5 juli – 7 juli: Siem Reap.
De dag na de Killing Fields besloten we met zijn drietjes – samen met Bart – door te reizen naar Siem Reap. Misschien niet zo’n bekend stadje, maar hier ligt het meest grote en bijzondere tempelcomplex: Angkor. Al dagen, nee maanden, keek ik uit naar dit bezoek. In Nederland was ik namelijk opzoek naar de do’s en dont’s in Azië en zo stuitte ik op de foto’s van Angkor. Die stond bij mij op nummer 1: “Kas, ik moét hier heen”. Ik heb lang moeten wachten, maar eindelijk was het moment daar.
Na een lange busrit kwamen we in de buurt van Siem Reap. Vlak voor de stad had de bus nog twee stops. De tuktuk en taxi chauffeurs kwamen aanrennen en sprongen nog nét niet de bus in om klanten te winnen. Mensen die uitstapten moesten oppassen dat ze niet omver werden gelopen. De officiele stop in Siem Reap werd dan ook iets anders aangepakt. De bus werd achter een hek geparkeerd en zodra het hek op slot was mochten we de bus uit. Pas toen iedereen zijn of haar tas had ging het hek weer open. Klaar om het gevecht met de taxichauffeurs aan te gaan. Wát een gekte.
Eenmaal in ons hostel vroegen we of ze een TukTuk konden regelen die ons rond kon brengen in Angkor de volgende dag. Die hadden ze zeker. “28 dollar for the whole day”. Prima, doen we. Tevreden liepen we ‘s avonds de stad in om wat te eten en te drinken. We hadden niets van dit stadje verwacht en waren allebei verbaasd. Zoveel mooie straatjes! Terwijl we aan een spinazie-appel-chiazaad-limoen-munt-juice zaten en een granolabar weg zaten te knabbelen ging ik tóch nog even aan de TukTuk op straat vragen hoe duur een dagje Ankor was. “20 dollar for the whole day”, vertelde hij mij. Wel verdomme. Kas is teruggesneld naar het hostel om onze tour te annuleren én ze even duidelijk te maken dat het niet oké is ons zo af te zetten. Niet meer dan een brom kreeg hij terug.
Om 4.10 de volgende dag werden we opgehaald door de TukTuk, hij bracht ons de hele dag van tempel naar tempel. Om iets voor 5en stonden we als een stel kleine, enthousiaste kinderen voor Angor Wat. Wachtend op de zonsopgang. Welke uiteraard – what’s new – niet kwam.
Het complex is 200 hectare groot. Hoppend van de ene tempel naar de ander dachten we steeds dat het niet mooier kon. Maar dat kon dus wel. We vonden het vooral bijzonder hoe de natuur en de tempels in elkaar zijn gegroeid. Keer op keer hadden we het gevoel in een ander sprookje te zijn beland.
Ook wat eten & koffie betreft is het in Angkor goed geregeld. Aan koffie kraampjes geen gebrek en er was zelfs happy hour! 2 cappu’s en de derde kreeg je gratis – ze zijn hier dól op Happy Hour. Even later brak de lunchtijd aan en gingen we opzoek naar een broodje. Een vrouw kwam met de menukaart aangehuppeld. De broodjes voor 3,5 dollar waren welliswaar hartstikke duur, maar we hadden niet zoveel keus – ook zoiets vreemds trouwens, in Cambodja rekenen ze met de dollar en betaal je ook in dollars. Mijn ultieme blijdschap met het broodje groenten werd bruut verstoord door familie mier. Zij vonden dat broodje toch óók wel heel lekker. Ik was druk bezig om ze ervanaf te halen toen de serveerster zich ermee begon te bemoeien. Met haar dikke vingers door de sla en de tomaten haalde ze de mieren er 1 voor 1 uit. Geen probleem, ben inmiddels wel wat gewend. Afijn, het broodje was best lekker. We vroegen haar de rekening en ze vertelde ons dat de broodjes 5 dollar kostten. “The menu said 3,50 dollar, not 5”, zei ik verbaasd. Ze pakte het menu erbij en verdomd: er stond 5 dollar. Ik snelde naar de stapel menukaarten en viste de menukaart eruit die ze ons gegeven had. Daar stond 3,50 op. Die Cambodjanen toveren steeds weer een andere truc uit de hoge hoed om meer geld te krijgen van toeristen. Ik gaf haar de 3,50 en liep weg. Ze zei er niks van, maar haar gezicht sprak boekdelen.
