet op en dus zette ik de auto in z’n achteruit – met klamme handjes, dat snap je. Er kwam een oprijlaan op links en ik draaide de auto daar in, zodat we terug konden rijden. Ik had alleen niet gezien dat er enorme kuilen in de weg zaten en voor ik het wist stond onze auto op twee wielen. Één voor, één achter. En het bussie is al zo lekker stabiel. Ik durfde niet meer. Om het evenwicht in balans te houden ging Kas aan de zijkant staan en we wisselden van plek. Ik kon wel janken van geluk toen kas onze auto weer stabiel op een normaal wegdek zette.

Genoeg avontuur, we gingen maar voor de vuurtoren in het Oatway National Park en lieten oatway fly voor wat het was. Die Australiërs verzinnen het om bij het minste en geringste geld te vragen en vragen dan het liefst een fiks bedrag. Voor de vuurtoren werd ook 20 dollar pp gevraagd, welke we toch maar besloten neer te leggen. Het uitzicht was bijzonder met de woeste oceaan onder ons, maar of het nu die 40 dollar waard was….
De dag sloten we af bij een bierbrouwerij waar ze op paardenraces aan het wedden waren. Kas zou Kas niet zijn als hij zich hier niet even in zou verdiepen. Binnen no-time werden de paarden zorgvuldig uitgekozen en geld werd ingezet.

This slideshow requires JavaScript.

De Great Ocean Road werd de volgende dag voortgezet en we werden getrakteerd op het ene mooie uitzicht na het ander. De mooiste Lookout zorgde wederom voor een paar klamme handen, dit keer bij Kas. Maps.me had weer een leuke route in petto en met 10km/u reden we een stijle helling op. Gegarandeerd avontuur hoor, met een Wicked Camper. Nadat we het eindbord van de Great Ocean Road waren gepasseerd sloten we dit af met een bierproeverij. Er stond een openhaard aan, het biertje smaakte goed en de mensen waren leuk. We wilden blijven, maar er moest nog een camping gevonden worden. Aan de overkant was ‘plenty of space’, maar het was vies en het lag met 36 euro ver boven ons budget. We lieten de fijne Brewery toch maar achter ons en reden een stukje door naar een andere camping. Ondanks dat ik deels over mijn ‘camping smetvrees’ heen ben, was dit toch wel een fijne verrassing. Elke campingplek had zijn eigen douche en toilet cabine. Wat een uitvinding.

Na 5 maanden reizen zijn we nog niet in een ‘Westerse stad’ geweest en ik keek zó uit naar Melbourne. Na een rondje hardlopen sochtends pakten we onze spullen in en reden we de auto naar Wicked Campers in Melbourne. Ruim 5.000 kilometer hebben we gereden en hoewel het af en toe spannend was…. Hij heeft het zowaar overleefd. Het afscheid met ons busje viel ons allebei niet zo zwaar en met onze backpacks liepen we naar het tramstation. Volgens Wicked was dit namelijk príma te lopen en de snelste manier om het centrum in te komen. Na een paar minuten lopen kwam er een auto naast ons rijden, de vrouw achter het stuur vroeg ons of we onderweg waren naar het tramstation. “That’s a long walk. Get in, I’ll bring you.” Waar we dit aanbod 5 maanden geleden nog vriendelijk hadden afgeslagen – ja je wéét het niet, misschien is ze wel een seriemoordenaar – stapten we nu dankbaar in. Níet normaal hoe aardig Australiërs zijn. Misschien moeten we een beetje van hun vriendelijkheid in ons landje proppen.

This slideshow requires JavaScript.

Hoe dichterbij we bij het centrum kwamen, hoe blijer ik werd. Het stadsmeisje werd weer wakker. Voor drie dagen gingen mijn thermosokken, te grote trui en joggingbroek onderin de tas. Ons hotel lag méga centraal en dus huppelden we samen naar Ponyfish Island. Dé kroeg waar alle hippe mensen samen komen om te borrelen. Deze kroeg is niet meer dan een plateau onder de brug, maar meer is er ook niet nodig. Met een uitkijk op de skyline van Melbourne bestelden we vrolijk drankjes en warmden we onszelf op bij de warmtelampen. De sfeer, de mensen…. Ik denk dat ik toen al verliefd begon te worden op deze stad.

Om 8 uur wandelden we samen aangeschoten naar huis, hadden geen zin meer om te eten en vielen lam maar gelukkig in slaap.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend vond ik het maar al te gek dat mijn broertje die avond al aan zou komen in Melbourne. Is het gek om het ‘spannend’ te vinden om familie na 5 maanden weer te zien? Geen idee, maar dat vond ik dus wel. We begonnen de ochtend met een koffietje, want als dat érgens goed kan… Dan is het wel in de stad van de koffie. We bezochten de Victoria Market, liepen de bibliotheek binnen en verbaasden ons over de vele restaurants. In Melbourne draait het állemaal om eten en drinken. De sfeer in de stad is zo fijn, de gebouwen mooi, de Victoria Market was all about the healthy food en de bieb was de vetste die ik ooit heb gezien. Ik fluisterde Kas in zijn oor dat het súper oké zou zijn als hij hier een baan zou kunnen vinden..

image

Savonds was het moment daar; we gingen Junior zien! Compleet gebroken van de reis dronken we nog een drankje en openden we dankbaar de kadootjes. Hoé blij kun je zijn met een kaart van je liefste ouders, de nieuwste Linda, een zak drop en stroopwafels. Beheurlijk blij dus. Vooral van dat eerste.

This slideshow requires JavaScript.

Terwijl Junior zijn roes aan het uitslapen was begonnen Kas en ik de dag goed bij Hash. Een hip tentje dat bekend staat om haar chocolademelk. En terecht. We bezochten met z’n drietjes de Shrine of Remembrance en wandelden de halve stad door. We genoten van de graffitistraatjes, de Fitzroy wijk en de leuke restaurantjes. Dat Juun na een tijdje pijn in z’n voeten had deed ons beseffen dat we inmiddels wel getrainde voeten hebben. Afstanden onder de 10km worden door ons liever lopend dan met ov/auto afgelegd.

