Dag 138 -144. Uluru -Adelaide

 

Dus, waar waren we gebleven.. We gingen naar Uluru! Onderweg hier naartoe kwamen we allereerst langs een salt lake. Een groot meer dat helemaal uit zout bestaat en waar níemand was. In Azië stond je bij elke bezienswaardigheid tussen hordes toeristen. Hier in Australië zie je die niet, ook de overvolle touringcars rijden hier niet rond.

image
En het was ‘m dus mooi niet..

Vanaf Salt Lake was het maar een klein stukje naar Uluru en nog geen 5 minuten later riep ik “Kas! Ik zie ‘m! Wauw, wat is ‘ie mooi!”. Ik was al druk bezig met foto’s maken toen Kas mij uit de droom hielp. “Dat is ‘m niet, dit is een andere”. Volledig in de waan dat ik dan éindelijk Uluru had gezien, was het dus verdorie gewoon Mount Connor.

Een goedkope camping vonden we vlakbij Uluru, maar na het lezen van de reviews wilden we toch naar een duurdere camping. Dingo’s (wilde honden) zorgen ‘s avonds op de goedkope camping voor nogal wat onrust. Zodra we bij het visitors centre uitstapten zagen we de eerste al rondsnuffelen. Jep, dat werd dus tóch een beetje meer betalen.

This slideshow requires JavaScript.

Aan het einde van de dag reden we naar Uluru om de zonsondergang te bekijken. Natuurlijk hadden we al het een en ander gelezen over deze plek. Dat mensen het bijzonder magisch vonden, dat het hét spirituele middelpunt van Australië is en als je hier niet bent geweest, ben je dus niet in Australië geweest. Ik vond dat een hoop ‘blabla’, hoe kan een rots nu zó bijzonder zijn? Maar die gedachte verdween direct toen we daar stonden. Het wás magisch. En nog veel meer dan dat. Naar mate de zon onder ging, veranderde de kleur continu. Van lichtrood, naar diep donker rood, naar bijna paars, totdat ‘ie zwart kleurde. Ik kon niet wachten om Uluru de volgende dag van dichtbij te bekijken.

This slideshow requires JavaScript.

Dat het kouder werd, hadden we de vorige nacht al gemerkt. Maar de kou van deze nacht viel vies tegen. Ik lag als een soort Michelin-poppetje in ons busje, maar de sokken, lange broek, drie truien en muts mochten niet baten. Ik was ijs en ijskoud. Met Kas ging het ook niet veel beter en al bibberend tegen elkaar aan hebben we geen oog dicht gedaan. Gelukkig mochten we om 5 uur al ons bed uit. Er stond ons namelijk een bijzondere ochtend te wachten. We gingen de zonsopkomst bekijken bij The Field Of Lights, een veld met 500.000 lichtjes voor Uluru. Een ontwerp van Bruco Munro, waar hij 20 jaar over na heeft gedacht en het komende jaar te bewonderen is. Met wederom drie vesten aan en een fleecedeken van de organisatie liepen we naar het uitzichtpunt. Het was net alsof we naar een veld met lichtgevende tulpen stonden te kijken, met op de achtergrond Uluru. Het was zo mooi. Alsof we in een sprookje waren gestapt.

Terwijl we de warme chocolademelk en theetjes dankbaar aanpakten vroegen wij of we de enige waren die het zó koud hadden. Maar dat bleek zo gek nog niet. De temperatuur was op dat moment 3 graden en de gure wind zorgde voor een gevoelstemperatuur van onder de 0. De organisatie verblijdde ons met het nieuws dat we het élke dag een stukje kouder krijgen naarmate we naar het zuiden reizen. Heel geruststellend dus.

Nadat we een half uur onder een warme douche hadden gestaan, reden we nog een rondje om Uluru en bekeken we deze nog eens van dichtbij. Het is onmogelijk om uit te leggen hoe het er uit ziet. Het is zó imposant en indrukwekkend. Ook reden we nog naar Kata Tjuta. Weliswaar een minder bekende rots, ook deze was wederom indrukwekkend te noemen.