Aan het einde van ons bezoek aan Angkor waren we compleet gesloopt. Twaalf uur lang hebben we rondgehuppeld, duizenden foto’s gemaakt, en af en toe roepend naar elkaar “kom hier, het is hier nóg mooier”. En dan gingen we op een steen zitten. Kijken. Jep, Angkor staat zéker in mijn top 5.
Ons plan was nog een beetje onduidelijk na Angkor. Rijden we verder naar het zuiden van Cambodja of gaan we naar het Noorden? Óf, probeerde Kas voorzichtig, gaan we alvast naar Thailand en pakken we een paar dagen een eiland? Onze vlucht gaat 14 juli vanuit Bangkok, dus we moeten toch die kant op. Alle drie riepen we meteen dat we dat wilden. Even weg uit de hectiek, de drukte en heel even een paar dagen niet reizen. Klonk als muziek in onze oren. Zo gezegd zo gedaan. Ons hostel bood ons bustickets aan naar Koh Chang voor 25 dollar. Argwanend als we inmiddels zijn, liepen we nog even een travelagency binnen. 15 dollar.
7 juli – 11 juli: Koh Chang.
De volgende ochtend werden we opgepikt door de bus en waren we alle drie toch best een beetje blij dat we weg gingen uit Cambodja. Op de één of andere manier hadden we er alle drie niet een heel lekker gevoel bij, werden moe van al het ‘toeristen afzetten’ en vonden de manier van verkoop heel agressief. Ja; we waren helemaal klaar voor Thailand.
De busrit naar Koh Chang – het Thaise eiland – was nog wel een dingetje. Familie Hippie zat bij ons in de bus en de zoon had een verkeerd visje gegeten de avond daarvoor. Kermend van de pijn lag ‘ie op zijn stoel, de hele rit lang. Na 2 uur was ‘ie er klaar mee. Hij stond op en riep naar zijn moeder: “mom, Im going uit”. En hij stapte resoluut de bus uit. Mamma snelde naar ‘m toe en viste hem net op tijd van de straat. De buschauffer had geen tijd voor dit soort grapjes en had het gaspedaal alweer ingetrapt. Die arme jongen kotste de hele boel onder, en mamma zat rustig achterin. Want je denkt toch niet dat mamma naast haar zoon gaat zitten? Nee, die mag lekker naast een vreemde zitten. Gezellig. Bij de eerste stop zat mamma met haar handen in het haar, “I don’t know what to do!”. Nou, begin eens met naast je zoon te gaan zitten. Wij gaven haar het advies naar het ziekenhuis te gaan in Bangkok, verkeerde vis kan nogal eehhh.. gevaarlijk zijn. Vond ze wel een gedoetje hoor, ze had zich zo verheugd op het eiland. Ach ach.
Bij de grens van Thailand moesten we 1,5 uur wachten op de volgende bus. Een gehaaste Thai pikte ons en 5 anderen op. Hij moest nog wel even stoppen bij de Thaise grens, waar hij nog iemand moest ophalen. Twee Duitsers vonden dat het tijd werd hun ongenoegen te uiten. “Why we wait again? We wait for 2 hours already and we want to go to Koh Chang!”. “I’m also waiting the whole day for you, I have to pick up people”. “We want to go to Koh Chang, just drive now!”, “I’m driving since 6 in the morning, if you don’t like it just get out of my bus”, antwoordde de chauffeur boos. “Aahhh fuck off” riep de Duitse chick pissig. De chauffeur stak zijn middelvinger op en schreeuwde er nog een “fuck you too” tegenaan. Je kunt je dan ook wel voorstellen dat het ongenoegen compleet was toen de chauffeur onderweg nog een keer of 5 stopte om bloemetjes te kopen. Welkom in Azië lieve mensen. Alles is hier mogelijk.
