Dag 300 – 318. Panama

2 – 6 februari: Panama Stad.

Vanaf Guatemala reizen we door naar Panama stad waar we voor de eerste nacht twee bedden in een dorm hebben geboekt. Als we daar ’s avonds aankomen staat daar een verrassing op ons te wachten, of eigenlijk twee verrassingen: Lino en Stef! Lien & Stef hebben al twee weken door Panama gereisd en sluiten in Panama stad af, dus we kunnen fijn nog even 2 dagen met elkaar doorbrengen voordat zij weer terug naar Nederland gaan! Het hostel zag er op de foto’s online een stuk relaxter uit dan in het echt, dus we besluiten ons even om te kleden en met zijn viertjes de stad in te duiken. We borrelen en kletsen op een fantastisch dakterras. Een goed begin van ons Panama avontuur!

Ondanks dat we op een dorm sliepen met 8 anderen, heb ik heerlijk geslapen, waren de wijntjes toch nog ergens goed voor ;). Om 9 uur besluiten we de dorm te laten voor wat het is, onze spullen te pakken en door te gaan naar ons andere verblijf: een heerlijk hotel! Voor mijn verjaardag hebben we 3 nachtjes in een heerlijk luxe hotel geboekt en we voelen ons net twee kleine kinderen in een snoepwinkel. We hadden afgesproken om met Lien & Stef alvast mijn verjaardag in te luiden. Aangezien er boven op het dakterras een heerlijk zwembad is, hebben we hier met zijn viertjes de dag doorgebracht. Het kan slechter kan ik je vertellen. Om twee uur gaat de wijn open en ’s avonds eten we met elkaar een hapje in de stad.

Ik ben en blijf een beetje een klein kind met mijn verjaardag. In Nederland hang ik al een week van tevoren zelf de slingers op en krijg ik kriebels in mijn buik. Ik weet niet zo goed waarom dat is, ik denk omdat álle aandacht die je krijgt, positief is. Een hele dag lang is alles leuk en heb je allemaal mensen om je heen die je liefhebt. En daar hou ik van. Vandaag is het alleen een beetje anders, zo ver van huis vandaan. We genieten samen eerst van het lopend buffet en daarna ga ik met Kas naar de supermarkt om álle dingen te halen die ik lekker vind. ’s Avonds kiezen Kas en ik een dakterras uit – met sushi op de kaart – om mijn verjaardag te vieren, alleen dat loopt een tikkie anders dan gepland. Het duurt zeker een uur voordat we het kaasplankje krijgen (met alleen maar vieze kaas) en zodra we de sushi bestellen heb ik al een voorgevoel. Als dat maar goed gaat. Na 2 uur hebben we al 3 keer gevraagd wat er met de sushi is gebeurd, maar niemand heeft daar een antwoord op. Na 2,5 uur zijn we dronken van de wijn en krijgen we iets geserveerd. Maar dat is geen sushi kan ik je vertellen. We besluiten het terug te sturen en rekenen uiteindelijk alleen de wijn af. Dat was nog eens een goedkoop verjaardagsdiner!

Op 5 februari verhuizen we wederom naar een goedkoper hostel en wachten we met smart op Peter en Soof. Met zijn viertjes gaan we door Panama reizen en sluiten we deze bijzondere reis af.

De volgende ochtend bezoeken we met zijn viertjes het Panama kanaal. Want als er íets is dat je niet mag missen als je in Panama bent, is dat het Panama kanaal. We wandelen hier wat rond, drinken een koffietje en zien helaas geen grote schepen voorbij komen.

7 – 10 februari Santa Catalina – Coiba Island

IMG_4533

Vanaf Panama stad reizen we door naar Santa Catalina. Een klein dorpje aan de kust. De rit hiernaartoe hebben we een beetje onderschat. We stappen drie keer over en de laatste overstap redden we net aan. En helaas voor ons, was de hele bus al vol. Dat wordt dus staan. Zoals jullie weten hebben Kas en ik nogal lange benen en dus waren we genoodzaakt om een uur lang gebukt in een overvolle bus te staan. Maar hé je moet er wat voor over hebben om goedkoop te reizen.

In Santa Catalina zelf is niet heel veel te beleven, maar vanaf hier is het gemakkelijk om dagtripjes naar Coiba Island te maken. Coiba Island wordt ook wel het Galapagos van Panama genoemd en staat bekend om de mooie onderwaterwereld en de fijne stranden. Voor de volgende ochtend boeken we een boottrip naar Coiba Island en het is mooier dan we hadden gedacht. We zien zeeschildpadden (echt, ik kan er niet genoeg van krijgen), manta ray’s en zoeken tevergeefs naar de whale shark. Maar dan hebben we het nog niet eens over de stranden… Echt waar, zo mooi hebben wij ze nog niet gezien. Hagelwitte stranden, een helderblauwe zee en overal palmbomen.

In Santa Catalina zelf relaxen we nog een beetje, ben ik druk bezig met solliciteren en ook hier gaan we een dagje naar het strand.

11 – 12 februari: Boquette

Voor een nachtje reizen we door naar Boquette. Bij mij vooral bekend als plek waar twee Nederlandse meiden heen zijn gereisd maar helaas niet levend zijn terug gekomen. Om deze reden heeft Boquette voor mij iets ‘mysterieus’, maar we wilden deze mooie jungle-achtige omgeving zeker niet overslaan. We slapen hier met zijn viertjes op 1 kamer in een heel gezellig hostel/hotel. Het weer in Boquette is nogal wisselvallig en als we de volgende dag voor een hike de jungle in gaan, duimen we dat het droog blijft. Voordat we met de hike beginnen informeren we nog wel even over de route die de Nederlandse meiden hebben gelopen. Iedereen heeft een ander verhaal, maar ze zijn het wel allemaal met elkaar eens: dit pad kan niet meer bewandeld worden door toeristen. Veel te gevaarlijk. De route die wij lopen is heel relaxed en prachtig groen.

Aan het einde van de middag boeken Soof en ik een massage & gezichtsbehandeling. De mannen gaan de jacuzzi in en bier drinken op het terras.

13 – 19 februari: Bocas del Toro

Wanneer we met de boot aankomen op Bocas del Toro is het koud, regenachtig en grauw. We nestelen ons dan ook snel in onze hutjes, trekken onze warmste kleding aan en doen spelletjes op de veranda en drinken biertjes.

De volgende ochtend schijnt de zon en fietsen we naar Bluff Beach. Een mooi en fijn stukje strand waar geen toerist te bekennen is. Overigens staat óveral in Bocas del Toro politie. Op het strand, in de kroeg, in het stadje.. om de 50 meter zie je ze staan. Een paar dagen voordat wij hier zijn aangekomen is er een meisje uit NYC vermoord. In Bocas doen ze er nu álles aan om het zo veilig mogelijk te houden. In het begin vonden we het een beetje freaky. Maar na een dag of twee vonden we het een heel fijn idee. Als er ook maar iets gebeurd, hoef je maar een gil te geven en er staat politie naast je.

Bocas del Toro is voor ons alle vier de plek om echt helemaal tot rust te komen. P en Soof zijn hier voor hun vakantie en rust, en ik tel de dagen af totdat het ‘gewone’ leventje in Nederland weer begint. En dus nemen we het ervan. We boeken een zeiltocht, bezoeken Red Frog Beach, relaxen bij ons favoriete strandtentje en nemen ook nog een kijkje bij Starfish beach. Het strand van Bocas del Toro dat bekend staat om haar zeesterren. Vijf jaar geleden, toen hier de eerste toeristen kwamen, zat de héle zee vol met zeesterren. Inmiddels moet je goed zoeken om er één te vinden, want ze zijn allemaal weg. Meegenomen door toeristen of weg gezwommen voor de drukte. En toen we daar stonden dachten we: wat zijn we toch met zijn allen aan het doen?

De laatste avond in Bocas del Toro sluiten we af door kreeft te gaan eten aan het water. Wat een bijzondere plek is Bocas en wat een prachtige stranden. Hélemaal tot rust gekomen pakken we op 19 februari het vliegtuig weer terug naar Panama City.

20 – 21 februari Panama stad

De laatste twee nachtjes van onze reis sluiten we geheel in stijl af: in een fijn hotel in het oude centrum. Aangezien we aan het begin van onze Panama reis in de ‘nieuwe’ stad verbleven en we dat niet zo leuk vonden, hebben we ervoor gekozen om deze keer in het ‘oude’ gedeelte te gaan zitten. Een goede keuze! De ‘oude’ stad zit vol met bijzondere dakterrassen, lekkere eettentjes én souvenirwinkeltjes. Bij deze laatste kopen Soof en ik alle souvenirs en we vieren de verjaardag van Kas. De laatste dag besluiten Kas, P en Soof nog even het casino in te duiken in de nieuwe stad. Ik kies er voor om siësta te houden, aangezien we de volgende ochtend om 4 uur al naar het vliegtuig moeten.

Eenmaal mijn ogen dicht, leek het wel alsof de wereld een klap kreeg en ik lag pardoes op de grond. Alles om mij heen bewoog, trilde van de muur af en het hele hotel was in rep en roer. Een aardbeving. Ik kreeg Kas, Soof en P niet te pakken en ondertussen werd het hele hotel geëvacueerd. Wanneer na 2 uur alles weer rustig is en het gevaar is geweken kunnen we allemaal weer naar binnen. Maar ik kan je vertellen: ik ben me rót geschrokken. Een bizarre ervaring, zo voor het einde van onze reis.

Diezelfde avond zeggen we gedag tegen P en Soof en gaan we op tijd naar bed. Maar van slapen komt het niet echt, continu spookt het door mijn hoofd ‘morgen ga je naar Nederland, overmorgen ben je weer thuis’.

Het einde van onze reis..

IMG_5457

De volgende ochtend zeg ik Kas gedag op het vliegveld, want Kas vliegt nog even door naar Sint Maarten om biertjes te drinken met vrienden. De tranen stromen over mijn wangen als ik hem gedag zeg. Want nu is het dan echt over. Onze reis, onze droom.. Iets wat een jaar lang van ‘ons samen’ is geweest is nu afgelopen. En ondanks dat ik heel veel vrede heb om weer terug te gaan naar huis, blijven de tranen maar komen. We zijn 24/7 samen geweest. Hebben samen elke dag weer een nieuwe planning gemaakt, nieuwe mensen ontmoet, vriendschappen gesloten, nieuwe culturen ontdekt, andere smaken geproefd en zóveel van de wereld gezien. We hebben samen gelachen, gehuild, ruzie gemaakt, gescholden als het allemaal even niet mee zat maar bovenal: we hebben genoten. Van elke seconde, elke minuut, elke dag. Elke dag was weer anders en onvoorspelbaar. En aan dit allemaal.. Aan dit allemaal gaat nu een einde komen. En dat vind ik heel zwaar.