De volgende ochtend moest er bij mij even een knop om. Ik had zo genoten van de stad en werd blij van hele dagen door die stad slenteren dat het idee van een camper mij nog niet zo aanstond. Maargoed, de camper stond klaar en we gingen verder. Dag fijn Melbourne, wij gaan op naar mijn lievelingsstad: Sydney!

Dag 138 -144. Uluru -Adelaide

 

Dus, waar waren we gebleven.. We gingen naar Uluru! Onderweg hier naartoe kwamen we allereerst langs een salt lake. Een groot meer dat helemaal uit zout bestaat en waar níemand was. In Azië stond je bij elke bezienswaardigheid tussen hordes toeristen. Hier in Australië zie je die niet, ook de overvolle touringcars rijden hier niet rond.

image
En het was ‘m dus mooi niet..

Vanaf Salt Lake was het maar een klein stukje naar Uluru en nog geen 5 minuten later riep ik “Kas! Ik zie ‘m! Wauw, wat is ‘ie mooi!”. Ik was al druk bezig met foto’s maken toen Kas mij uit de droom hielp. “Dat is ‘m niet, dit is een andere”. Volledig in de waan dat ik dan éindelijk Uluru had gezien, was het dus verdorie gewoon Mount Connor.

Een goedkope camping vonden we vlakbij Uluru, maar na het lezen van de reviews wilden we toch naar een duurdere camping. Dingo’s (wilde honden) zorgen ‘s avonds op de goedkope camping voor nogal wat onrust. Zodra we bij het visitors centre uitstapten zagen we de eerste al rondsnuffelen. Jep, dat werd dus tóch een beetje meer betalen.

This slideshow requires JavaScript.

Aan het einde van de dag reden we naar Uluru om de zonsondergang te bekijken. Natuurlijk hadden we al het een en ander gelezen over deze plek. Dat mensen het bijzonder magisch vonden, dat het hét spirituele middelpunt van Australië is en als je hier niet bent geweest, ben je dus niet in Australië geweest. Ik vond dat een hoop ‘blabla’, hoe kan een rots nu zó bijzonder zijn? Maar die gedachte verdween direct toen we daar stonden. Het wás magisch. En nog veel meer dan dat. Naar mate de zon onder ging, veranderde de kleur continu. Van lichtrood, naar diep donker rood, naar bijna paars, totdat ‘ie zwart kleurde. Ik kon niet wachten om Uluru de volgende dag van dichtbij te bekijken.

This slideshow requires JavaScript.

Dat het kouder werd, hadden we de vorige nacht al gemerkt. Maar de kou van deze nacht viel vies tegen. Ik lag als een soort Michelin-poppetje in ons busje, maar de sokken, lange broek, drie truien en muts mochten niet baten. Ik was ijs en ijskoud. Met Kas ging het ook niet veel beter en al bibberend tegen elkaar aan hebben we geen oog dicht gedaan. Gelukkig mochten we om 5 uur al ons bed uit. Er stond ons namelijk een bijzondere ochtend te wachten. We gingen de zonsopkomst bekijken bij The Field Of Lights, een veld met 500.000 lichtjes voor Uluru. Een ontwerp van Bruco Munro, waar hij 20 jaar over na heeft gedacht en het komende jaar te bewonderen is. Met wederom drie vesten aan en een fleecedeken van de organisatie liepen we naar het uitzichtpunt. Het was net alsof we naar een veld met lichtgevende tulpen stonden te kijken, met op de achtergrond Uluru. Het was zo mooi. Alsof we in een sprookje waren gestapt.

Terwijl we de warme chocolademelk en theetjes dankbaar aanpakten vroegen wij of we de enige waren die het zó koud hadden. Maar dat bleek zo gek nog niet. De temperatuur was op dat moment 3 graden en de gure wind zorgde voor een gevoelstemperatuur van onder de 0. De organisatie verblijdde ons met het nieuws dat we het élke dag een stukje kouder krijgen naarmate we naar het zuiden reizen. Heel geruststellend dus.

Nadat we een half uur onder een warme douche hadden gestaan, reden we nog een rondje om Uluru en bekeken we deze nog eens van dichtbij. Het is onmogelijk om uit te leggen hoe het er uit ziet. Het is zó imposant en indrukwekkend. Ook reden we nog naar Kata Tjuta. Weliswaar een minder bekende rots, ook deze was wederom indrukwekkend te noemen.

Na een hoop foto’s, veel ‘ge-oooooh’ en ‘ge-waaauw’, reden we alvast een stukje de goede kant op. We reden nog een paar honderd kilometer tot we weer een stuk op de oude vertrouwde Stuart Highway zaten. We verbleven bij roadhouse Kulgera waar we dankbaar onze avond doorbrachten bij de openhaard. Het leek er even op dat de Aboriginals deze rustige avond gingen verstoren, maar na 10 minuten schreeuwen verlieten ze de kroeg.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende dag reden we wederom een paar honderd kilometer, dit keer naar Coober Pedy. Hier draait alles om de opaal mijnen. In dit kleine dorpje woont en leeft iedereen in de bergen, onder de grond. We vonden een verblijfplek onder de grond, de laatste die nog in het dorpje te vinden was. Het was een riant appartement met een eigen keuken, bank en…. Een bed. Tijdens het reizen ga je de raarste dingen in een keer heel erg waarderen. Ik was zo blij als een kind toen ik dat bed zag staan. Niets geen koude nacht in het busje, maar een warm, groot bed. Voordat de relax-modus bij ons aan ging reden we eerst nog naar een opaalwinkeltje. Een grappige, Griekse vrouw verwelkomde ons en liet ons álle sieraden zien die ze had. Heel mooi, maar met alles boven de 500 dollar, íets boven ons budget.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend waren we helemaal als nieuw. Aangezien je onder de grond slaapt, is het aardedonker en muisstil. We konden er wel weer even tegenaan. De eerste stop die dag was het Old Timers Museum. Hier zie je hoe het werken in de mijnen er aan toe gaat en hoe de huizen van de inwoners eruitzien. De volgende stop was bij de golfbaan van Coober Pedy. Een golfbaan in de middle of nowhere, moest uiteraard uitgeprobeerd worden. Er was wederom niemand, en de golfclubs en ballen konden we zelf binnen ophalen. Want je denkt toch niet dat hier iemand werkt? Het afslaan was het leukste gedeelte want zodra je je ook maar een stap verzette, sprongen de sprinkhanen je om de oren. Maar dus echt. Bij elke stap die je zette hoorde je:’tiktiktiktiktiktiktik’. Dat verklaarde de lege golfbaan in elk geval wel.

