Dag 155 -162. Melbourne – Sydney

Bij Aussievans stond een nieuwe camper op ons te wachten, dit keer eentje voor drie personen. Kas en ik waren inmiddels onze Wicked camper gewend en die was een stúk kleiner. Deze nieuwe camper had een klein keukentje en een prima plekje waar we kunnen zitten en eten. Junior zijn gezicht sprak echter boekdelen. Hij vond het wat ‘krapjes’ allemaal.

Philip Island

Onze eerste bestemming was Philip Island dat bekend staat om haar inwoners: 30.000 pinguïns. Met zonsondergang komen alle pinguïns het strand op om terug te keren naar hun huisjes. Het was zó lief. Ze kwamen met hele groepen uit de zee en waggelden voorzichtig richting de duinen.

Toen we Savonds laat aankwamen op de camping hadden we allemaal trek, alleen ons gaspitje werkte niet écht mee. Aussievans had ons dus een camper meegegeven waarvan 1 raam niet werkt – en ja, uiteindelijk zijn we daar te makkelijk mee akkoord gegaan – én een gasstel dat kapot is. Lekker dan.

Lake Entrance

Na een wat onrustige nacht – met zijn drietjes in een camper is net even wat anders dan samen – zijn we eerst naar een ‘garage’ gereden waar ze ons gasstel hebben gemaakt. Deze garage lag op de route naar de Snowy Mountains, onze volgende bestemming. Althans, dat dachten we. Zonder sneeuwkettingen mag je hier echter niet naartoe en of we nou écht zin hadden in de kou… We besloten een andere route voort te zetten en naar Lake Entrance te rijden. We hadden hier veel positieve verhalen over gehoord, maar tot op de dag van vandaag weten we nog niet echt wat het nou was. Een meer inderdaad. Maar niet veel anders dan we ze al hadden gezien.

Merimbula.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend was het vroegdag. We wilden om 11.30 een walvistour doen die op 3 uur rijden lag, maar wilden hier voor ook nog naar Pebbly Beach. Een wit strand dat het thuis is van vele kangoeroes. Kas had Pebbly Beach gevonden op onze routeplanner en om 6.15 reden we weg van onze camping. Terwijl Kas reed besloot ik de route nogmaals te checken. Deze route leidde ons inderdaad naar een Pebbly Beach, maar níet naar de Pebbly Beach waar we naartoe moesten. We besloten de walvistour van 9 uur maar te pakken, maar dat betekende wél een race tegen de klok. We zijn als speedy Gonzales door de bossen gereden en kwamen om 8.50 stípt aan. Bibberend in ons zwemvest gingen we op een rubberboot de oceaan op. Ik was zó nieuwsgierig. Ik had in mijn hoofd dat we misschien één walvis vanaf een afstandje konden zien. Maar we waren nog geen 5 minuten op het water of we werden omringd door zéker 8-10 walvissen. Er zwom 1 vrouwtje tussen en de mannetjes waren zich flink aan het uitsloven ‘there is a bíg competition going on’, aldus onze gids. Ze zwommen onder de boot door en waren vrolijk aan het zwaaien met hun vinnen en staart. Junior riep alleen maar ‘ooh’ en ‘aah’ en Kas en ik stonden vól verbazing te kijken. Misschien zelfs wel een beetje ontroerd dat we ze van zo dichtbij hebben mogen zien. Verderop zagen we een walvis uit het water springen – de uitslover – en waar we ook keken; we zagen ze overal en er doken steeds weer nieuwe op. Al deze walvissen zwemmen terug naar Antarctica en kwamen dus met tientallen langs de kust van Merimbula. Je kunt je toch niet voorstellen dat er mensen zijn die op deze bijzondere beesten jagen? Als ik terug denk aan deze ochtend word ik er nog een beetje stil van. Jep, deze ervaring gaat zéker in mijn top 3. Na een koffietje zijn we nog een stuk doorgereden naar Canberra, waar we ‘s avonds sliepen.