Ik vind het heel bijzonder dat we dit met zijn tweetjes hebben mogen ervaren. Dat we met zijn tweeën zo’n groot deel van de wereld hebben mogen zien, proeven, ruiken en ervaren. Het was een jaar dat niemand ooit meer van ons afpakt. En daar ben ik heel dankbaar voor.

Het is tijd om het ‘normale’ leven weer op te pakken. Maar eerst is het tijd om iedereen na al die tijd weer te knuffelen. En dan vooral mijn twee kleine neefjes, éindelijk ga ik ze ontmoeten.

Lieve iedereen, bedankt voor het lezen van onze blogs en jullie lieve reacties, het zou zomaar kunnen dat er ooit een vervolg komt op deze blog. Want wie weet waar de tijd ons brengt…..

img_1801

Dag 162 – 171. Blue Mountains -Brisbane.

Blue Mountains

Van Bondi Beach reden we door naar de Blue Mountains, het bekende National park dat op 3 uur rijden van Sydney af zit. Een National park vol met bijzondere natuur, maar vooral bekend om de Three Sisters. Toen we rond 4’en arriveerden zaten we in dubio, nu al naar de Three Sisters of gaan we relaxen op de camping? We gingen voor de eerste. Het was mooi weer, het uitzicht was bizar mooi en de Three Sisters maakten zeker indruk. Wat kan natuur toch bijzonder zijn.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend werden we wakker in een dikke mist. Je kon hooguit 4 meter vooruit kijken, maar daar was ook alles mee gezegd. Sta je dan met je goede gedrag. In één van Australisch mooiste National parken waar het allemaal draait om uitzichten, uitzichten én uitzichten. We begonnen bij een uitzichtpunt waar ik veel over had gelezen – “wat een landschap”, “je blijft kijken” – en het zou vást allemaal heel erg waar zijn, ik heb geen idee. Wij zagen alleen maar wit.. We besloten dus maar naar beneden te lopen naar de watervallen, die lookouts lieten we maar voor wat het was. Na de eerste watervallen dronken we een koffietje in het dorpje. De eigenaar vertelde dat we mazzel hadden met de mist, meestal kun je niet verder kijken dan 1 á 2 meter. Gezellig wel als je daar woont. Na het koffietje liepen we naar nog een waterval. De klim was weliswaar steiler, de watervallen waren de moeite waard.

Nelson Bay

Nadat we uitgespeeld waren in de mist, zijn we doorgereden naar Nelson Bay. Een plaatsje aan de kust, waar we een fijne camping vonden. We hadden voor de volgende dag nog geen concrete plannen en dus gingen we op onderzoek uit. Kas riep al zolang we in Australië zijn dat hij hier zo graag wilt duiken. “Maar die hááien hier Kas…..”. Mijn lief haalt dan zijn schouders op, rolt een beetje met zijn ogen en zegt “ach, doe normaal. Die heb je overal.” Ik probeerde hem te overtuigen dat ze niet óveral zijn zoals in Australië enne.. Dat water hier is niet zo lekker warm als in Azië. Toen Kas in een boekje las dat er gedoken kon worden in een badplaatsje naast Nelson Bay, wilde hij dit maar al te graag. Er ontstond een discussie en uiteindelijk heeft Kas ‘m gewonnen. Er ging gedoken worden. De volgende ochtend om 9 uur gingen we de grote oceaan eens van dichtbij bekijken.

Port Stephens

image

Ik was een beetje nerveus. Ben ik áltijd voor het duiken – daarom is het ook zo leuk – maar dit keer was het anders. We arriveerden in Port Stephens en Juun ging zijn eigen weg. Visje halen voor die avond, koffietje drinken in de haven, dat soort dingen. Bij de duikschool kregen we een dik duikpak aan en werden we voorgesteld aan onze divemaster. Samen met hem en 2 duikprofs – waarvan 1 duikfoto’s maakt voor de National Geographic (www.malcolmnobbs.com) – gingen we het water in. Ik vertelde onze duikmaster over mijn haaien angst. En of hij wel eens een échte heeft gezien – je weet wel, zo’n witte. “I do at léast 500 dives a year, And I’ve seen only one in my life”. Oké, dat was geruststellend. Op de vraag of het water heel koud was, antwoordde hij dat het zéker kouder was dan in Azië, maar met het dikke pak moest het goed te doen zijn. Priemdelapriem, we gaan ervoor.

Op de boot werden er grapjes gemaakt, de sfeer was ontspannen en toen waren we op plaats van bestemming. We zagen rotsen vól met zeehonden. “Jackpot” noemden de duikers en de schipper het. Hier konden we heel mooi met de zeehonden duiken. “I’ve never seen só many seals on the rocks, you lucky bastards!”. Ik checkte mijn gear en sprong achter Kas aan het water in. Ik had kou verwacht, maar dit. Ken je dat gevoel dat ademen lastig is vanwege ijskoud water? Dat dus. Fuck, wat was dit koud. Ik keek 1 van de profduikers aan, hij hielp mij mijn ademhaling reguleren en toen gingen we naar beneden. Maar het ging niet. Ik had niet genoeg gewichten om en ik kwam niet naar beneden. Ik keek onder water, zag wat groots zwemmen – dit was het moment dat ik nog dacht dat er zeehonden zwommen – en keek wederom naar de andere duiker. Hij riep iets, maar ik hoorde het niet. “Klote gewicht”, mompelde ik nog. Hij riep weer iets, en toen hoorde ik het pas. “White shark under us!”. Wat een lullige grap, dacht ik. Hij weet hoe bang ik ben, en dan dit soort geintjes. Ik friemelde nog wat aan mijn vest – wáárom ga ik niet naar beneden? – en hoorde toen die duiker weer schreeuwen. “White shark under us! Swim as hard as you can! Start the engines!”. Ik zag de paniek in zijn ogen en toen realiseerde ik mij pas dat het helemaal geen grap was. Ik was zó in paniek dat ik mijn lucht kwijt raakte, mijn BCD vergat op te blazen en ineens niet zo goed meer wist hoe ik moest zwemmen. Ik wist de zijkant van de boot te bereiken toen de kapitein zei dat ik daar niet in kon stappen. Ik moest naar de achterkant. “Its okay love, you are almost safe, come here, its okay, almost there”. Ik hoorde de paniek ook in zijn stem. Ik bereikte de achterkant van de boot tegelijkertijd met Kas. Die kút flippers wilden natuurlijk niet uit en ik bleef maar om mij heen kijken. Eenmaal in de boot kon ik wel huilen. Maar we misten Malcolm – de fotograaf – nog. De angst sloeg even toe, maar ook hij kwam heel de boot in. “Ik ga nooit meer dat water in Kas. Ik doe het niet meer”. Dat die zeehonden allemaal op de rotsen lagen, was dus goed te verklaren. Deze witte haai was levensgevaarlijk: hongerig en op jacht. Op de boot kwamen we bij van de schrik en we waren klaar om terug te varen naar het vaste land.

Maar nee hoor, niets was minder waar. Onze kapitein besloot met onze divemaster om naar een andere duikplek te gaan. Tot onze verbazing was dit ongeveer 200 meter van de duikplek waar we de witte haai zagen. “The white shark won’t swim to the place” zei de kapitein. Hoe hij dit zo zeker wist mag Joost weten, ze waren allemaal hartstikke gek. Dat water wilde ik niet meer in. “We’ve never seen a white shark at the place we’re going now. I don’t want to force you, but it’s safe”. Vulde onze divemaster aan. Ik ging uiteindelijk toch overstag. Kas twijfelde namelijk geen seconde. Deze Freek Vonk 2.0 vond het namelijk de normaalste zaak van de wereld om weer het water in te gaan. Eenmaal in het water bleven de duikprofs er maar op hameren dat we samen moesten blijven. “As close as possible”. De angst zat nog in zijn ogen. Ik zag het en ik voelde het. Uiteindelijk zwommen we langs tientallen, honderden Port Jackson Sharks (mini’s) en zagen aan het einde een gíant Grey Nurse Shark. Overdag kun je de Grey nurse shark prima tegen komen, dan slaapt de helft van zijn hersenen en doet hij als het goed is niets. ‘S avonds is het samen met de witte haai de gevaarlijkste. Noem mij een schijterd, ook hiervan gingen mijn knieën trillen. Ik wilde die boot weer in. Eenmaal in de boot complimenteerden de duikers ons dat we de tweede duik gemaakt hadden, “now you’ve a great story to tell.”

Bulahdelah

image

En de ‘great story’ werd als eerst gedeeld met Junior die ons al stond op te wachten op de kade. De mannen aten een fish & chips in het zonnetje en we reden door naar een gratis camping in Bulahdelah. Junior vond dat in eerste instantie niet zo’n goed idee – ja, geen douche de volgende ochtend is inderdaad een beetje vies, maar wél goed voor het budget – maar toen er een pub naast bleek te zitten was het allemaal ineens wat minder erg.

Forster, Port Mcquerie & Coffs Harbour

We werden wakker door het zonnetje en reden door naar Forster. Een badplaatsje waar we een wandeling maakten naar een mooi uitzicht en genoten van een koffietje aan het strand. Bij Port Mcquerie liepen we langs de rotsen aan het water welke allemaal beschilderd zijn. We sloten de dag af in Coffs Harbour.

Byron Bay


Wanneer je het over dit badplaatsje hebt, heb je het over mooie stranden vol met surfers, hippies en de bijbehorende tentjes. We wilden graag nog een dagje ‘chill’ en dus reden we hier naartoe. De camping was weliswaar réteduur – 70 dollar voor een plekkie – we besloten er goed van te genieten. Het zonnetje werkte mee en er was níets gelogen over deze plek. Wat een relaxte sfeer. Een beetje Bali, maar dan klein en minder toeristisch. We genoten ‘s avonds van de sfeer, de mooie barren en de cocktailmenu’s.

Kas en ik waren vroeg wakker – dat uitslapen is de afgelopen 5,5 maand nog niet echt gelukt – en liepen naar het strand. Om 6.45 lag de zee al vol met surfers en waren de hardlopers niet te tellen. We zagen een walvis spelen in de zee en de dolfijnen sprongen langs de surfers. Beter kun je de dag niet beginnen toch? We sloten ons verblijf in Byron Bay af met – heel verrassend – een koffietje in de zon.

Goldcoast

This slideshow requires JavaScript.