Voordat we dit bijzondere dorpje achter ons lieten, gingen we nog even naar de OP-shop (tweedehandswinkel). Nérgens in dit land is nog winterkleding te koop en dus probeerde we het bij deze winkel. Helaas. Wederom geen winterjas voor ons in de schappen.

Na het golfen lieten we Coober Pedy voor wat het was en reden we naar onze overnachtingsplek; Lake Hart. Een gratis plek waar je 24/7 mag staan. Je hebt dan weliswaar geen douche en wc, het uitzicht was het allermooist. Lake Hart is een zoutwater meer en dus begonnen we de volgende ochtend met een hardloop rondje om het meer. Het zout kleurde met de zon mee en de weerkaatsing van de lucht op het meer leek wel een schilderijtje. Dit was bést heel fijn wakker worden op onze laatste dag in de outback.

This slideshow requires JavaScript.

We moesten veel kilometers afleggen. In eerste instantie wilden we al stoppen in Port Augusta, maar een kennis raadde dit af. De aboriginals zorgen hier wederom voor veel onrust en een andere slaapplek zou wellicht wat ‘relaxter’ slapen zijn. We besloten dus maar een stuk verder te rijden en te overnachten in Barossa: de wijnstreek van Zuid-Australië. Het is heel bizar dat je het ene moment nog in de outback rijdt (dorre landschappen waar níets is) en het andere moment middenin een prachtig, groen, heuvelachtig landschap bent. Na een dag alleen maar rijden, vonden we dat we aan het einde van de dag wel een wijnproeverij hadden verdiend. We kregen de heerlijkste wijnen voorgeschoteld en vroegen de vinoloog hoe zo’n proeverij in zijn werk gaat. Moet je daar voor betalen of moet je verplicht een wijn kopen? Allebei niet, de proeverij is gratis en je kunt zo de deur weer uitwandelen. Dat we ons dan een beetje bezwaard voelen vonden de mede-wijnproevers niet terecht. “We were at a winery and a Japanese man bought for 500.000 dollars wines. In cásh. So don’t feel sorry, other people make it up for you.”

Nadat de wijn naar ons hoofd was gestegen gingen we terug naar onze camping. Drie Australische koppels van rond de 60 waren hier een vuurtje naast onze auto aan het maken. We brachten de rest van de avond door met deze veel te lieve mensen. Toen ze zagen dat we alleen een soepje hadden gegeten kwamen ze aan met groenten, aardappelen en brood. “You want some wine too? Maybe a beer? Or some cheese! Yes you want some cheese huh?” We bedankten ze keer op keer, maar Kas kon toch echt niet meer onder het broodje uit dat ze voor hem gemaakt hadden. Tot ‘s avonds laat spraken we over Australië, haar 25 miljoen inwoners (bizár hoe weinig) en het probleem rondom de Aboriginals. Een ander bijzonder verhaal dat zij vertelden was hun ontmoeting in de outback met een local jongetje van 8 jaar. Zodra het begon te regenen kreeg het jongetje een paniek aanval. Hij had in zijn hele leven nog geen regen gezien en de schrik zat er bij hem goed in. Dat kun je je toch niet voorstellen? 8 jaar geen regen..

We begonnen de ochtend in Barossa met een kaasproeverij. Voor echte kaasliefhebbers zoals wij is dit echt een walhalla. De rest van de dag gingen we zoveel mogelijk wijnboerderijen af en proefden we tientallen verschillende wijnen. Jammer genoeg kon er niet gedronken worden, want dezelfde dag nog reden we verder naar Adelaide.

Vrienden van familie wonen hier en na wat heen en weer ge-app hadden we afgesproken om daar te gaan borrelen. Met een flesje wijn, een port en de lekkerste kaasjes reden we hier naartoe. We werden warm onthaald en kregen direct te horen dat het bed al was opgemaakt. Of we het misschien leuk vonden om zéker tot zondag te blijven, zodat ze ons nog wat van de omgeving konden laten zien. Ons antwoord hierop was direct een dikke JA. Toen Kas en ik ‘s avonds tevreden in het warme bed lagen, hadden we het over hoe bijzonder deze gastvrijheid is. Tot 3 dagen geleden hadden ze nog nooit van ons gehoord, en nu ontvangen ze ons met open armen en mogen we hier een paar nachtjes logeren. We blijven hier tot zondag van de stad en de lieve mensen genieten, totdat we zondag beginnen aan de Great Ocean Road. Lieve Marc en Mandy; DANK voor alles!

Dag 130-138. Darwin -Stuart Well

In Australië stond ons een heel ander avontuur te wachten. Van drie keer per dag uiteten en elke avond in een hostel/hotel slapen gaan we naar zelf koken op een gaskokertje en elke avond slapen in de camper. Een bijzondere overgang, maar we keken allebei wel uit naar ‘iets anders’.