Canberra

Canberra stond voor de volgende ochtend op het programma. In de hoofdstad van Australië is niet héél veel te beleven – het is een dorp vergeleken met Sydney of Melbourne – en dus bezochten we alleen het parlementsgebouw. Hier kregen we een gratis rondleiding en zagen we een klok die Nederland kado heeft gegeven én een prominente plek in het gebouw heeft gekregen.

Pebbly Beach

We lieten Canberra voor wat het was en reden verder Noord naar Pebbly Beach, dit keer wél naar de juiste. Op het strand waren inderdaad tientallen kangoeroes te zien en we besloten onze Campervan hier neer te zetten voor de nacht. Andere campinggasten informeerden ons dat het niet gratis is en dat een ranger het geld op komt halen. Er was weliswaar geen warme douche en de wc’s waren niet de schoonste, we vonden de plek té bijzonder om nog door te rijden. We klapten ons stoeltjes uit op het strand, wijntje en een chipje erbij: ons hoor je niet klagen. Of nouja… Een gíant van een kangoeroe had trek en wilde graag wat chips van Junior. Hij sprong zonder pardon bij Juun op schoot, maar die liet zich niet kennen. Je denkt toch niet dat het Junior ook maar íets doet dat er een kangoeroe van bijna 2 meter bij hem op schoot zit?

‘S avonds tijdens de afwas merkten we ook dat we middenin een National park zaten. Junior en ik deden de afwas en een combinatie van een mini kangoeroe en een bever met een varkensneusje kwam ons even inspecteren. Junior had een hoofdlampje op, maar wel op voorwaarde dat hij dichtbij mij zou blijven (het wordt hier zó donker). Hij was echter druk in de weer met dat beestje en zijn fotocamera en ik stond daar in het donker.. Het beest nam een aanloop en sprong over mij heen- best een prestatie – en ik bleef maar roepen ‘Juun! Licht! Ik wil weten waar dat beest is!’. Maar mijn broertje was hélemaal in zijn element, was mij totaal vergeten en liep met fotocamera én hoofdlampje achter het beestje aan. Lékker dan.

De volgende ochtend konden Kas en ik de slaap om 6 uur niet meer vatten. We besloten een rondje strand te lopen en kangoeroes te kijken. De ranger hadden we nog niet gezien en we hadden so far dus gratis overnacht. We rammelden Junior z’n bedje uit en stelden voor om ergens anders te ontbijten en hier zo snel mogelijk weg te rijden. Jammer genoeg viel het hele plannetje in duigen toen de ranger 5 minuten later alsnóg zijn 30 dollar kwam ophalen. Shit, gratis overnachting mislukt.

Great Pacific Road

Vanuit hier reden we de Great Pacific Road naar Sydney. Een heel bijzondere brug over de oceaan en we hebben ons laten vertellen dat het één van de mooiste bruggen in de wereld is. En via deze mooie route, reden we zomaar Sydney in. Nog niet de echte stad, maar een subburb. Junior heeft elf jaar geleden ook een tijdje in Sydney gewoond en dus reden we langs zijn oude huis. Drie Aziaten deden de deur open en met handen en voeten probeerden we uit te leggen wat we daar kwamen doen. Na een tijdje begrepen we dat het een huis was geworden voor Aziatische studenten en Junior zijn gastmoeder hier helaas niet meer woont. Dat het een Aziatisch studentenhuis is geworden verbaasde ons echter niets. Ze zijn hier óveral.

Sydney

Diezelfde avond sliepen we op een camping net iets buiten de stad en de volgende ochtend voelde ik een echte kriebel in mijn buik. We gingen de stad in! De camping lag op tien minuutjes afstand van de GVA – de accommodatie waar ik 7 jaar geleden 3,5e maand woonde. Het was zó bizar om hier rond te lopen. Alles was nog hetzelfde en alle herinneringen van de mooiste tijd van mijn leven kwamen langzaamaan weer terug. Kan ik éven terug in de tijd?