Vanaf Byron Bay gingen we verder met onze route naar de Goldcoast. Onze eerste stop was Tweet Head. Een mooi strand, een helderblauwe zee en ondanks de warmte heel rustig. Het water was fris, maar Kas vond het een mooi moment om een duik in het water te nemen – hij liever dan ik. Junior bouwde naast mij een zandkasteel en ik genoot van de zon. We reden door naar de Tumgun Lookout bij Burleigh Beach, hier was het daarentegen wél razend druk. We vervolgden de weg maar de Goldcoast. Wat een stad! De Broadbeach boulevard is hélemaal volgebouwd en het strand vol met mensen. Het plan was om in Goldcoast een camping op te zoeken, maar de prijzen! In Byron Bay hadden we immers al ver boven ons budget gekampeerd, hier kwamen ze met prijzen rond de 86 dollar. We besloten dus door te rijden naar Canungra. Een plaatsje dat meer landinwaarts ligt. We maakten een vuurtje & genoten van warme Marshmallows.

Canungra

Op internet had ik gelezen over een ‘Heart Shaped Pool’. De camping eigenaresse waarschuwde ons echter voor het weer. Wanneer het regent, gaat het dicht en de weersvoorspellingen waren niet al te best. De volgende ochtend was het redelijk droog en we besloten dus maar vroeg weg te rijden, misschien hadden we mazzel. Het pad naar beneden was behoorlijk stijl en glad, maar hé: we wilden de ‘heart Shaped pool’ zien. Er was een kleine waterval en de rotsen moesten het hart vormen. Ik denk dat de foto die ik op internet had gezien van een redelijke hoogte is genomen, want de vorm van een hart konden wij er niet uithalen. Bummer, maar wél een goede morning-workout gehad. Want hoe stijl en glad het naar beneden was, het was ook weer een behoorlijke klim omhoog. Vooral Juun heeft deze route goed afgelegd, want hoe pittig het ook was: hij deed het gewoon! We stapten wederom in de auto om naar onze laatste Australische bestemming te rijden: Brisbane.

Brisbane

This slideshow requires JavaScript.

De volgde ochtend hebben we het pontje gepakt bij de Southbanks. We stapten uit bij Eagle Pier waar we wat dronken en een mooi uitzicht hadden over de Story Bridge. Na een wandeling door de stad begon de zoektocht naar een Kangoeroe burger. De mannen hebben het hier al weken over, maar het is hier niet te vinden. Toen Kas en ik in de outback reden kon je het óveral krijgen. Ik vertelde Kas dat hij hier nog wel de kans voor kreeg, “dat kun je in heel Australië eten”. Niet dus. Ook in Brisbane hebben de mannen weer tevergeefs gezocht. En als je het vraagt, word je tóch een beetje raar aangekeken. Ligt er hier soms een taboe op kangoeroe vlees?

De rest van de dag genoten we van de zon en bezochten we het museum van Brisbane. Met de bus gingen we weer terug naar de camping. Bij de tweede stop stapte er een vrouw met twee kinderen in. Het jongetje had zijn broek op zijn knieën hangen – en hij had pas net leren lopen, het zag er nogal ingewikkeld uit – en de moeder schreeuwde tegen het meisje. Want hoe had ze haar broertje vanochtend aangekleed? Had ze soms een broek uit haar eigen kast gepakt? Het meisje beaamde dat, ze dacht dat het hem wel zou passen. Ze begon snel een gesprek met andere mensen, terwijl haar moeder ernstig met haar kaken stond te knarsen en met zichzelf stond te praten. Die zat duidelijk aan de drugs. De kleren van het meisje waren vies en gescheurd, op haar armen zaten blauwe plekken. Zo ook bij het jongetje. Na nog wat geschreeuw en gedoe, stapten ze samen met ons de bus uit. Het jongetje rende vrolijk de drukke straat over, terwijl de moeder schreeuwde dat het meisje haar broertje eens in de gaten moest houden. Straks gebeurde er nog iets met hem, en dan was het haar fout. Ik vond het nogal wat. Wat kun je in godsnaam doen in zo’n situatie?

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend begonnen we bij Bunker. Een koffietentje dat in een bunker uit de Tweede Wereldoorlog is gebouwd. We aten een broodje in het park, Kas pakte een kappertje en Juun en ik gingen samen op pad. ‘S avonds genoten we van het Brisbane Festival met live muziek, drankjes en de waterfront die helemaal roze kleurde in teken van het festival. Bizar dat onze laatste avond Australië dan echt was aangebroken.

image

Woensdag was dan toch écht onze laatste ochtend in dit mooie land. ‘S ochtends werden we door Juun verrast met een ontbijtje en koffie. We brachten de camper terug naar Camperman en toen werd het toch echt wel tijd om naar het vliegveld te gaan. Junior terug naar Nederland, wij door naar onze volgende bestemming: Nieuw Zeeland. Land nummer elf, en bíjna 6 maanden op de teller.

Dag 155 -162. Melbourne – Sydney

Bij Aussievans stond een nieuwe camper op ons te wachten, dit keer eentje voor drie personen. Kas en ik waren inmiddels onze Wicked camper gewend en die was een stúk kleiner. Deze nieuwe camper had een klein keukentje en een prima plekje waar we kunnen zitten en eten. Junior zijn gezicht sprak echter boekdelen. Hij vond het wat ‘krapjes’ allemaal.

Philip Island

Onze eerste bestemming was Philip Island dat bekend staat om haar inwoners: 30.000 pinguïns. Met zonsondergang komen alle pinguïns het strand op om terug te keren naar hun huisjes. Het was zó lief. Ze kwamen met hele groepen uit de zee en waggelden voorzichtig richting de duinen.

Toen we Savonds laat aankwamen op de camping hadden we allemaal trek, alleen ons gaspitje werkte niet écht mee. Aussievans had ons dus een camper meegegeven waarvan 1 raam niet werkt – en ja, uiteindelijk zijn we daar te makkelijk mee akkoord gegaan – én een gasstel dat kapot is. Lekker dan.

Lake Entrance

Na een wat onrustige nacht – met zijn drietjes in een camper is net even wat anders dan samen – zijn we eerst naar een ‘garage’ gereden waar ze ons gasstel hebben gemaakt. Deze garage lag op de route naar de Snowy Mountains, onze volgende bestemming. Althans, dat dachten we. Zonder sneeuwkettingen mag je hier echter niet naartoe en of we nou écht zin hadden in de kou… We besloten een andere route voort te zetten en naar Lake Entrance te rijden. We hadden hier veel positieve verhalen over gehoord, maar tot op de dag van vandaag weten we nog niet echt wat het nou was. Een meer inderdaad. Maar niet veel anders dan we ze al hadden gezien.

Merimbula.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend was het vroegdag. We wilden om 11.30 een walvistour doen die op 3 uur rijden lag, maar wilden hier voor ook nog naar Pebbly Beach. Een wit strand dat het thuis is van vele kangoeroes. Kas had Pebbly Beach gevonden op onze routeplanner en om 6.15 reden we weg van onze camping. Terwijl Kas reed besloot ik de route nogmaals te checken. Deze route leidde ons inderdaad naar een Pebbly Beach, maar níet naar de Pebbly Beach waar we naartoe moesten. We besloten de walvistour van 9 uur maar te pakken, maar dat betekende wél een race tegen de klok. We zijn als speedy Gonzales door de bossen gereden en kwamen om 8.50 stípt aan. Bibberend in ons zwemvest gingen we op een rubberboot de oceaan op. Ik was zó nieuwsgierig. Ik had in mijn hoofd dat we misschien één walvis vanaf een afstandje konden zien. Maar we waren nog geen 5 minuten op het water of we werden omringd door zéker 8-10 walvissen. Er zwom 1 vrouwtje tussen en de mannetjes waren zich flink aan het uitsloven ‘there is a bíg competition going on’, aldus onze gids. Ze zwommen onder de boot door en waren vrolijk aan het zwaaien met hun vinnen en staart. Junior riep alleen maar ‘ooh’ en ‘aah’ en Kas en ik stonden vól verbazing te kijken. Misschien zelfs wel een beetje ontroerd dat we ze van zo dichtbij hebben mogen zien. Verderop zagen we een walvis uit het water springen – de uitslover – en waar we ook keken; we zagen ze overal en er doken steeds weer nieuwe op. Al deze walvissen zwemmen terug naar Antarctica en kwamen dus met tientallen langs de kust van Merimbula. Je kunt je toch niet voorstellen dat er mensen zijn die op deze bijzondere beesten jagen? Als ik terug denk aan deze ochtend word ik er nog een beetje stil van. Jep, deze ervaring gaat zéker in mijn top 3. Na een koffietje zijn we nog een stuk doorgereden naar Canberra, waar we ‘s avonds sliepen.

Canberra

Canberra stond voor de volgende ochtend op het programma. In de hoofdstad van Australië is niet héél veel te beleven – het is een dorp vergeleken met Sydney of Melbourne – en dus bezochten we alleen het parlementsgebouw. Hier kregen we een gratis rondleiding en zagen we een klok die Nederland kado heeft gegeven én een prominente plek in het gebouw heeft gekregen.

Pebbly Beach

We lieten Canberra voor wat het was en reden verder Noord naar Pebbly Beach, dit keer wél naar de juiste. Op het strand waren inderdaad tientallen kangoeroes te zien en we besloten onze Campervan hier neer te zetten voor de nacht. Andere campinggasten informeerden ons dat het niet gratis is en dat een ranger het geld op komt halen. Er was weliswaar geen warme douche en de wc’s waren niet de schoonste, we vonden de plek té bijzonder om nog door te rijden. We klapten ons stoeltjes uit op het strand, wijntje en een chipje erbij: ons hoor je niet klagen. Of nouja… Een gíant van een kangoeroe had trek en wilde graag wat chips van Junior. Hij sprong zonder pardon bij Juun op schoot, maar die liet zich niet kennen. Je denkt toch niet dat het Junior ook maar íets doet dat er een kangoeroe van bijna 2 meter bij hem op schoot zit?

‘S avonds tijdens de afwas merkten we ook dat we middenin een National park zaten. Junior en ik deden de afwas en een combinatie van een mini kangoeroe en een bever met een varkensneusje kwam ons even inspecteren. Junior had een hoofdlampje op, maar wel op voorwaarde dat hij dichtbij mij zou blijven (het wordt hier zó donker). Hij was echter druk in de weer met dat beestje en zijn fotocamera en ik stond daar in het donker.. Het beest nam een aanloop en sprong over mij heen- best een prestatie – en ik bleef maar roepen ‘Juun! Licht! Ik wil weten waar dat beest is!’. Maar mijn broertje was hélemaal in zijn element, was mij totaal vergeten en liep met fotocamera én hoofdlampje achter het beestje aan. Lékker dan.

De volgende ochtend konden Kas en ik de slaap om 6 uur niet meer vatten. We besloten een rondje strand te lopen en kangoeroes te kijken. De ranger hadden we nog niet gezien en we hadden so far dus gratis overnacht. We rammelden Junior z’n bedje uit en stelden voor om ergens anders te ontbijten en hier zo snel mogelijk weg te rijden. Jammer genoeg viel het hele plannetje in duigen toen de ranger 5 minuten later alsnóg zijn 30 dollar kwam ophalen. Shit, gratis overnachting mislukt.