Een camper boekten we in Azië al online, maar we wilden natuurlijk wel een échte leuke. Het liefst met wat gekke graffiti erop. Na wat online-speurwerk kwamen we uit bij Wicked Campers en binnen no-time was de caravan geboekt. In ons enthousiasme hebben we geen beoordeling gelezen en een dag voor ons vertrek besloot Kas dat alsnog maar eens te doen. Slechtere reviews dan dit zijn er niet denk ik. Er waren er maar weinig die in een keer plaats van bestemming hadden gehaald met de geleverde auto. Dat werd nog lachen.

Bij Wicked Campers zitten ze nog net niet met een jointje achter de computer, maar het scheelt niet veel. Foto’s van naakte toeristen die voor de Wicked Campers poseren hangen groot aan de muur, maar dat hoort dan ook wel een beetje bij hun imago. Want Wicked Campers staat blijkbaar voor seks, drugs ennee.. seks. Ik wijd hier verder niet over uit.

Die camper dus. Tussen ons en de snelpratende Australiër waren al een aantal misverstanden en toen hij ons vertelde dat we een 10-jaar oud vervallen busje kregen vond ik dat niet zo’n goede deal. “You think we’re gonna make it all the way to Melbourne with this car?” (Dat is dus meer dan 3000 kilometer). “Yeah I think so mate. Maybe”. Ik zag ons al helemaal staan in die verlate outback met een auto die kaduuk was. En dan nog een dikke rekening krijgen ook. We vroegen hem of hij niet een ander had, een nieuwere. Ik geloof dat ‘ie wat verbaasd was, we hadden immers een vette bus met een peace teken en een smokende bob marley. Maargoed, hij kon wel wat regelen. En ja hoor, drie uur later stond ‘ie daar. Een prima wit busje, dat de komende drie weken ons nieuwe thuis zou worden.

Het avontuur begon allereerst met het inslaan van alle boodschappen. Zo goedkoop (maar ook zo gezond) mogelijk willen we de komende tijd doorbrengen want Australië is natuurlijk in alles duur. Tóch willen we uitkomen met ons budget dus de dure dingen laten we liggen. Neem nu een kilo paprika’s voor 20 dollar? Dát wordt ‘m niet komende tijd.

Met een volbepakte auto reden we naar onze eerste campingbestemming, we waren allebei helemaal gesloopt na een nacht zonder slaap. We genoten van het zelf koken (welliswaar op een gaspitje, buiten op de grond), de honderdduizenden sterren, de vele roofvogels en vleermuizen die overvlogen, een wild zwijntje dat voorbij liep en de wallaby’s die voorbijsprongen.

De volgende ochtend reden we Darwin weer in. We begonnen bij een lief, lokaal marktje, keken een zeilwedstrijd bij de haven en genoten van de prachtige verlaten stranden. Bij het eerste verlate strand vroegen we aan de Lifeguard waarom er niemand was. Was er misschien iets mis met het water, vroegen we nog. “There’s no beachculture here in Darwin. Nothing wrong with the beautiful beaches though. So enjoy the swimming mate”. De mooiste stranden.. helemaal voor ons alleen. ‘T is wat.

Van Darwin hadden we beiden iets meer verwacht. Het stadje was echter niet veel meer dan een winkelcentrum en vooral de vele aboriginals zorgen hier voor onrust (alhoewel dit overal in dit deel van Australië het geval is, zo blijkt later). Er leven er veel op straat, zijn vaak dronken en ze schreeuwen graag.

Aan het einde van de dag reden we alvast een stuk richting Litchfield want hier wilden we de volgende dag doorbrengen. We sliepen op een simpele, maar fijne camping waar zo nu en dan krokodillen lopen. Echt relaxed liep ik ‘s avonds niet naar de wc en ‘s nachts durfde ik er al helemaal niet meer uit.

This slideshow requires JavaScript.

Litchfield park heeft vele termieten heuvels en prachtige watervallen. De volgende dag reden we van de ene plek naar de ander, genoten we van de warme zon en sloten we de dag af bij een verfrissende waterval vlakbij onze camping. Pas na het zwemmen zagen we dat er een kans op krokodillen is, en dat het zwemmen op eigen risico was. Er gaat tot nu toe geen dag voorbij zonder dat we een bordje zien dat we uit moeten kijken voor krokodillen. En ik kan je vertellen: dat vind ik nogal wat.

Vanaf Litchfield begon de échte rit de outback in en moesten er hoognodig kilometers gereden worden. Melbourne is nog wel een stukje en rondom Alice Springs willen we nog wel het een en ander zien. Daarnaast; we moéten 2 september in Melbourne zijn, want dan komt m’n lieve broertje aan.
Veel verder dan 351 kilometer zijn we helaas niet gekomen. Door de hitte durven we niet harder dan 80/90 km per uur te rijden, bang dat onze auto er dan mee ophoudt. Langs de weg zien we regelmatig een bord waarop de ‘kans op een bosbrand’ staat aangegeven. Tot nu toe staat deze steeds redelijk hoog en de watervliegtuigen blíjven hier maar over vliegen. Had ik al vertelt dat het hier dus hartstikke winter is?

Aan het einde van de dag waren we beiden gesloopt en vonden we onze eerste gratis overnachting. Het was welliswaar gewoon een parkeerplaats langs de grote weg, het was legaal en gratis.

Vlakbij onze overnachting zat een hotsprings en na een snel ontbijtje zijn we hier naartoe gereden. Bij gebrek aan een douche, was dit ook een prima oplossing. Na een warme duik zijn we verder gereden over de Stuart Highway. De weg van Darwin naar Alice Springs is namelijk zo lastig nog niet: het is 1 rechte weg: de Stuart Highway.