De GVA zeiden we gedag en we reden verder naar de wijk Woolloomoolloo, en ja: dat klinkt net zo leuk als het is. In deze hippe wijk hadden wij voor twee nachtjes een AirBNB appartementje gehuurd. We begonnen ons Sydney avontuur tegenover ons huisje: de lokale zaterdagmarkt. Hier komt de hele buurt om boodschappen te doen. De lekkerste take-away koffietjes, vers bereide granola, honderd soorten speltbrood en vers gebakken koekjes in alle vormen en maten. Ik voelde mij hier hélemaal thuis. Mensen die net klaar waren met hun hardlooprondje kwamen hier een ontbijtje halen, de buren namen de week even met elkaar door en groepen vriendinnen zaten aan de healthy superbowls en cappu’s. Dit wil ik in Nederland ook graag bij ons om het hoekje.

This slideshow requires JavaScript.

Vanaf deze leuke markt liepen we verder de stad in. We liepen langs mijn oude school, de foodcourt waar ik elke middag zat en zo stonden we ineens op Circular Quay. Het gedeelte waar het Opera House staat, de ferry’s af en aan gaan en de Harbour Bridge goed te zien is. Deze stad.. Verveelt écht nooit. Er is hier zoveel te zien. Op Circular Quay was een Food Festival aan de gang en dus dronken we een biertje tussen alle blije weekendmensen. Had ik al gezegd dat we hierbij uitkeken op het Opera House?

Junior had de pas er goed in zitten en dus liepen we via de Rocks door naar Darling Harbour. Wederom: weinig tot niets veranderd. Via de winkelstraat liepen we terug naar huis en hier liep ik pardoes tegen de Ivy aan. Ivy is dé club van Sydney en hier was ik 7 jaar geleden elk weekend te vinden. En nog steeds is dit de plek waar je moet zijn als je een onvergetelijke avond wilt. Helaas voor ons hebben wij níets anders dan spijkerbroeken en sneakers bij ons en dáár houdt de Ivy niet zo van. Dat je daarnaast inmiddels 30 dollar voor een drankje neer moet tellen zorgde er dus voor dat we deze club helaas niet meer van binnen hebben gezien.

We hadden er inmiddels zeker 20km op zitten en kwamen moe, maar dolgelukkig thuis. Ik genoot van het eerste bad sinds tijden en nadat we weer wat energie hadden opgedaan liepen we weer naar Circular Quay. Hier dronken we – iets teveel – drankjes bij de Opera Bar en genoten van een heerlijk etentje middenin de stad (nogmaals heel erg bedankt lieve pappa & Margot!).

This slideshow requires JavaScript.

Na een hele rommelige nacht – ik denk dat ik de camper mistte – en een bonkend hoofd was het ontbijtje op bed van Kas meer dan welkom. We hebben tot elf uur héél lui in bed filmpjes gekeken en toen was het tijd om de stad weer in te duiken. We maakten een wandeling over de Harbour bridge, liepen door de Botanic Gardens, keken onze ogen uit bij de oudste en mooiste shoppingmall van Sydney: de Queen Victoria Building & aten een wel heel bijzonder ijsje bij Aqua S. Jep, het was wederom een fijne dag in deze leuke stad en ik blijf erbij: Sydney is de leukste stad van de wereld.

image

De volgende ochtend renden Kas en ik van Woolloomoolloo door de Botanic Gardens naar het Opera House & terug. Bizar hoe druk het voor zevenen al is met hardlopers. Deze stad wordt met de minuut leuker.

Nadat we ons leuke appartement gedag hadden gezegd zijn we doorgereden naar Bondi Beach. Het zonnetje scheen, de surfers waren up & running en we liepen de Bondi to Coogee walk. Beter konden we ons verblijf in Sydney niet afsluiten. Met tranen in de ogen stapte ik weer in de auto. Dag mooi Sydney met al je fijne herinneringen. Tot gauw!