Great Pacific Road

Vanuit hier reden we de Great Pacific Road naar Sydney. Een heel bijzondere brug over de oceaan en we hebben ons laten vertellen dat het één van de mooiste bruggen in de wereld is. En via deze mooie route, reden we zomaar Sydney in. Nog niet de echte stad, maar een subburb. Junior heeft elf jaar geleden ook een tijdje in Sydney gewoond en dus reden we langs zijn oude huis. Drie Aziaten deden de deur open en met handen en voeten probeerden we uit te leggen wat we daar kwamen doen. Na een tijdje begrepen we dat het een huis was geworden voor Aziatische studenten en Junior zijn gastmoeder hier helaas niet meer woont. Dat het een Aziatisch studentenhuis is geworden verbaasde ons echter niets. Ze zijn hier óveral.

Sydney

Diezelfde avond sliepen we op een camping net iets buiten de stad en de volgende ochtend voelde ik een echte kriebel in mijn buik. We gingen de stad in! De camping lag op tien minuutjes afstand van de GVA – de accommodatie waar ik 7 jaar geleden 3,5e maand woonde. Het was zó bizar om hier rond te lopen. Alles was nog hetzelfde en alle herinneringen van de mooiste tijd van mijn leven kwamen langzaamaan weer terug. Kan ik éven terug in de tijd?

De GVA zeiden we gedag en we reden verder naar de wijk Woolloomoolloo, en ja: dat klinkt net zo leuk als het is. In deze hippe wijk hadden wij voor twee nachtjes een AirBNB appartementje gehuurd. We begonnen ons Sydney avontuur tegenover ons huisje: de lokale zaterdagmarkt. Hier komt de hele buurt om boodschappen te doen. De lekkerste take-away koffietjes, vers bereide granola, honderd soorten speltbrood en vers gebakken koekjes in alle vormen en maten. Ik voelde mij hier hélemaal thuis. Mensen die net klaar waren met hun hardlooprondje kwamen hier een ontbijtje halen, de buren namen de week even met elkaar door en groepen vriendinnen zaten aan de healthy superbowls en cappu’s. Dit wil ik in Nederland ook graag bij ons om het hoekje.

This slideshow requires JavaScript.

Vanaf deze leuke markt liepen we verder de stad in. We liepen langs mijn oude school, de foodcourt waar ik elke middag zat en zo stonden we ineens op Circular Quay. Het gedeelte waar het Opera House staat, de ferry’s af en aan gaan en de Harbour Bridge goed te zien is. Deze stad.. Verveelt écht nooit. Er is hier zoveel te zien. Op Circular Quay was een Food Festival aan de gang en dus dronken we een biertje tussen alle blije weekendmensen. Had ik al gezegd dat we hierbij uitkeken op het Opera House?

Junior had de pas er goed in zitten en dus liepen we via de Rocks door naar Darling Harbour. Wederom: weinig tot niets veranderd. Via de winkelstraat liepen we terug naar huis en hier liep ik pardoes tegen de Ivy aan. Ivy is dé club van Sydney en hier was ik 7 jaar geleden elk weekend te vinden. En nog steeds is dit de plek waar je moet zijn als je een onvergetelijke avond wilt. Helaas voor ons hebben wij níets anders dan spijkerbroeken en sneakers bij ons en dáár houdt de Ivy niet zo van. Dat je daarnaast inmiddels 30 dollar voor een drankje neer moet tellen zorgde er dus voor dat we deze club helaas niet meer van binnen hebben gezien.

We hadden er inmiddels zeker 20km op zitten en kwamen moe, maar dolgelukkig thuis. Ik genoot van het eerste bad sinds tijden en nadat we weer wat energie hadden opgedaan liepen we weer naar Circular Quay. Hier dronken we – iets teveel – drankjes bij de Opera Bar en genoten van een heerlijk etentje middenin de stad (nogmaals heel erg bedankt lieve pappa & Margot!).

This slideshow requires JavaScript.

Na een hele rommelige nacht – ik denk dat ik de camper mistte – en een bonkend hoofd was het ontbijtje op bed van Kas meer dan welkom. We hebben tot elf uur héél lui in bed filmpjes gekeken en toen was het tijd om de stad weer in te duiken. We maakten een wandeling over de Harbour bridge, liepen door de Botanic Gardens, keken onze ogen uit bij de oudste en mooiste shoppingmall van Sydney: de Queen Victoria Building & aten een wel heel bijzonder ijsje bij Aqua S. Jep, het was wederom een fijne dag in deze leuke stad en ik blijf erbij: Sydney is de leukste stad van de wereld.

image

De volgende ochtend renden Kas en ik van Woolloomoolloo door de Botanic Gardens naar het Opera House & terug. Bizar hoe druk het voor zevenen al is met hardlopers. Deze stad wordt met de minuut leuker.

Nadat we ons leuke appartement gedag hadden gezegd zijn we doorgereden naar Bondi Beach. Het zonnetje scheen, de surfers waren up & running en we liepen de Bondi to Coogee walk. Beter konden we ons verblijf in Sydney niet afsluiten. Met tranen in de ogen stapte ik weer in de auto. Dag mooi Sydney met al je fijne herinneringen. Tot gauw!

Dag 130-138. Darwin -Stuart Well

In Australië stond ons een heel ander avontuur te wachten. Van drie keer per dag uiteten en elke avond in een hostel/hotel slapen gaan we naar zelf koken op een gaskokertje en elke avond slapen in de camper. Een bijzondere overgang, maar we keken allebei wel uit naar ‘iets anders’.

Een camper boekten we in Azië al online, maar we wilden natuurlijk wel een échte leuke. Het liefst met wat gekke graffiti erop. Na wat online-speurwerk kwamen we uit bij Wicked Campers en binnen no-time was de caravan geboekt. In ons enthousiasme hebben we geen beoordeling gelezen en een dag voor ons vertrek besloot Kas dat alsnog maar eens te doen. Slechtere reviews dan dit zijn er niet denk ik. Er waren er maar weinig die in een keer plaats van bestemming hadden gehaald met de geleverde auto. Dat werd nog lachen.

Bij Wicked Campers zitten ze nog net niet met een jointje achter de computer, maar het scheelt niet veel. Foto’s van naakte toeristen die voor de Wicked Campers poseren hangen groot aan de muur, maar dat hoort dan ook wel een beetje bij hun imago. Want Wicked Campers staat blijkbaar voor seks, drugs ennee.. seks. Ik wijd hier verder niet over uit.

Die camper dus. Tussen ons en de snelpratende Australiër waren al een aantal misverstanden en toen hij ons vertelde dat we een 10-jaar oud vervallen busje kregen vond ik dat niet zo’n goede deal. “You think we’re gonna make it all the way to Melbourne with this car?” (Dat is dus meer dan 3000 kilometer). “Yeah I think so mate. Maybe”. Ik zag ons al helemaal staan in die verlate outback met een auto die kaduuk was. En dan nog een dikke rekening krijgen ook. We vroegen hem of hij niet een ander had, een nieuwere. Ik geloof dat ‘ie wat verbaasd was, we hadden immers een vette bus met een peace teken en een smokende bob marley. Maargoed, hij kon wel wat regelen. En ja hoor, drie uur later stond ‘ie daar. Een prima wit busje, dat de komende drie weken ons nieuwe thuis zou worden.

Het avontuur begon allereerst met het inslaan van alle boodschappen. Zo goedkoop (maar ook zo gezond) mogelijk willen we de komende tijd doorbrengen want Australië is natuurlijk in alles duur. Tóch willen we uitkomen met ons budget dus de dure dingen laten we liggen. Neem nu een kilo paprika’s voor 20 dollar? Dát wordt ‘m niet komende tijd.

Met een volbepakte auto reden we naar onze eerste campingbestemming, we waren allebei helemaal gesloopt na een nacht zonder slaap. We genoten van het zelf koken (welliswaar op een gaspitje, buiten op de grond), de honderdduizenden sterren, de vele roofvogels en vleermuizen die overvlogen, een wild zwijntje dat voorbij liep en de wallaby’s die voorbijsprongen.

De volgende ochtend reden we Darwin weer in. We begonnen bij een lief, lokaal marktje, keken een zeilwedstrijd bij de haven en genoten van de prachtige verlaten stranden. Bij het eerste verlate strand vroegen we aan de Lifeguard waarom er niemand was. Was er misschien iets mis met het water, vroegen we nog. “There’s no beachculture here in Darwin. Nothing wrong with the beautiful beaches though. So enjoy the swimming mate”. De mooiste stranden.. helemaal voor ons alleen. ‘T is wat.

Van Darwin hadden we beiden iets meer verwacht. Het stadje was echter niet veel meer dan een winkelcentrum en vooral de vele aboriginals zorgen hier voor onrust (alhoewel dit overal in dit deel van Australië het geval is, zo blijkt later). Er leven er veel op straat, zijn vaak dronken en ze schreeuwen graag.

Aan het einde van de dag reden we alvast een stuk richting Litchfield want hier wilden we de volgende dag doorbrengen. We sliepen op een simpele, maar fijne camping waar zo nu en dan krokodillen lopen. Echt relaxed liep ik ‘s avonds niet naar de wc en ‘s nachts durfde ik er al helemaal niet meer uit.

This slideshow requires JavaScript.

Litchfield park heeft vele termieten heuvels en prachtige watervallen. De volgende dag reden we van de ene plek naar de ander, genoten we van de warme zon en sloten we de dag af bij een verfrissende waterval vlakbij onze camping. Pas na het zwemmen zagen we dat er een kans op krokodillen is, en dat het zwemmen op eigen risico was. Er gaat tot nu toe geen dag voorbij zonder dat we een bordje zien dat we uit moeten kijken voor krokodillen. En ik kan je vertellen: dat vind ik nogal wat.

Vanaf Litchfield begon de échte rit de outback in en moesten er hoognodig kilometers gereden worden. Melbourne is nog wel een stukje en rondom Alice Springs willen we nog wel het een en ander zien. Daarnaast; we moéten 2 september in Melbourne zijn, want dan komt m’n lieve broertje aan.
Veel verder dan 351 kilometer zijn we helaas niet gekomen. Door de hitte durven we niet harder dan 80/90 km per uur te rijden, bang dat onze auto er dan mee ophoudt. Langs de weg zien we regelmatig een bord waarop de ‘kans op een bosbrand’ staat aangegeven. Tot nu toe staat deze steeds redelijk hoog en de watervliegtuigen blíjven hier maar over vliegen. Had ik al vertelt dat het hier dus hartstikke winter is?

Aan het einde van de dag waren we beiden gesloopt en vonden we onze eerste gratis overnachting. Het was welliswaar gewoon een parkeerplaats langs de grote weg, het was legaal en gratis.