Voor de eerste twee nachten hadden we een hutje aan de zee geboekt. Een lieve Thaise vrouw verwelkomde ons met open armen en een bord met warme rijst. Fijn, we zijn weer in Thailand. De volgende dag deden we niets. De zon was helaas nergens te bekennen maar we hebben ons prima vermaakt met boekjes lezen, spelletjes spelen en filmpjes kijken.
De volgende dag verplaatsten we onze spullen naar een nieuw verblijf aan het strand voor de laatste twee nachten: Pjamas. Hier hadden ze een zwembad en wit strand – in plaats van stenen. Helaas is de zon er vrijwel niet geweest tijdens de drie dagen op het eiland, maar we vonden het helemaal prima. De laatste avond zijn we op stap gegaan met Rachel en Kate. Kate komt uit Thailand en Rachel uit Amerika, maar woont al twee jaar in Nederland. Over een paar weken gaat ze haar inburgeringsexamen doen en ze was nog een beetje onzeker over haar Nederlands. Wat nergens voor nodig is, want haar Nederlands is zó goed. Vooral het roepen van scheldwoorden was haar favoriet “vind ik zó grappig”, riep ze dan. Jep, Rachel is absoluut een aanwinst voor Nederland.
Ondanks het regenachtige Koh Chang hebben we vier prima relax dagen gehad. We hebben zélfs een ochtendje op de bank gehangen en films gekeken.
11 juli – 13 juli: Bangkok.
In een halfleeg busje en met een vrolijke chauffeur zijn we naar Bangkok gereden. Toen Kas en Bart rond 13 een M teken zagen begonnen hun buiken spontaan te knorren. Of de chauffeur niet even kon stoppen bij de Macdonalds. Geen probleem, hij reed wel even door de Drive Thru. Wat een held.
De volgende ochtend was het tijd voor CentralWorld: het shoppingcenter van Bangkok. Vooral Bart en ik waren reuze enthousiast en lieve Kas deed vrolijk mee. Echt ruimte in onze backpack voor extra kleding hebben we niet, maar er moest hoognodig kleding vervangen worden. De laundry service hier in Azië is namelijk heerlijk goedkoop maar je krijgt altijd nét iets minder van je kleding terug. Shirts vol met gaten, broeken met scheuren en mijn witte broekje – wie neemt er in vredesnaam dan ook een wit broekje mee tijdens een backpackavontuur – was inmiddels grijs/roze.
Deze dag sloten we af bij Nana. Dit keer met een heel enthousiaste Bart en Kas en een Nicky die vrolijk mee deed ;). Nana is dé gogobar area van Thailand – voor de leken onder ons, Google maar eens even – en daar wilden de mannen een avondje heen. Wat een avond. Ik wist niet zo goed wat ik meemaakte en viel van de ene verbazing in de ander. De details zal ik jullie besparen, geen zorg.
Snoeibrak en moe moésten we van onszelf het bed uit om 10 uur om iets van onze laatste dag Bangkok te maken. We begonnen de dag bij Cafe Dexter met een gezond ontbijt en bleven hier een uurtje of twee hangen. We waren niet vooruit te branden. Toch wilden we heel graag nog naar Khao San Road want je bent niet écht in Bangkok geweest als je dit gedeelte hebt geslipt. Omdat lopen te ver was, pakten we een taxi. De afstand die we moesten afleggen was 5km en daar doe je dus gerust 1,5 uur over. Mocht je ooit in Bangkok gaan wonen: koop vooral geen auto, je wordt echt hélemaal gek. Wij zijn de taxi maar uit gestapt en hebben de laatste paar kilometer gelopen.
We liepen in een soort slowmotion door de straten heen – we liepen nog net niet achteruit – toen Kas zei: “grappig, dat lijken Cas en Ralf wel daar”. Ik stormde erop af, want dat léken ze niet alleen, dat waren ze! Maar dit was toch echt wel de laatste keer dat we ze tegen zouden komen. Kas en ik vertrokken de volgende ochtend vroeg naar Bali en dus was dit écht de laatste lunch samen. Ik, samen met mijn vier leukste reismannen :).
Als om 2 uur ‘s nachts de wekker gaat ben ik totaal gedesorienteerd. Maar Kas lijkt daar geen last van te hebben. Hij heeft van die blije glinsteroogjes en kan niet wachten tot we op Bali zijn. Ruub & Juul, we komen eraan!