Onderweg kom je níets tegen. Vrijwel geen auto’s, af en toe een dode kangeroe, een dode koe (welke beiden worden opgegeten door de roofvogels) en om de honderd kilometer een roadhouse en een tankstation. Onderweg kwamen we langs de twee bekendste roadhouses van de Outback: The Pink Panter en Daly Waters. De eerste is een vervallen roadhouse, met een cowboy achter de bar en vrijwel niets anders dan bier op het menu. Toen ik het vroeg wíst ik dat het een stomme vraag was, maar toch vroeg ik het: “You’ve cappucino?”. De Cowboy begon gulzig te lachen, zo’n bulderlach die je alleen uit films kent “I’ve coffee ánd milk. So you can try to make a cappuccino out of it”. Eeeeh, oké, graag. Ik kreeg een typisch bakkie pleur en rekende 6 dollar af.

Daly Waters zat 100km verder en hier vond Kas dat het tijd was voor 1 biertje. Het was hier hartstikke druk, op alle muren hingen posters en stickers en er hing een heel relaxte sfeer. Precies zoals een kroeg in de outback hoort te zijn.

This slideshow requires JavaScript.


Het was een dag met verrassingen, want ook onze overnachting was een bijzondere ervaring. Banka Banka is een begrip in de outback, en terecht. We werden warm onthaald, kregen een plekje toegewezen waar we mochten staan en genoten van de fijne sfeer. Er liepen camelen rond, ezels, kippen en ‘s avonds trad er een Western zanger op bij het kampvuur.

This slideshow requires JavaScript.

Hoe fijn de camping ook was, er stond nog 600km op de planning en dus vertrokken we vroeg. Er gingen uren voorbij zonder dat we iets zagen. Het hoogtepunt van de dag was onze stop bij Devils Marbles. Honderden ronde rotsen die allemaal op elkaar gestapelt lijken te zijn. Heel mooi, wat kan de natuur toch bijzonder zijn!

image

Op de kaart vonden we een gratis parkeerplaats, vlak voor Alice Springs. Na een dag rijden waren we meer dan blij dat we er waren, maar dit geluk werd bruut verstoord door familie vlieg. De Australische vliegen vinden het héérlijk om op je gezicht te zitten. Het liefst in je ooghoek of op je mond, ook al sla je ze 20 keer weg. Bijzonder irritant dus. Op deze parkeerplaats waren er zó veel dat we besloten nog maar wat verder te rijden. Na 1 minuut rijden sloeg de twijfel even toe. Een bosbrand aan onze linkerhand én een stevig windje zorgde voor veel rook op de weg, maar we besloten er toch maar gewoon door heen te rijden. We voelde de hitte van het vuur en je wéét dat die brandweermannen hier nu aan het blussen zijn. En als de boel dan weer rustig is, begint het een paar meter verderop.

Vanaf de gratis parkeerplek reden we een stukje verder. Een camping net ná Alice Springs gooide onze gratis nacht welliswaar in de soep, we waren allang blij ergens te kunnen staan. Ook hier wisselden we nog 1 keer van plek; een mierenhol is ook niet echt lekker kamperen. Tsja, kamperen is inderdaad niet áltijd even leuk.

This slideshow requires JavaScript.

Vanaf Alice Springs reden we naar Glen Helen, waar we onderweg een stuk of 5 stops hadden. Bijzondere riviertjes tussen de grote, massieve, rode rotsen door, mooie uitzichten en een rots welke vroeger fungeerde als een bijzonder medicijn bij de aboriginals. ‘S avonds reden we naar Stuart Well’s, een plaatsje 100 km verwijderd van Alice Springs.

Wij dachten bij Alice Springs de hoogtepunten wel ‘even’ te kunnen bezoeken maar dat viel vies tegen. Uluru (Ayers Rock)was nog 400km verder en Kings Canyon zat wéér 300km verder.

In Stuart Well’s vonden we een gratis camping naast een roadhouse. Onze avonden zijn normaal niet zo heel spannend sinds we met de auto op pad zijn. Om 7 uur is het donker en dus willen we voor die tijd al gegeten en afgewassen hebben. Echt relaxed buiten zitten is er daarna niet meer bij want dan worden we geterroriseerd door de muggen. Máár, deze avond liep wat anders. We besloten na het eten nog even naar de roadhouse te gaan, waar een lokale familie een kinderfeestje vierde. Of nouja, fééstje.. Echt gezellig was het niet. De ouders zaten aan tafel te roken en te drinken: ja, ook de hoogzwangere vrouw zat vrolijk een pakje peuken weg te roken. Er werd luidkeels geboerd en de kinderen schreeuwden en renden het hele restaurant rond. Terwijl het middelste jongetje met een zwembril op deed alsof ‘ie zwom, maakte hij als hoogtepunt nog even een duik.. plat op de grond. Was natuurlijk niet zo’n best idee. De meiden trokken de hoofden van elkaars barbies af en het jongste jongetje zat met zijn handen op zijn oren op de stoel te schreeuwen. Ik moest mij écht inhouden om niet snoeihard in de lach te schieten. Wat een show.

‘S Nachts hadden we het voor het eerst koud. Dat het winter is in Australië was ons bekend, maar door het warme Darwin dachten we stiekem dat het wel mee zou vallen met die kou..

‘S ochtends reden we vol enthousiasme richting Uluru. Hét spirituele middelpunt van Australië. Google je Australië, dan krijg je Uluru. We keken hier al dagen naar uit en vandaag was het zo ver.. Uluru; you better be good.

Dag 124-130. Bali: Canggu & Seminyak. Het einde van ons Azië avontuur.

Over onze laatste 5 dagen Bali kan ik kort zijn. We hebben koffietjes gedronken, heerlijk gegeten en veel in de zon gelegen. Niet écht wat er in ons reisplan stond – we herhalen regelmatig dat we aan het reizen zijn en vooral niet op vakantie. Maar voordat ons Australië avontuur met camper en al zou beginnen, was het toch best even heel fijn.

This slideshow requires JavaScript.