Vlakbij onze overnachting zat een hotsprings en na een snel ontbijtje zijn we hier naartoe gereden. Bij gebrek aan een douche, was dit ook een prima oplossing. Na een warme duik zijn we verder gereden over de Stuart Highway. De weg van Darwin naar Alice Springs is namelijk zo lastig nog niet: het is 1 rechte weg: de Stuart Highway.

Onderweg kom je níets tegen. Vrijwel geen auto’s, af en toe een dode kangeroe, een dode koe (welke beiden worden opgegeten door de roofvogels) en om de honderd kilometer een roadhouse en een tankstation. Onderweg kwamen we langs de twee bekendste roadhouses van de Outback: The Pink Panter en Daly Waters. De eerste is een vervallen roadhouse, met een cowboy achter de bar en vrijwel niets anders dan bier op het menu. Toen ik het vroeg wíst ik dat het een stomme vraag was, maar toch vroeg ik het: “You’ve cappucino?”. De Cowboy begon gulzig te lachen, zo’n bulderlach die je alleen uit films kent “I’ve coffee ánd milk. So you can try to make a cappuccino out of it”. Eeeeh, oké, graag. Ik kreeg een typisch bakkie pleur en rekende 6 dollar af.

Daly Waters zat 100km verder en hier vond Kas dat het tijd was voor 1 biertje. Het was hier hartstikke druk, op alle muren hingen posters en stickers en er hing een heel relaxte sfeer. Precies zoals een kroeg in de outback hoort te zijn.

This slideshow requires JavaScript.


Het was een dag met verrassingen, want ook onze overnachting was een bijzondere ervaring. Banka Banka is een begrip in de outback, en terecht. We werden warm onthaald, kregen een plekje toegewezen waar we mochten staan en genoten van de fijne sfeer. Er liepen camelen rond, ezels, kippen en ‘s avonds trad er een Western zanger op bij het kampvuur.

This slideshow requires JavaScript.

Hoe fijn de camping ook was, er stond nog 600km op de planning en dus vertrokken we vroeg. Er gingen uren voorbij zonder dat we iets zagen. Het hoogtepunt van de dag was onze stop bij Devils Marbles. Honderden ronde rotsen die allemaal op elkaar gestapelt lijken te zijn. Heel mooi, wat kan de natuur toch bijzonder zijn!

image

Op de kaart vonden we een gratis parkeerplaats, vlak voor Alice Springs. Na een dag rijden waren we meer dan blij dat we er waren, maar dit geluk werd bruut verstoord door familie vlieg. De Australische vliegen vinden het héérlijk om op je gezicht te zitten. Het liefst in je ooghoek of op je mond, ook al sla je ze 20 keer weg. Bijzonder irritant dus. Op deze parkeerplaats waren er zó veel dat we besloten nog maar wat verder te rijden. Na 1 minuut rijden sloeg de twijfel even toe. Een bosbrand aan onze linkerhand én een stevig windje zorgde voor veel rook op de weg, maar we besloten er toch maar gewoon door heen te rijden. We voelde de hitte van het vuur en je wéét dat die brandweermannen hier nu aan het blussen zijn. En als de boel dan weer rustig is, begint het een paar meter verderop.

Vanaf de gratis parkeerplek reden we een stukje verder. Een camping net ná Alice Springs gooide onze gratis nacht welliswaar in de soep, we waren allang blij ergens te kunnen staan. Ook hier wisselden we nog 1 keer van plek; een mierenhol is ook niet echt lekker kamperen. Tsja, kamperen is inderdaad niet áltijd even leuk.

This slideshow requires JavaScript.

Vanaf Alice Springs reden we naar Glen Helen, waar we onderweg een stuk of 5 stops hadden. Bijzondere riviertjes tussen de grote, massieve, rode rotsen door, mooie uitzichten en een rots welke vroeger fungeerde als een bijzonder medicijn bij de aboriginals. ‘S avonds reden we naar Stuart Well’s, een plaatsje 100 km verwijderd van Alice Springs.

Wij dachten bij Alice Springs de hoogtepunten wel ‘even’ te kunnen bezoeken maar dat viel vies tegen. Uluru (Ayers Rock)was nog 400km verder en Kings Canyon zat wéér 300km verder.

In Stuart Well’s vonden we een gratis camping naast een roadhouse. Onze avonden zijn normaal niet zo heel spannend sinds we met de auto op pad zijn. Om 7 uur is het donker en dus willen we voor die tijd al gegeten en afgewassen hebben. Echt relaxed buiten zitten is er daarna niet meer bij want dan worden we geterroriseerd door de muggen. Máár, deze avond liep wat anders. We besloten na het eten nog even naar de roadhouse te gaan, waar een lokale familie een kinderfeestje vierde. Of nouja, fééstje.. Echt gezellig was het niet. De ouders zaten aan tafel te roken en te drinken: ja, ook de hoogzwangere vrouw zat vrolijk een pakje peuken weg te roken. Er werd luidkeels geboerd en de kinderen schreeuwden en renden het hele restaurant rond. Terwijl het middelste jongetje met een zwembril op deed alsof ‘ie zwom, maakte hij als hoogtepunt nog even een duik.. plat op de grond. Was natuurlijk niet zo’n best idee. De meiden trokken de hoofden van elkaars barbies af en het jongste jongetje zat met zijn handen op zijn oren op de stoel te schreeuwen. Ik moest mij écht inhouden om niet snoeihard in de lach te schieten. Wat een show.

‘S Nachts hadden we het voor het eerst koud. Dat het winter is in Australië was ons bekend, maar door het warme Darwin dachten we stiekem dat het wel mee zou vallen met die kou..

‘S ochtends reden we vol enthousiasme richting Uluru. Hét spirituele middelpunt van Australië. Google je Australië, dan krijg je Uluru. We keken hier al dagen naar uit en vandaag was het zo ver.. Uluru; you better be good.

Dag 124-130. Bali: Canggu & Seminyak. Het einde van ons Azië avontuur.

Over onze laatste 5 dagen Bali kan ik kort zijn. We hebben koffietjes gedronken, heerlijk gegeten en veel in de zon gelegen. Niet écht wat er in ons reisplan stond – we herhalen regelmatig dat we aan het reizen zijn en vooral niet op vakantie. Maar voordat ons Australië avontuur met camper en al zou beginnen, was het toch best even heel fijn.

This slideshow requires JavaScript.

Woensdag vertrokken Ruben en Julia weer richting Nederland. Doordat we met zijn viertjes in een huisje sliepen en Kas en ik voor de laatste nacht naar een ander verblijf gingen, voelde het voor ons heel vreemd. Alsof we zelf ook naar huis gingen. Kas had hier minder moeite mee dan ik, maar hier kwam bij mij het eerste echte ‘ik wil óók even naar Nederland’-moment. Ik had net de dag daarvoor voor het eerst met mijn knappe mini-neefje en Roos geskyped en toen kwam dat gevoel ook al naar boven. Dat gekke gevoel hield de volgende dag ook nog aan en zodra we het vliegtuig naar Australië instapten besloot ik dat het genoeg was geweest. Het nieuwe avontuur gaat beginnen!

Na vier maanden Azië hadden we allebei het gevoel klaar te zijn voor een nieuw avontuur. Ik was een beetje ‘klaar’ met het feit dat er om de paar meter iemand iets aan je wilde verkopen. Maar ook de continue chaos en wekelijks een slechte buik van het eten was voor mij genoeg geweest.

Azië is een continent dat mij voorheen nog niet écht aansprak. Toch een beetje huiverig voor de ‘viezigheid’, het eten, de hangwc’s en ik heb mij meermaals afgevraagd of ik mij er wel veilig zou voelen. Achteraf gezien sloeg dit allemaal hélemaal nergens op en heeft Azië mij in alles verbaasd. Hangwc’s wennen namelijk heel snel en is eigenlijk best wel prima. Later las ik zelfs dat dit beter is voor het menselijk lichaam, dus ik was soms een beetje teleurgesteld als er plots een normale wc stond. Het eten viel mij alles mee, alhoewel de rijst en kip mijn oren uit kwam de laatste weken. Ik kreeg het na 4 maanden gewoon niet meer weg. Wat betreft die veiligheid zat het ook wel goed. Geen moment heb ik mij onveilig gevoeld. En dan heb ik het nog niet gehad over de bijzondere omgeving, de mooie plekken en de líefste mensen. Ik heb met volle teugen genoten en ik zou íedereen aanraden hier naartoe te gaan.

image

Met Juul had ik het een dag voordat ze weg gingen nog over de ‘Azië geur’. Dat ze die zo had gemist. Die geur kende ik niet. Wel vond ik het fascinerend hoe lekker het op sommige plekken kan ruiken, en hoe erg het soms stinkt. Maar een Azië geur? Pas zodra we aankwamen in Austalië en we voor het eerst naar buiten stapte wist ik waar ze had over had. De Azië geur was weg en een nieuw hoofdstuk is begonnen.

Dag 102-112. Bali (Kuta Beach), Lombok & Gili eilanden (Indonesië)

14 juli – 17 juli. Bali deel 1: Kuta Beach. 

Na ons wekenlang te hebben verheugd was het dan éindelijk zo ver. Ruben – het broertje van Kas –  en zijn vriendin Julia gaan een maand samen met ons door Indonesië reizen en waren een dag voor ons aangekomen. Zo snel mogelijk zijn we door de visumcontrole heen gerend, hebben onze backpacks gepakt en zijn de taxi in gesprongen. Ik vroeg nog aan Kas “denk je dat ze op het strand liggen, of zullen ze op ons wachten in het hotel?”. Kas was volledig overtuigd van het feit dat Ruben en Julia ons op zouden wachten bij het hotel. Uiteindelijk bleken de twee slaapkoppen nog in bed te liggen – het was ook pas 2 uur ‘s middags ;).

This slideshow requires JavaScript.

Anyways. De eerste dag hebben we niet zoveel gedaan. Beetje relaxen op het strand, en vooral heel veel bijpraten. De tweede dag Bali hebben Ruub, Juul en ik de surfplanken gepakt en hebben een surflesje genomen. Dat ging bij mij vooral met vallen en opstaan en had 3 dagen spierpijn als gevolg. Na het surfen liepen we naar een plek waar ze kleine zeeschildpadden uitzetten in de zee. Je ‘krijgt’ hier een baby zeeschildpad in een bakje met water, zet de zeeschildpad vervolgens op het strand en na een tijdje worden ze door de golven meegenomen. Een heel bijzonder gezicht, honderden kleine zeeschildpadjes die een nieuw leven tegemoet gaan.

This slideshow requires JavaScript.