Dag 130-138. Darwin -Stuart Well

In Australië stond ons een heel ander avontuur te wachten. Van drie keer per dag uiteten en elke avond in een hostel/hotel slapen gaan we naar zelf koken op een gaskokertje en elke avond slapen in de camper. Een bijzondere overgang, maar we keken allebei wel uit naar ‘iets anders’.

Een camper boekten we in Azië al online, maar we wilden natuurlijk wel een échte leuke. Het liefst met wat gekke graffiti erop. Na wat online-speurwerk kwamen we uit bij Wicked Campers en binnen no-time was de caravan geboekt. In ons enthousiasme hebben we geen beoordeling gelezen en een dag voor ons vertrek besloot Kas dat alsnog maar eens te doen. Slechtere reviews dan dit zijn er niet denk ik. Er waren er maar weinig die in een keer plaats van bestemming hadden gehaald met de geleverde auto. Dat werd nog lachen.

Bij Wicked Campers zitten ze nog net niet met een jointje achter de computer, maar het scheelt niet veel. Foto’s van naakte toeristen die voor de Wicked Campers poseren hangen groot aan de muur, maar dat hoort dan ook wel een beetje bij hun imago. Want Wicked Campers staat blijkbaar voor seks, drugs ennee.. seks. Ik wijd hier verder niet over uit.

Die camper dus. Tussen ons en de snelpratende Australiër waren al een aantal misverstanden en toen hij ons vertelde dat we een 10-jaar oud vervallen busje kregen vond ik dat niet zo’n goede deal. “You think we’re gonna make it all the way to Melbourne with this car?” (Dat is dus meer dan 3000 kilometer). “Yeah I think so mate. Maybe”. Ik zag ons al helemaal staan in die verlate outback met een auto die kaduuk was. En dan nog een dikke rekening krijgen ook. We vroegen hem of hij niet een ander had, een nieuwere. Ik geloof dat ‘ie wat verbaasd was, we hadden immers een vette bus met een peace teken en een smokende bob marley. Maargoed, hij kon wel wat regelen. En ja hoor, drie uur later stond ‘ie daar. Een prima wit busje, dat de komende drie weken ons nieuwe thuis zou worden.

Het avontuur begon allereerst met het inslaan van alle boodschappen. Zo goedkoop (maar ook zo gezond) mogelijk willen we de komende tijd doorbrengen want Australië is natuurlijk in alles duur. Tóch willen we uitkomen met ons budget dus de dure dingen laten we liggen. Neem nu een kilo paprika’s voor 20 dollar? Dát wordt ‘m niet komende tijd.

Met een volbepakte auto reden we naar onze eerste campingbestemming, we waren allebei helemaal gesloopt na een nacht zonder slaap. We genoten van het zelf koken (welliswaar op een gaspitje, buiten op de grond), de honderdduizenden sterren, de vele roofvogels en vleermuizen die overvlogen, een wild zwijntje dat voorbij liep en de wallaby’s die voorbijsprongen.

De volgende ochtend reden we Darwin weer in. We begonnen bij een lief, lokaal marktje, keken een zeilwedstrijd bij de haven en genoten van de prachtige verlaten stranden. Bij het eerste verlate strand vroegen we aan de Lifeguard waarom er niemand was. Was er misschien iets mis met het water, vroegen we nog. “There’s no beachculture here in Darwin. Nothing wrong with the beautiful beaches though. So enjoy the swimming mate”. De mooiste stranden.. helemaal voor ons alleen. ‘T is wat.

Van Darwin hadden we beiden iets meer verwacht. Het stadje was echter niet veel meer dan een winkelcentrum en vooral de vele aboriginals zorgen hier voor onrust (alhoewel dit overal in dit deel van Australië het geval is, zo blijkt later). Er leven er veel op straat, zijn vaak dronken en ze schreeuwen graag.