Woensdag vertrokken Ruben en Julia weer richting Nederland. Doordat we met zijn viertjes in een huisje sliepen en Kas en ik voor de laatste nacht naar een ander verblijf gingen, voelde het voor ons heel vreemd. Alsof we zelf ook naar huis gingen. Kas had hier minder moeite mee dan ik, maar hier kwam bij mij het eerste echte ‘ik wil óók even naar Nederland’-moment. Ik had net de dag daarvoor voor het eerst met mijn knappe mini-neefje en Roos geskyped en toen kwam dat gevoel ook al naar boven. Dat gekke gevoel hield de volgende dag ook nog aan en zodra we het vliegtuig naar Australië instapten besloot ik dat het genoeg was geweest. Het nieuwe avontuur gaat beginnen!

Na vier maanden Azië hadden we allebei het gevoel klaar te zijn voor een nieuw avontuur. Ik was een beetje ‘klaar’ met het feit dat er om de paar meter iemand iets aan je wilde verkopen. Maar ook de continue chaos en wekelijks een slechte buik van het eten was voor mij genoeg geweest.

Azië is een continent dat mij voorheen nog niet écht aansprak. Toch een beetje huiverig voor de ‘viezigheid’, het eten, de hangwc’s en ik heb mij meermaals afgevraagd of ik mij er wel veilig zou voelen. Achteraf gezien sloeg dit allemaal hélemaal nergens op en heeft Azië mij in alles verbaasd. Hangwc’s wennen namelijk heel snel en is eigenlijk best wel prima. Later las ik zelfs dat dit beter is voor het menselijk lichaam, dus ik was soms een beetje teleurgesteld als er plots een normale wc stond. Het eten viel mij alles mee, alhoewel de rijst en kip mijn oren uit kwam de laatste weken. Ik kreeg het na 4 maanden gewoon niet meer weg. Wat betreft die veiligheid zat het ook wel goed. Geen moment heb ik mij onveilig gevoeld. En dan heb ik het nog niet gehad over de bijzondere omgeving, de mooie plekken en de líefste mensen. Ik heb met volle teugen genoten en ik zou íedereen aanraden hier naartoe te gaan.

image

Met Juul had ik het een dag voordat ze weg gingen nog over de ‘Azië geur’. Dat ze die zo had gemist. Die geur kende ik niet. Wel vond ik het fascinerend hoe lekker het op sommige plekken kan ruiken, en hoe erg het soms stinkt. Maar een Azië geur? Pas zodra we aankwamen in Austalië en we voor het eerst naar buiten stapte wist ik waar ze had over had. De Azië geur was weg en een nieuw hoofdstuk is begonnen.

Dag 112 – 124. Nusa Lembongan, Bali (Ubud) & Borneo (Indonesië)

26 juli – 28 juli: Nusa Lembongan

Vanaf Gili Trawangan hebben we de boot gepakt naar Nusa Lembongan. Een eilandje dichtbij Bali dat bekend staat om de mooie stranden en het duiken met manta’s. Vooral vanwege de manta’s reisden we af naar dit eiland. Bij aankomst vroegen we wat rond bij duikscholen en een duik voor de volgende dag regelen bleek nog niet zo gemakkelijk. Velen gingen niet vanwege een te ruige zee, maar bij duikschool ‘Mola Mola’ gingen ze wel. Don Corleone heette ons welkom en zodra wij begonnen te onderhandelen over de prijs, wees hij naar de bank. “Take a seat, take a drink, we talk”. Met z’n lange haar, getatoeerde lijf en brakkig Engels was hij een bijzondere verschijning maar had ik toch zo m’n twijfels wat duiken betreft. Met z’n vieren hebben we toch maar besloten de duik bij Don Corleone te boeken.

De volgende ochtend was het weer niet al te best, en ook de zee was niet echt aanlokkelijk. Aangezien Kas en ik nogal verwend zijn met Koh Lipe en Gili-achtige zee moest er bij mij wel even een knop om. Dit was andere koek. Bij Nusa Lembongan ligt de zee zo ‘open’, dat de stroming overal vandaan lijkt te komen. Met een krakkemikkig bootje en een lollige kapitein werden we van hot naar her geslingerd in de boot. Terwijl onze boot op het water klapte zagen we de golven hard tegen de hoge rotsen slaan. Ik riep nog “hier ga ik het water niet in”.

Eenmaal bij de duikbestemming – nog steeds in de golven en vlakbij de rotsen – zagen we de manta al zwemmen en moest er vaart gemaakt worden. BCD’s aan, bril om, gewichten mee en voor een check was er geen tijd. Terwijl ik tóch nog even op de rand van de boot m’n lucht aan het checken was duwde onze divemaster mij nog een stukje naar achter en voor ik het wist lag ik in het water. Met m’n bril nog om m’n nek, m’n zuurstof nog niet in en totaal gedesoriënteerd door de golven vond ik het allemaal even niet zo leuk. Dit was écht een andere – en wat mij betreft totaal onverantwoordelijke – duik dan ik gewend was. Maargoed. Er was geen tijd voor gemopper en m’n bril schoonmaken zat er ook niet bij. Onze divemaster liet z’n BCD al leeglopen en zwom al naar beneden. De manta’s zwommen vlak boven en naast ons en waren zó dichtbij. Ze waren groter dan ik had gedacht en ik kon ze soms bijna aanraken, zó vet. De hevige golven voelde je beneden op de bodem ook nog en van ‘fijn duiken’ was niet echt sprake. Je werd steeds meegenomen door de golf en werd van achter naar voren gesleurd. Af en toe wees de duikmaster dan naar de rotsen waar de golven hard tegen aan sloegen en moesten we een stukje hard zwemmen. Stiekem heel blij dat Ruben z’n lucht bijna op was en we naar boven mochten, sloeg de paniek toch nog even toe. De divemaster wees angstig naar de rotsen die dichtbij waren en zei dat we ‘heel hard moesten zwemmen naar de boot’. Duiken is feest, maar ik ben nog nooit zo blij geweest om terug bij de boot te zijn.