Bali bestaat uit allerlei verschillende populaire plekjes en het was lastig hier een keus uit te maken. Dat hebben we dus ook niet gedaan. Ons Bali avontuur begint hier bij Kuta Beach, maar ook Canggu, Ubud en Seminyak komen later nog aan bod. In Uluwatu verblijven we helaas niet, dus hier zijn we een dagje naartoe gereden op de scooter. Van het ene strandje zijn we naar de ander gehopt en we vielen van de ene verbazing in de ander. Wat een plek. Een beetje magisch bijna. Witte stranden, blauwe zee en overal hippie-achtige tentjes en vrolijke surfers.  We eindigden onze dag bij Single Fin. De mooiste (en waarschijnlijk ook de duurste) beachclub die ik gezien heb tot nu toe. Het terras zit boven het water en terwijl de DJ fijne nummertjes draait, bestellen wij nog maar een biertje.

17 juli – 19 juli: Lombok

’S ochtends om 7 uur staan we klaar voor onze pick-up, welke uiteraard pas om half 8 aankomt. Hadden we kunnen weten. In Azië is tijd niet zo’n ruim begrip en het heeft ook geen zin om je hier druk om te maken. 7 uur is vaak half 8, maar een uurtje of 8, half 9 zou ook zomaar kunnen. Het argument is áltijd hetzelfde: traffic. “So much traffic”. Vaak gebruiken ze dit argument ook op plekken waar we nog nooit traffic gezien hebben, maar daar moet je maar niet over in discussie gaan.

image
Blue Lagoon

Van Kuta Beach rijden we niet in een keer door naar de haven, maar stoppen eerst nog even bij Blue Lagoon. Deze plek staat bekend om het mooie strand en het mooie snorkelen. En mooi was het. Hierna hebben we de boot naar Lombok gepakt. Terwijl de mannen beneden in de verkoelende airco zaten, zijn Juul en ik verplaatst naar het dak. De boxjes werden aangezet, de biertjes uitgedeeld en de zon deed ook vrolijk mee.

Lombok is een wereld van verschil als je net van Bali afkomt. Waar je in Bali door files toeristen heen loopt, kom je ze hier amper tegen. In Lombok hadden we drie dagen de tijd en er waren een aantal dingen die hoog op onze to-do lijst stonden. Zo ook Kuta Beach (die je inderdaad zowel in Bali hebt als in Lombok) en Pink Beach. Bij het noemen van deze laatste schoot de travel agency direct in de lach “we don’t go there, it’s to dangerous” riepen ze. Nee, naar Pink Beach gaan ze niet. Voor geen goud, en dat zegt wat hier. Veel te gevaarlijk. Naar Kuta Beach willen ze ons wel brengen, maar later dan 21.00 uur gaan ze niet terug. Wederom om dezelfde reden, het is hier ’s avonds te gevaarlijk. Even omschakelen na het toeristische en relaxte Bali dus.

This slideshow requires JavaScript.

’S Ochtends vroeg stond onze driver op de stoep die ons een dag overal heen zou brengen. We begonnen de dag in Mataran, de hoofdstad van Lombok. We reden langs de grootste moskee die we ooit hebben gezien en terwijl we langs de mooie rijst & tabaksvelden reden kwamen we uit bij een lokaal dorpje. Hier bekeken we de traditionele huizen, staarden we verwonderd naar de vrouwen die aan het weven waren en keken we lachend naar de spelende kinderen. Als we uitgezwaaid zijn rijden we door naar Mawun Beach. Een klein en relatief onontdekt wit strand met helderblauw water. Juul bekommert zich hier om de straat honden – dat doet ze overigens overal – door ze stiekem wat biscuitjes te geven en de gebroeders Karelse voetballen wat op het strand.

Onze volgende stop is Kuta Beach, maar geen beach-time voordat we iets hebben geluncht. Aangezien we alle vier ontzettende sushi-freaks zijn had Juul onze lunchplek al uitgedacht. We werden een uur lang overladen door de heerlijkste sushi en ik maakte mij stiekem een beetje ongerust over de prijs. Ruub en Juul hadden echter een verrassing voor ons. Deze sushi-hemel hadden we van oma Ria gekregen. Veel te lief natuurlijk, maar wat hebben we genoten!

Rollend zijn we naar het strand gegaan – ik kan mij niet herinneren zó vol te hebben gezeten – voor nog wat laatste zonnestralen. Terwijl Ruub en Kas wat biertjes halen, komt er een jongetje aanlopen die armbandjes verkoopt, je begrijpt natuurlijk: dit gaat helemaal mis. En inderdaad, het jongetje was binnen 1 minuut 4 armbandjes armer, en wij rijker. Maar het bleef niet bij dat ene jongetje. De liefste kindjes liepen af en aan, de één met een nog liever smoeltje dan de ander. Nóg meer van ze kopen ging niet en dus gingen we over op een potje voetbal. De kinderen gierden het uit van het lachen, deden stinkend hun best en kregen na afloop koekjes en een lolly. Pfff, als het kon had ik ze meegenomen.

image

De tweede dag Lombok zijn Juul en ik prima doorgekomen. We hadden een drie uur durende Spa behandeling op de planning staan. Massage, haarmasker, bodyscrub en een manicure en pedicure volgden. Rozig en wel stapte we zo met onze gelakte nagels nog even het strand op en sloten we onze tijd in Lombok af met een pizzaatje op het strand.

19 juli – 22 juli: Gili Air

Aan mooie stranden in Indonesië geen gebrek, want van Lombok gingen we door naar Gili Air. Het kleinste eiland van de drie bekende Gili eilanden. Vanwege het hoogseizoen in Indonesië hadden Juul en Ruub al vrijwel alle accommodaties geregeld. 1 verblijf hadden ze echter aan ons overgelaten: het verblijf op Gili Air. Op de foto’s zag het er verzorgd en relaxed uit en het was nog betaalbaar ook. De ellende begon al bij de receptie. Ik had een vierpersoonskamer geboekt, zodat we met zijn viertjes op 1 kamer konden slapen. Die vierpersoonskamer hadden ze doorgekregen maar 1 van ons was op een andere dorm neergelegd. Een man uit Bejing lag namelijk al op ‘onze kamer’. Lekker dan, wij regelen ook een keer wat. Met handen en voeten hebben we deze Chinees – die 0 engels kon, dus het was nogal een uitdaging – gevraagd of hij naar die andere kamer kon verhuizen. Of hij dat echt wilde weten we niet zo goed, maar hij pakte in elk geval zijn spullen en wij waren gelukkig met onze eigen kamer. Alhoewel, gelukkig? De wc’s waren vies – beetje ranzig zelfs – de douches koud en niet al te schoon, en de kamer was bloedheet. Je kunt best stellen dat ik mij een tikkie schuldig voelde over mijn slechte keuze ;).

Sinds wij onze PADI hebben gehaald, staat het zwemmen met seaturtles hoog op mijn lijstje. Ik vind deze beesten zo fascinerend en bijzonder, dat ik ze dolgraag een keer in het echt wilde zien. We vroegen wat rond op het eiland en het was in no-time geregeld. De volgende ochtend om 8.30 gingen we naar Sea Turtle Heaven, de plek om ze te spotten. Klonk als muziek in de oren, totdat ik om 3 uur ’s nachts ziek wakker werd. Is sowieso natuurlijk helemaal kut, laat staan op deze plek. Ik geloof dat een jongen van 1 van de andere dorms dacht dat ik ladderzat was toen ik op de grond bij de wc’s lag en keek mij twee dagen lang nog argwanend aan. Eeeh ja, sorry man.

Soms wordt mij wel eens gevraagd, “ben je nog niet moe van al dat reizen, verlang je niet naar thuis?” Nou, toen mijn lichaam er ’s ochtends nog een blaasontsteking tegen aan gooide en ik op die stinkende bloedhete kamer lag vond ik het reizen inderdaad best even heel erg klote. Wilde lekker thuis zijn op een schone wc, op een schone kamer, op een fijn bed. Maar deze gedachte was de volgende dag weer weg hoor, geen zorg.

Kas, Juul en Ruub zijn daarentegen wel samen op schildpadden jacht gegaan (en met succes) en ‘s avonds sloot ik toch nog even aan bij de zonsondergang.

22 juli – 25 juli: Gili Trawangan. 

Gelukkig had ik dit verblijf maar 2 nachten geboekt en pakten we de volgende ochtend al de boot door naar Gili Trawangan. Hier had Juul weer iets geregeld en je begrijpt: dat was weer allerfijnst. Dolblij met de airco, onze buiten douche en kingsize bed, waren we toch een beetje verbaasd over het eiland. Dat het toeristischer zou zijn dan Gili Air, daar had men ons op voorbereid. Maar dit is niet meer toeristisch. Dit is ‘tourists-are-taking-over-the-island’. Er zijn slechts 5 momenten per dag waarop je je realiseert dat je op een islamitisch eiland zit. Vooral om 5 uur ’s ochtends realiseer je je dit heel goed. Op dat moment begint het gebed, gaan de speakers van alle moskees op volume 100 en word je ruim een uur vermaakt.

This slideshow requires JavaScript.

Terwijl Ruben hier zijn PADI aan het halen was in drie dagen, vermaakten wij ons ook prima met duiken. Op dag 1 was ik niet gelukkiger te krijgen na het zien van drie seaturtles (ze zijn nog leuker dan in Finding Nemo) en op dag 2 werden we nog een keer verrast door een baby haai.

image

Verder hebben wij op Gili Trawangan vrij weinig gedaan. Deze drie dagen stonden in het teken van beerpong, duiken, slapen en heerlijke middagen op het strand. En natuurlijk: Ruub die zijn PADI heeft gehaald. Vrolijk duikend zullen wij onze Indonesië reis dus gaan vervolgen, dat begrijpen jullie. En dat duik-avontuur beginnen wij met zijn viertjes in Nusa Lembongan, onze volgende bestemming.

Dag 93 -102. Siem Reap (Cambodja), Koh Chang & Bangkok (Thailand)

5 juli – 7 juli: Siem Reap. 

De dag na de Killing Fields besloten we met zijn drietjes – samen met Bart – door te reizen naar Siem Reap. Misschien niet zo’n bekend stadje, maar hier ligt het meest grote en bijzondere tempelcomplex: Angkor. Al dagen, nee maanden, keek ik uit naar dit bezoek. In Nederland was ik namelijk opzoek naar de do’s en dont’s in Azië en zo stuitte ik op de foto’s van Angkor. Die stond bij mij op nummer 1: “Kas, ik moét hier heen”. Ik heb lang moeten wachten, maar eindelijk was het moment daar.

Na een lange busrit kwamen we in de buurt van Siem Reap. Vlak voor de stad had de bus nog twee stops. De tuktuk en taxi chauffeurs kwamen aanrennen en sprongen nog nét niet de bus in om klanten te winnen. Mensen die uitstapten moesten oppassen dat ze niet omver werden gelopen. De officiele stop in Siem Reap werd dan ook iets anders aangepakt. De bus werd achter een hek geparkeerd en zodra het hek op slot was mochten we de bus uit. Pas toen iedereen zijn of haar tas had ging het hek weer open. Klaar om het gevecht met de taxichauffeurs aan te gaan. Wát een gekte.