Aan het einde van de dag reden we alvast een stuk richting Litchfield want hier wilden we de volgende dag doorbrengen. We sliepen op een simpele, maar fijne camping waar zo nu en dan krokodillen lopen. Echt relaxed liep ik ‘s avonds niet naar de wc en ‘s nachts durfde ik er al helemaal niet meer uit.

This slideshow requires JavaScript.

Litchfield park heeft vele termieten heuvels en prachtige watervallen. De volgende dag reden we van de ene plek naar de ander, genoten we van de warme zon en sloten we de dag af bij een verfrissende waterval vlakbij onze camping. Pas na het zwemmen zagen we dat er een kans op krokodillen is, en dat het zwemmen op eigen risico was. Er gaat tot nu toe geen dag voorbij zonder dat we een bordje zien dat we uit moeten kijken voor krokodillen. En ik kan je vertellen: dat vind ik nogal wat.

Vanaf Litchfield begon de échte rit de outback in en moesten er hoognodig kilometers gereden worden. Melbourne is nog wel een stukje en rondom Alice Springs willen we nog wel het een en ander zien. Daarnaast; we moéten 2 september in Melbourne zijn, want dan komt m’n lieve broertje aan.
Veel verder dan 351 kilometer zijn we helaas niet gekomen. Door de hitte durven we niet harder dan 80/90 km per uur te rijden, bang dat onze auto er dan mee ophoudt. Langs de weg zien we regelmatig een bord waarop de ‘kans op een bosbrand’ staat aangegeven. Tot nu toe staat deze steeds redelijk hoog en de watervliegtuigen blíjven hier maar over vliegen. Had ik al vertelt dat het hier dus hartstikke winter is?

Aan het einde van de dag waren we beiden gesloopt en vonden we onze eerste gratis overnachting. Het was welliswaar gewoon een parkeerplaats langs de grote weg, het was legaal en gratis.

Vlakbij onze overnachting zat een hotsprings en na een snel ontbijtje zijn we hier naartoe gereden. Bij gebrek aan een douche, was dit ook een prima oplossing. Na een warme duik zijn we verder gereden over de Stuart Highway. De weg van Darwin naar Alice Springs is namelijk zo lastig nog niet: het is 1 rechte weg: de Stuart Highway.

Onderweg kom je níets tegen. Vrijwel geen auto’s, af en toe een dode kangeroe, een dode koe (welke beiden worden opgegeten door de roofvogels) en om de honderd kilometer een roadhouse en een tankstation. Onderweg kwamen we langs de twee bekendste roadhouses van de Outback: The Pink Panter en Daly Waters. De eerste is een vervallen roadhouse, met een cowboy achter de bar en vrijwel niets anders dan bier op het menu. Toen ik het vroeg wíst ik dat het een stomme vraag was, maar toch vroeg ik het: “You’ve cappucino?”. De Cowboy begon gulzig te lachen, zo’n bulderlach die je alleen uit films kent “I’ve coffee ánd milk. So you can try to make a cappuccino out of it”. Eeeeh, oké, graag. Ik kreeg een typisch bakkie pleur en rekende 6 dollar af.

Daly Waters zat 100km verder en hier vond Kas dat het tijd was voor 1 biertje. Het was hier hartstikke druk, op alle muren hingen posters en stickers en er hing een heel relaxte sfeer. Precies zoals een kroeg in de outback hoort te zijn.

This slideshow requires JavaScript.


Het was een dag met verrassingen, want ook onze overnachting was een bijzondere ervaring. Banka Banka is een begrip in de outback, en terecht. We werden warm onthaald, kregen een plekje toegewezen waar we mochten staan en genoten van de fijne sfeer. Er liepen camelen rond, ezels, kippen en ‘s avonds trad er een Western zanger op bij het kampvuur.

This slideshow requires JavaScript.