Enfin, dat was duik nummero uno. Don Corleone had het natuurlijk weer zo gedraaid dat we er twee moésten boeken, voor 1 duik gingen ze het water niet op. Tot onze grote opluchting gingen we naar een strandje om wat te eten en even van het water af te zijn. Vooral Juul en Ruub konden niet wachten weer aan land te zijn. Zeeziek op de boot kennen ze, maar tíjdens een duik zeeziek worden was weer eens iets anders.

Een beetje angstig voor de tweede duik, veranderde onze divemaster ineens in een relaxte man waarbij we tijdens onze 2e duik alle tijd hadden het water in te gaan. Deze verliep dan ook soepel zoals we gewend waren en konden eindelijk écht genieten van het mooie koraal en de vissen.

This slideshow requires JavaScript.

De tweede dag op Nusa huurden we een scootertje om het eiland te verkennen. We begonnen bij de Mangrove  waar we een boottochtje maakten. Vervolgens waren de mooie stranden & bijbehorende strandtentjes aan de beurt. Wanneer je naar Bali of de Gili’s gaat, schets je toch al een beeld voordat je gaat. Bij Nusa had ik geen idee wat mij te wachten stond. Maar echt, ga je naar Bali, ga dan ook naar Nusa. Het is het zó waard. Het échte Indonesië is hier nog goed intact en (nog) niet verpest door het toerisme zoals wel op Gili en plekken op Bali het geval is. Het is hier echt ongelooflijk mooi.

28 juli – 1 augustus: Ubud

Van Nusa gingen we terug naar onze ‘thuishaven’ Bali, dit keer in Ubud. Juul en ik hadden ons alweer verheugd op een chill boottochtje op het dek, in de zon. Toen we naar boven wilden stak de staff daar een stokje voor. Nee, boven zitten ging écht niet. Te veel golven. “Ja ja” dachten we nog. Na tien minuten begrepen we het. Die golven! Ken je dat gevoel van een achtbaan? Die kriebel in je buik? Dat dus. De hele boottrip lang. We maakten met z’n vieren een klein dansje toen we veilig gearriveerd waren op Bali.

image

In Ubud sliepen we 2 nachten in een AirBnB verblijf. Wat op de foto’s klein en ‘prima’ leek, bleek in het echt groot en mooi. Een huisje met uitzicht op de rijstvelden, een lieve eigenaar én een eigen keuken. Ik moet zeggen dat ik dat ‘huisselijke’ na 4 maanden reizen écht heel fijn vond. En koken na vier maanden voelde ook héél goed.

De eerste dag in Ubud brachten we door op de fiets. Een mountainbike wel te verstaan. Voor degene die mij niet zo goed kennen: ik ben een nogal eehhh.. onhandig type. Fietsen kan ik wel hoor, maar op een mountainbike over ongeasfalteerde wegen en stijl naar beneden was nogal een dingetje. En voor degene die deze kleine fietszadeltjes heeft bedacht; waarom in godsnaam? Ik had de volgende dag dus gewoon een blauwe bilnaad. Terwijl Ruub, Juul en Kas zaten te genieten van het uitzicht en het aan het einde van de dag zeiden ‘echt een leuke dag te hebben gehad’ bedacht ik mij dat ik nog nooit kramp in m’n handen had gehad. Tot nu. Van het remmen.

Na een avondje chillen in ons fijne huisje was het vroeg bedtijd. Om 2 uur snachts ging namelijk de wekker. We gingen de Batur vulkaan beklimmen om hier vervolgens de zonsopgang te bekijken. Als we sochtends om 2.15 buiten klaar staan staat onze chauffeur ook al klaar. “Pay now. Pay now”. Zegt ‘ie gehaast. We pinnen het gevraagde bedrag en onze chauffeur krijgt een telefoontje. Ineens begint ‘ie te roepen. “Go now. Hurry, hurry. Ooooh goooood. Door close, hurry! Go now. Oh god, oh god”. Nou je snapt, met geknepen billen die auto in. Wat ‘n gek. Hij rijdt vól gas de straat uit en we roepen dat het wel een tandje zachter kan, de vulkaan willen we graag met beide benen beklimmen als ‘t even kan. Zijn paniek en haast begrijpen we pas na een paar minuten. Op de hoek van de straat is een ongeluk gebeurd. Een busje met toeristen is van achteren geraakt door een andere auto – hoogstwaarschijnlijk met dronken chauffeur. Dit busje met toeristen waren de klanten van onze chauffeur, die óók de vulkaan zouden beklimmen. Ze zijn er -behalve waarschijnlijk een dikke schrik en een hersenschudding – gelukkig goed vanaf gekomen. Onze chauffeur wilde bij het ongeluk blijven en dus moest er voor ons wat anders geregeld worden. Na een half uur wachten bracht hij ons naar z’n neef. Deze werd z’n bed uitgetrommeld en bracht ons dan tóch naar de vulkaan. In de auto dacht ik nog dat we zeker de enige idioten waren die in het holst van de dag een vulkaan gingen beklimmen maar niets bleek minder waar. Hónderden toeristen hadden hetzelfde idee als wij. Als een soort mierennest klommen we met z’n allen in 2,5 uur naar boven. De zonsopgang was heel bijzonder en het uizicht niet normaal. Her en der zag je rook uit de vulkaan komen en de zon kleurde de hele lucht rood. Jep, die wekker om 2 uur was het zeker waard. Na de vulkaan bezochten we de hot springs om onze voetjes wat ontspanning te geven.