Eenmaal in ons hostel vroegen we of ze een TukTuk konden regelen die ons rond kon brengen in Angkor de volgende dag. Die hadden ze zeker. “28 dollar for the whole day”. Prima, doen we. Tevreden liepen we ‘s avonds de stad in om wat te eten en te drinken. We hadden niets van dit stadje verwacht en waren allebei verbaasd. Zoveel mooie straatjes! Terwijl we aan een spinazie-appel-chiazaad-limoen-munt-juice zaten en een granolabar weg zaten te knabbelen ging ik tóch nog even aan de TukTuk op straat vragen hoe duur een dagje Ankor was. “20 dollar for the whole day”, vertelde hij mij. Wel verdomme. Kas is teruggesneld naar het hostel om onze tour te annuleren én ze even duidelijk te maken dat het niet oké is ons zo af te zetten. Niet meer dan een brom kreeg hij terug.

Om 4.10 de volgende dag werden we opgehaald door de TukTuk, hij bracht ons de hele dag van tempel naar tempel. Om iets voor 5en stonden we als een stel kleine, enthousiaste kinderen voor Angor Wat. Wachtend op de zonsopgang. Welke uiteraard – what’s new – niet kwam.

This slideshow requires JavaScript.

Het complex is 200 hectare groot. Hoppend van de ene tempel naar de ander dachten we steeds dat het niet mooier kon. Maar dat kon dus wel. We vonden het vooral bijzonder hoe de natuur en de tempels in elkaar zijn gegroeid. Keer op keer hadden we het gevoel in een ander sprookje te zijn beland.

Ook wat eten & koffie betreft is het in Angkor goed geregeld. Aan koffie kraampjes geen gebrek en er was zelfs happy hour! 2 cappu’s en de derde kreeg je gratis – ze zijn hier dól op Happy Hour. Even later brak de lunchtijd aan en gingen we opzoek naar een broodje. Een vrouw kwam met de menukaart aangehuppeld. De broodjes voor 3,5 dollar waren welliswaar hartstikke duur, maar we hadden niet zoveel keus – ook zoiets vreemds trouwens, in Cambodja rekenen ze met de dollar en betaal je ook in dollars. Mijn ultieme blijdschap met het broodje groenten werd bruut verstoord door familie mier. Zij vonden dat broodje toch óók wel heel lekker. Ik was druk bezig om ze ervanaf te halen toen de serveerster zich ermee begon te bemoeien. Met haar dikke vingers door de sla en de tomaten haalde ze de mieren er 1 voor 1 uit. Geen probleem, ben inmiddels wel wat gewend. Afijn, het broodje was best lekker. We vroegen haar de rekening en ze vertelde ons dat de broodjes 5 dollar kostten. “The menu said 3,50 dollar, not 5”, zei ik verbaasd. Ze pakte het menu erbij en verdomd: er stond 5 dollar. Ik snelde naar de stapel menukaarten en viste de menukaart eruit die ze ons gegeven had. Daar stond 3,50 op. Die Cambodjanen toveren steeds weer een andere truc uit de hoge hoed om meer geld te krijgen van toeristen. Ik gaf haar de 3,50 en liep weg. Ze zei er niks van, maar haar gezicht sprak boekdelen.

This slideshow requires JavaScript.

Aan het einde van ons bezoek aan Angkor waren we compleet gesloopt. Twaalf uur lang hebben we rondgehuppeld, duizenden foto’s gemaakt, en af en toe roepend naar elkaar “kom hier, het is hier nóg mooier”. En dan gingen we op een steen zitten. Kijken. Jep, Angkor staat zéker in mijn top 5.

Ons plan was nog een beetje onduidelijk na Angkor. Rijden we verder naar het zuiden van Cambodja of gaan we naar het Noorden? Óf, probeerde Kas voorzichtig, gaan we alvast naar Thailand en pakken we een paar dagen een eiland? Onze vlucht gaat 14 juli vanuit Bangkok, dus we moeten toch die kant op. Alle drie riepen we meteen dat we dat wilden. Even weg uit de hectiek, de drukte en heel even een paar dagen niet reizen. Klonk als muziek in onze oren. Zo gezegd zo gedaan. Ons hostel bood ons bustickets aan naar Koh Chang voor 25 dollar. Argwanend als we inmiddels zijn, liepen we nog even een travelagency binnen. 15 dollar.

7 juli – 11 juli: Koh Chang. 

De volgende ochtend werden we opgepikt door de bus en waren we alle drie toch best een beetje blij dat we weg gingen uit Cambodja. Op de één of andere manier hadden we er alle drie niet een heel lekker gevoel bij, werden moe van al het ‘toeristen afzetten’ en vonden de manier van verkoop heel agressief. Ja; we waren helemaal klaar voor Thailand.

De busrit naar Koh Chang – het Thaise eiland – was nog wel een dingetje. Familie Hippie zat bij ons in de bus en de zoon had een verkeerd visje gegeten de avond daarvoor. Kermend van de pijn lag ‘ie op zijn stoel, de hele rit lang. Na 2 uur was ‘ie er klaar mee. Hij stond op en riep naar zijn moeder: “mom, Im going uit”. En hij stapte resoluut de bus uit. Mamma snelde naar ‘m toe en viste hem net op tijd van de straat. De buschauffer had geen tijd voor dit soort grapjes en had het gaspedaal alweer ingetrapt. Die arme jongen kotste de hele boel onder, en mamma zat rustig achterin. Want je denkt toch niet dat mamma naast haar zoon gaat zitten? Nee, die mag lekker naast een vreemde zitten. Gezellig. Bij de eerste stop zat mamma met haar handen in het haar, “I don’t know what to do!”. Nou, begin eens met naast je zoon te gaan zitten. Wij gaven haar het advies naar het ziekenhuis te gaan in Bangkok, verkeerde vis kan nogal eehhh.. gevaarlijk zijn. Vond ze wel een gedoetje hoor, ze had zich zo verheugd op het eiland. Ach ach.

Bij de grens van Thailand moesten we 1,5 uur wachten op de volgende bus. Een gehaaste Thai pikte ons en 5 anderen op. Hij moest nog wel even stoppen bij de Thaise grens, waar hij nog iemand moest ophalen. Twee Duitsers vonden dat het tijd werd hun ongenoegen te uiten. “Why we wait again? We wait for 2 hours already and we want to go to Koh Chang!”. “I’m also waiting the whole day for you, I have to pick up people”. “We want to go to Koh Chang, just drive now!”, “I’m driving since 6 in the morning, if you don’t like it just get out of my bus”, antwoordde de chauffeur boos. “Aahhh fuck off” riep de Duitse chick pissig. De chauffeur stak zijn middelvinger op en schreeuwde er nog een “fuck you too” tegenaan. Je kunt je dan ook wel voorstellen dat het ongenoegen compleet was toen de chauffeur onderweg nog een keer of 5 stopte om bloemetjes te kopen. Welkom in Azië lieve mensen. Alles is hier mogelijk.

Voor de eerste twee nachten hadden we een hutje aan de zee geboekt. Een lieve Thaise vrouw verwelkomde ons met open armen en een bord met warme rijst. Fijn, we zijn weer in Thailand. De volgende dag deden we niets. De zon was helaas nergens te bekennen maar we hebben ons prima vermaakt met boekjes lezen, spelletjes spelen en filmpjes kijken.

De volgende dag verplaatsten we onze spullen naar een nieuw verblijf aan het strand voor de laatste twee nachten: Pjamas. Hier hadden ze een zwembad en wit strand – in plaats van stenen. Helaas is de zon er vrijwel niet geweest tijdens de drie dagen op het eiland, maar we vonden het helemaal prima. De laatste avond zijn we op stap gegaan met Rachel en Kate. Kate komt uit Thailand en Rachel uit Amerika, maar woont al twee jaar in Nederland. Over een paar weken gaat ze haar inburgeringsexamen doen en ze was nog een beetje onzeker over haar Nederlands. Wat nergens voor nodig is, want haar Nederlands is zó goed. Vooral het roepen van scheldwoorden was haar favoriet “vind ik zó grappig”, riep ze dan. Jep, Rachel is absoluut een aanwinst voor Nederland.

Ondanks het regenachtige Koh Chang hebben we vier prima relax dagen gehad. We hebben zélfs een ochtendje op de bank gehangen en films gekeken.

11 juli – 13 juli: Bangkok. 

image

In een halfleeg busje en met een vrolijke chauffeur zijn we naar Bangkok gereden. Toen Kas en Bart rond 13 een M teken zagen begonnen hun buiken spontaan te knorren. Of de chauffeur niet even kon stoppen bij de Macdonalds. Geen probleem, hij reed wel even door de Drive Thru. Wat een held.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend was het tijd voor CentralWorld: het shoppingcenter van Bangkok. Vooral Bart en ik waren reuze enthousiast en lieve Kas deed vrolijk mee. Echt ruimte in onze backpack voor extra kleding hebben we niet, maar er moest hoognodig kleding vervangen worden. De laundry service hier in Azië is namelijk heerlijk goedkoop maar je krijgt altijd nét iets minder van je kleding terug. Shirts vol met gaten, broeken met scheuren en mijn witte broekje – wie neemt er in vredesnaam dan ook een wit broekje mee tijdens een backpackavontuur – was inmiddels grijs/roze.

image

Deze dag sloten we af bij Nana. Dit keer met een heel enthousiaste Bart en Kas en een Nicky die vrolijk mee deed ;). Nana is dé gogobar area van Thailand – voor de leken onder ons, Google maar eens even – en daar wilden de mannen een avondje heen. Wat een avond. Ik wist niet zo goed wat ik meemaakte en viel van de ene verbazing in de ander. De details zal ik jullie besparen, geen zorg.

Snoeibrak en moe moésten we van onszelf het bed uit om 10 uur om iets van onze laatste dag Bangkok te maken. We begonnen de dag bij Cafe Dexter met een gezond ontbijt en bleven hier een uurtje of twee hangen. We waren niet vooruit te branden. Toch wilden we heel graag nog naar Khao San Road want je bent niet écht in Bangkok geweest als je dit gedeelte hebt geslipt. Omdat lopen te ver was, pakten we een taxi. De afstand die we moesten afleggen was 5km en daar doe je dus gerust 1,5 uur over. Mocht je ooit in Bangkok gaan wonen: koop vooral geen auto, je wordt echt hélemaal gek. Wij zijn de taxi maar uit gestapt en hebben de laatste paar kilometer gelopen.