Hoe fijn de camping ook was, er stond nog 600km op de planning en dus vertrokken we vroeg. Er gingen uren voorbij zonder dat we iets zagen. Het hoogtepunt van de dag was onze stop bij Devils Marbles. Honderden ronde rotsen die allemaal op elkaar gestapelt lijken te zijn. Heel mooi, wat kan de natuur toch bijzonder zijn!

image

Op de kaart vonden we een gratis parkeerplaats, vlak voor Alice Springs. Na een dag rijden waren we meer dan blij dat we er waren, maar dit geluk werd bruut verstoord door familie vlieg. De Australische vliegen vinden het héérlijk om op je gezicht te zitten. Het liefst in je ooghoek of op je mond, ook al sla je ze 20 keer weg. Bijzonder irritant dus. Op deze parkeerplaats waren er zó veel dat we besloten nog maar wat verder te rijden. Na 1 minuut rijden sloeg de twijfel even toe. Een bosbrand aan onze linkerhand én een stevig windje zorgde voor veel rook op de weg, maar we besloten er toch maar gewoon door heen te rijden. We voelde de hitte van het vuur en je wéét dat die brandweermannen hier nu aan het blussen zijn. En als de boel dan weer rustig is, begint het een paar meter verderop.

Vanaf de gratis parkeerplek reden we een stukje verder. Een camping net ná Alice Springs gooide onze gratis nacht welliswaar in de soep, we waren allang blij ergens te kunnen staan. Ook hier wisselden we nog 1 keer van plek; een mierenhol is ook niet echt lekker kamperen. Tsja, kamperen is inderdaad niet áltijd even leuk.

This slideshow requires JavaScript.

Vanaf Alice Springs reden we naar Glen Helen, waar we onderweg een stuk of 5 stops hadden. Bijzondere riviertjes tussen de grote, massieve, rode rotsen door, mooie uitzichten en een rots welke vroeger fungeerde als een bijzonder medicijn bij de aboriginals. ‘S avonds reden we naar Stuart Well’s, een plaatsje 100 km verwijderd van Alice Springs.

Wij dachten bij Alice Springs de hoogtepunten wel ‘even’ te kunnen bezoeken maar dat viel vies tegen. Uluru (Ayers Rock)was nog 400km verder en Kings Canyon zat wéér 300km verder.

In Stuart Well’s vonden we een gratis camping naast een roadhouse. Onze avonden zijn normaal niet zo heel spannend sinds we met de auto op pad zijn. Om 7 uur is het donker en dus willen we voor die tijd al gegeten en afgewassen hebben. Echt relaxed buiten zitten is er daarna niet meer bij want dan worden we geterroriseerd door de muggen. Máár, deze avond liep wat anders. We besloten na het eten nog even naar de roadhouse te gaan, waar een lokale familie een kinderfeestje vierde. Of nouja, fééstje.. Echt gezellig was het niet. De ouders zaten aan tafel te roken en te drinken: ja, ook de hoogzwangere vrouw zat vrolijk een pakje peuken weg te roken. Er werd luidkeels geboerd en de kinderen schreeuwden en renden het hele restaurant rond. Terwijl het middelste jongetje met een zwembril op deed alsof ‘ie zwom, maakte hij als hoogtepunt nog even een duik.. plat op de grond. Was natuurlijk niet zo’n best idee. De meiden trokken de hoofden van elkaars barbies af en het jongste jongetje zat met zijn handen op zijn oren op de stoel te schreeuwen. Ik moest mij écht inhouden om niet snoeihard in de lach te schieten. Wat een show.

‘S Nachts hadden we het voor het eerst koud. Dat het winter is in Australië was ons bekend, maar door het warme Darwin dachten we stiekem dat het wel mee zou vallen met die kou..

‘S ochtends reden we vol enthousiasme richting Uluru. Hét spirituele middelpunt van Australië. Google je Australië, dan krijg je Uluru. We keken hier al dagen naar uit en vandaag was het zo ver.. Uluru; you better be good.