De volgende dag was het wel weer even welletjes met al die activiteiten. Mountainbiken en een vulkaan beklimmen binnen 24 uur – het zou toch in de krant mogen. Juul en ik gingen winkelen. We hadden zulke leuke etalages gezien, die moésten we beter bekijken. En winkelen is ten slotte ook een goede workout toch? We zijn zo’n beetje alle winkels van Ubud af gegaan en aan het eind van de middag thuis gekomen met elk een tasje. Ubud is leuk, hip én gruwelijk duur voor Aziatische begrippen. Ik slaagde met een jumpsuitje, waar ik toch even over twijfelde. Want 15 euro, ‘t is toch belachelijk dat ze dat durven te vragen? Ik ben inmiddels zo gewend aan die Aziatische prijzen dat ik straks huilend door Australië loop vrees ik.

Na nog een chilldagje in Ubud waarbij Kas en ik een dagje Australië plannen hebben gemaakt – nog maar een paar dagen! – vlogen we dinsdag naar Borneo. We wilden heel graag Orang Oetangs zien, want hoé zeldzaam is het om deze in het wild te spotten? En dus vlogen we voor drie dagen naar Borneo om de jungle in te gaan.

2 augustus – 5 augustus: Borneo

Wederom werden we in het holst van de nacht opgehaald en vlogen we om 6.15 naar Balikpapan. 4 uur later stond onze tourguide ons hier op te wachten. De rit naar de jungle was nog eens 7 uur en dat viel ons allemaal toch een beetje tegen. Maarja, alles voor de Orang-Oetangs. In eerste instantie stelde onze gids voor ‘s avonds nog in een hotel te slapen en pas de volgende ochtend vroeg de jungle in te gaan. Het was namelijk al donker, en we moesten nog op de boot. “Daag, we zijn al de hele dag onderweg, we willen die jungle nu in ook.” Zo gezegd zo gedaan. Savonds om 8 uur stapten we een loeí gammel bootje in – één verkeerde move en je was de lul – en dat de rivier vol krokodillen zat hielp ook niet echt mee voor de ontspanning. Enfin, we hebben het overleefd.

 

Na het slapen op de Chinese Muur, in de grot van de Taman Negara en in de boomhut van Laos zul je denken dat we wel wat gewend zijn. En tóch viel het verblijf in de jungle mij heel erg tegen. Bovenstaande plekken waren basic, maar niet ranzig. Dit verblijf was het toppunt van ranzigheid. De kamers stonken naar riool en urine overheerste, de schimmelplekken waren niet te tellen, de overtrekken waren zwart van het vuil en de keuken… nouja, je snapt het wel. Gelukkig was onze gids állerliefst en deed er alles aan om het ons zo comfortabel mogelijk te maken. Alles kon, alles mocht. Zo merkte hij dat we gek waren op chocolade en dus kregen we chocolade pannenkoekjes als ontbijt.

Na een wat rommelige nacht begon de volgende ochtend ons jungle avontuur pas echt. Dat we Orang Oetangs zouden zien kon niet gegarandeerd worden, ze zijn heel zeldzaam. Maar na een paar meter was het raak. Een mamma met 2 kinderen zat hoog in de boom. Die hele reis van de vorige dag was het meer dan waard, want dit was écht heel vet. Deze apen lijken heel veel op de mens, de letterlijke vertaling van Orang Oetang is dan ook ‘jungle mens’. Wat een enorme beesten.

 

Na de lunch werd onze gids gebeld dat er Orang Oetangs waren gespot langs de rivier. Hier zat een man, een vrouw en 2 kinderen. We waren zó dichtbij. Het mannetje had nog nooit mensen gezien en maakte heel harde geluiden. Iets wat ze alleen doen als ze bang zijn. Na ze een tijdje bewonderd te hebben vond ik het echt tijd om te gaan. Het mannetje wist niet waar ‘ie het zoeken moest van angst en het vrouwtje zat gebogen over haar kinderen heen. Maar bijzonder was het. Het zijn gewoon écht net mensen.

We sloten de dag af met nog een avondwandeling. Hier zagen we nog een vogelspin én het allerliefste wat ik ooit heb gezien. Een klein, donzig vogeltje met de mooiste kleurtjes zat verscholen achter een blad – tegen de regen – te slapen. Het was net alsof ik naar een disneyfilm zat te kijken. Wát schattig.

image

Donderdagochtend bij het ontbijt werden we nog even vergezeld door familie aap en ook een lizzard van 2 meter liep al twee dagen rond het huis. Na het ontbijt verlieten we dit deel van de jungle. We voeren nog met een bootje over de coconutriver, waar we helaas geen Orang Oetangs hebben gespot, maar wél een gigantische krokodil. Na het boottochtje begon onze 7 uur durende autorit weer, terug naar Balikpapan.

In Balikpapan sliepen we nog één nacht, voordat we weer terug vlogen naar Bali. We sliepen in een hotel, wat volgens onze gids een mooi en nieuw hotel is. Een beetje argwanend zei ik nog “laten we maar niets verwachten, misschien is het wel net zo’n bende als het verblijf in de jungle.” Maar de gids had niets te veel gezegd. Zodra we aan kwamen rijden checkte het hotel de auto op een bom en toen dit allemaal in orde was mochten we het hotel binnen lopen. Wat een Walhalla. Kamers zo groot als een balzaal en onze douche had zelfs discolampjes. Helaas konden we er maar kort van genieten, onze gids stond de volgende ochtend om 6 uur stipt weer voor de deur.

We begonnen de dag met een boottochtje door de Mangrove, waar de neusapen wonen – die gekke apen met die grote neus. En ook deze hebben we gezien. Met hele families sprongen ze voorbij. Na twee uurtjes reden we terug naar het hotel. Hier genoten we nog even van het ontbijt. En met genoten bedoel ik ook echt, écht genoten. De donuts, croissantjes, wafels, pannenkoeken en gekookte eitjes gingen allemaal prima naar binnen kan ik je vertellen. Na het heerlijke ontbijt was het dan toch echt tijd om richting het vliegveld te vertrekken, terug naar Bali. Hier gaan we nog 5 dagen optimaal genieten met zijn viertjes, want daarna pakken Ruben en Julia het vliegtuig terug naar Nederland en wij….. Wij gaan door naar Australie.