We liepen in een soort slowmotion door de straten heen – we liepen nog net niet achteruit – toen Kas zei: “grappig, dat lijken Cas en Ralf wel daar”. Ik stormde erop af, want dat léken ze niet alleen, dat waren ze! Maar dit was toch echt wel de laatste keer dat we ze tegen zouden komen. Kas en ik vertrokken de volgende ochtend vroeg naar Bali en dus was dit écht de laatste lunch samen. Ik, samen met mijn vier leukste reismannen :).

Als om 2 uur ‘s nachts de wekker gaat ben ik totaal gedesorienteerd. Maar Kas lijkt daar geen last van te hebben. Hij heeft van die blije glinsteroogjes en kan niet wachten tot we op Bali zijn. Ruub & Juul, we komen eraan!

 

 

Day 30 – 43. Koh Lipe, Krabi & Koh Phi Phi – Thailand.

3 May – 11 May: Koh Lipe.

The beauty of the island Koh Lipe is something you can’t picture or discribe. The first 6 nights we slept in a beautiful bamboo hut on the beach. The first thing you see when you wake up is the beach and the sea.

We spent a whole day snorkling with Madelon & Shirley – we’ve met those Dutch girls in the bus to Cameron Highlands and they were our neighbours on the beach;). It was beautifull. So much coral and so many fishes. Something we didn’t expect was the presence of só many Asian people at the same snorkling place. The only problem was the swimming part: they couldn’t. You saw dozens of Asian people with lifejackets holding their guide. It was hilarious.

Kas and I were  happy that we took our surfshirts. The sun is so dangerous. After snorkling for not even an hour (and we did use suncream 50+) our back was totally burned.

This slideshow requires JavaScript.

Friday was an exciting day. Kas wanted to do the Padi course and he was prepared to do this alone. I tried diving many times, but I always had equalize problems. I gave it a last shot. Frans – our Dutch instructor – gave me tips and tricks and before I knew.. I was 5 meters underwater without a problem. So we decided to do the Padi course together. We did 2 open water dives four days in a row and everyday some theory. Sunday we had the exam of all the theory – of course we passed;-) – and Monday it was time for the real exam: 2 openwater dives. It went smooth and at the end of the day we were the happy owners of our Padi!

This slideshow requires JavaScript.

It were 4 full days of diving, but in the evening we had dinner at the beach, drank cocktails and met a girl who stole my heart. We were drinking beers at the Sawasdee Bar in Walking street. We were talking with the owner when a small, pretty blond haired girl with brown eyes walked in. The 7-year old daughter of the owner. Her name is Noy, born in Canada but moved to Koh Lipe with her mom when she was a baby. She plays violin, guitar and drums. She speaks fluently Thai, English and French. She speaks a bit Dutch, Spanish and Denish but she’s now learning herself Chinese. Just because it’s fun and she loves to talk with everybody. She’s not scared of anything – ‘if I’m afraid of spiders and cockroaches there’s no way I can even take a shower. No, I really love all the animals.’ – and of all the animals she loves horses the most. She has never seen a horse but when she’s older she will move to a farm with hundreds of horses. We came back to this bar many times, just to see Noy. This kid is amazingly sweet, listens very well and she’s super wise. She reminded me of Mowgli (Junglebook).
11 May – 12 May: Krabi

image
It was time to say goodbye to Koh Lipe, the most beautiful island we’ve ever seen. We took the speedboat to Pakbara and the minivan to Krabi. Due to the lowseason there are no boats from Lipe to another island, so the traveltime is a bit longer than usual. In Krabi we slept in Pak-Up Hostel in a dorm with 4 other Dutchies – men, Dutch people are real travellers ;-). We had dinner at a nightmarket and had fresh fish from the barbecue – we had a whole (!) tuna for 7 euro’s.

12 May -16 May: Koh Phi Phi.
Other travellers and websites warned us for the party vibe on this island. For this reason we decided to book a room uphill and not on the beach. The room was 10 minutes from the beach and had a good price of 5 euros per night. A good deal, despite the constant drunk owner.

The first night we realized how crazy loud the music was. We heard everything in our room: goodbye sleep. They warned us for a party island, but it’s even worse. This is Chersonissos 2.0. There are só many tourists and half of them is drunk 24/7. People ordering Mojito’s and buckets at 11 in the morning is quite normal. For woman the dresscode was clearly ‘less is more’ – girls were partying in something that was even léss then a bikini. Kas was totally fine with this dresscode though;).

This slideshow requires JavaScript.

Besides this, Koh Phi Phi is a beautiful Island. The beaches are white, the sea is light blue and the local people are super friendly. On the Island you’ve many restaurants on the beach and every night Koh Phi Phi gave us magical sunsets. The sunset amazed us everytime again and we enjoyed it many times with some drinks in the sand. Unfortunately we could’t do the dive on Phi Phi that we hoped for due to an infection on Kas his knee.

16th of May: Phuket.

This slideshow requires JavaScript.


We arrived in Phuket and took a minivan straight to the Bangkok Hospital because Kasper still had the infection after the treatments on Phi Phi. Before we knew the doctor brought Kas to the OR and cutted the wounds open. “Come here, take a look” the doctor said to me. I didn’t know if this was a good plan but I was too curious. Ugh, I won’t describe it and will spare you the details, but it was the most nasty thing I’ve ever (if you are curious you can look at the picture above, but I warned you;)). The doctor smiled and laughed about my face. I think I was a bit pale.. The doctor told Kas to take some rest and come back every day to clean the wounds.

Luckily we stay in a beautiful room in a great resort. We booked a normal room but because of the lowseason – and also because they feel sorry for Kas – they upgraded us to the most beautiful room. We are sleeping like a prins and princess and it’s a good place for Kas to get better. We will stay here for at least a week, we will not leave untill Kas is recovered.

For now we make the best of it. We spent some time at the pool, watch Netflix and I buy as much icecreams as he wants. Hopefully it helps so we can continue our trip soon.

Previous: South-Africa: Kwazulu Natal – Part 2

20-12-2014 until 02-01-2015

Thanda – Thonga Beach Lodge. 

DSC04710

On first Christmasday we drove from Thanda Game Reserve to Thonga Beach Lodge in Thanda. Five relaxingdays were waiting for us.

Day 1. 


On the first day we didn’t do anything. A bit of relaxing, some sunshine, a good book and a wine or a cocktail in our hands. No problem at-all. I love days like these!

Day 2. 

IMG_6093
Our lodges had a view on the Ocean and we immediately saw the ocean was really rough. Swimming was possible but I prefer a bit of paddling. But today there was no paddling on the program, we we’re going for some snorkeling! It was very hard getting the boat into the water but: we did it. We needed a lot of manpower and a lot of patience, but it worked . On our way to a great snorkeling place we crossed a beautiful Dolphin family. Our guide jumped into the water to check if it was safe enough for us to jump into the water. After a few minutes she gave us the signal: free to go! It was amazing and it felt like a dream.  When you put your head under water you heard the Dolphins communicating with each other, so special! There was also a little baby who was swimming to me all the time, while mommy was picking her up. Again, and again, aind again. How special is this underwater world?
Day 3. 


The last day in Thonga Beach Lodge! It was almost time to leave Thonga Beach, but not before we’ve visited a real African wedding and not before we saw the tortoise laying her eggs.

I knew African weddings are very different then the weddings we’re used to. If we knew the Bride & Groom? No. Not at all.  We’ve never seen them before. Secretly: I felt a bit uncomfortable being there. But the Newlyweds were very happy to see us and they welcomed us super friendly. The whole village came to this wedding and I think it was the biggest wedding I’ve ever seen. I was especially very impressed because of the slaughtered cows – this was a wedding gift of the father of the bride.

In the evening we’ve got into the car to look for the tortoises and before we knew we saw one. This was so special, this animal is so huge! The process of laying those eggs is quite interesting. They come out of the water, search for a good spot, spit a hole for the eggs and they can start! Those tortoises can’t see anything when it is dark, so they are walking to the light when they are going back to the ocean – they are walking to the  light of the moon – and they are walking to the dark when they have to find a spot for the eggs – and so they are walking to the beach. I love those nature things.
Umhlanga Rocks – Oyster Box Hotel.  

On December the 30th we travelled a bit further. We went to Umhlanga Rocks – to the Oyster Box Hotel!

This was the last part of our trip and we stayed here for three nights. Those days at Oyster Box were super relaxing. We didn’t do anything else except from sunbathing and getting a tan before heading back to the Netherlands.

 

 

Previous: We have a wedding to attend! – St. Martin

16-04-2013 until 16-06-2013 

“We have a wedding to attend!” Our trip to St. Martin started with this news. My brother and sister in law (to be) were living on St. Martin and were happily in love, engaged and were getting married on the 18th of April 2013.

Our arrival at St. Martin started a bit messy. I loan a suitcase from my friend – so I could take a bit more stuff – and unfortunately this suitcase looks a bit ‘general’. The suitcase I have is pink and is very noticeable, you will never miss it. Obviously; you can miss the suitcase of my friend.  I think you already see where I’m going.

When we did arrive in apartment – which was crazy beautiful, but later on more about this – I tried to open the suitcase but it didn’t work with the code my friend gave me. I tried it for a hundred of times but it still didn’t work… Jep. I took the wrong suitcase. Perfect! Lucky me, my mom was at the apartment too and she drove me back to the airport. I felt like the most luckiest girl in the world – they still had my suitcase. Unfortunately for the people of the suitcase I took, they had to take another flight and took this flight without their suitcase. Yes. I felt guilty. Super guilty.

Anyhow. The apartment! We were staying at Les Balcons in Oyster Pond.  It was lovely. We had a giant bed, a lovely bathroom and we had our own terrace – with a barbecue and two sunbeds. If you are planning to go to St. Martin and still looking for a good stay, I obviously recommend Les Balcons!  

The bachelor party was a huge success – for both groups. And you could notice this the next morning – especially the men were having a great hangover. We decided to take the boat to Pinel – it was a perfect day to do absolutely nothing except from eating and sleeping.

And then.. It was THE day. The day of the wedding. I love weddings, especially when the wedding is on the beach. This day was like a fairytale. Michiel & Roos were the most beautiful Newlyweds I’ve ever seen. There was a romantic ceremony, a great dinner and afterwards a big party.
The day after the wedding it was time for a big lunch at Pinel with the family – including fresh lobster, sun and sandy toes.

Together with my other brother and his girlfriend, we decided to go to Anguilla on our last day. You can take the boat to Anguilla at the French part of the Island: in the harbor of Marigot. It’s only 20 minutes by boat. The water was quite rough and it is possible you’re getting a bit seasick. Yes – we experienced this ourselves.

I can tell you: the Island Anguilla is worth it. White beaches, blue water and a lot of deserted beaches. We visited Anguilla just for the day, but if you can spend more time here – please do this. It’s so pretty!

What else did we do in St. Martin? Honestly, not that much. We slept, eat, drink – a lot, and enjoyed the sunshine. St. Martin thank you for this perfect stay – hope to see you soon!