Na een hoop foto’s, veel ‘ge-oooooh’ en ‘ge-waaauw’, reden we alvast een stukje de goede kant op. We reden nog een paar honderd kilometer tot we weer een stuk op de oude vertrouwde Stuart Highway zaten. We verbleven bij roadhouse Kulgera waar we dankbaar onze avond doorbrachten bij de openhaard. Het leek er even op dat de Aboriginals deze rustige avond gingen verstoren, maar na 10 minuten schreeuwen verlieten ze de kroeg.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende dag reden we wederom een paar honderd kilometer, dit keer naar Coober Pedy. Hier draait alles om de opaal mijnen. In dit kleine dorpje woont en leeft iedereen in de bergen, onder de grond. We vonden een verblijfplek onder de grond, de laatste die nog in het dorpje te vinden was. Het was een riant appartement met een eigen keuken, bank en…. Een bed. Tijdens het reizen ga je de raarste dingen in een keer heel erg waarderen. Ik was zo blij als een kind toen ik dat bed zag staan. Niets geen koude nacht in het busje, maar een warm, groot bed. Voordat de relax-modus bij ons aan ging reden we eerst nog naar een opaalwinkeltje. Een grappige, Griekse vrouw verwelkomde ons en liet ons álle sieraden zien die ze had. Heel mooi, maar met alles boven de 500 dollar, íets boven ons budget.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend waren we helemaal als nieuw. Aangezien je onder de grond slaapt, is het aardedonker en muisstil. We konden er wel weer even tegenaan. De eerste stop die dag was het Old Timers Museum. Hier zie je hoe het werken in de mijnen er aan toe gaat en hoe de huizen van de inwoners eruitzien. De volgende stop was bij de golfbaan van Coober Pedy. Een golfbaan in de middle of nowhere, moest uiteraard uitgeprobeerd worden. Er was wederom niemand, en de golfclubs en ballen konden we zelf binnen ophalen. Want je denkt toch niet dat hier iemand werkt? Het afslaan was het leukste gedeelte want zodra je je ook maar een stap verzette, sprongen de sprinkhanen je om de oren. Maar dus echt. Bij elke stap die je zette hoorde je:’tiktiktiktiktiktiktik’. Dat verklaarde de lege golfbaan in elk geval wel.

Voordat we dit bijzondere dorpje achter ons lieten, gingen we nog even naar de OP-shop (tweedehandswinkel). Nérgens in dit land is nog winterkleding te koop en dus probeerde we het bij deze winkel. Helaas. Wederom geen winterjas voor ons in de schappen.

Na het golfen lieten we Coober Pedy voor wat het was en reden we naar onze overnachtingsplek; Lake Hart. Een gratis plek waar je 24/7 mag staan. Je hebt dan weliswaar geen douche en wc, het uitzicht was het allermooist. Lake Hart is een zoutwater meer en dus begonnen we de volgende ochtend met een hardloop rondje om het meer. Het zout kleurde met de zon mee en de weerkaatsing van de lucht op het meer leek wel een schilderijtje. Dit was bést heel fijn wakker worden op onze laatste dag in de outback.

This slideshow requires JavaScript.

We moesten veel kilometers afleggen. In eerste instantie wilden we al stoppen in Port Augusta, maar een kennis raadde dit af. De aboriginals zorgen hier wederom voor veel onrust en een andere slaapplek zou wellicht wat ‘relaxter’ slapen zijn. We besloten dus maar een stuk verder te rijden en te overnachten in Barossa: de wijnstreek van Zuid-Australië. Het is heel bizar dat je het ene moment nog in de outback rijdt (dorre landschappen waar níets is) en het andere moment middenin een prachtig, groen, heuvelachtig landschap bent. Na een dag alleen maar rijden, vonden we dat we aan het einde van de dag wel een wijnproeverij hadden verdiend. We kregen de heerlijkste wijnen voorgeschoteld en vroegen de vinoloog hoe zo’n proeverij in zijn werk gaat. Moet je daar voor betalen of moet je verplicht een wijn kopen? Allebei niet, de proeverij is gratis en je kunt zo de deur weer uitwandelen. Dat we ons dan een beetje bezwaard voelen vonden de mede-wijnproevers niet terecht. “We were at a winery and a Japanese man bought for 500.000 dollars wines. In cásh. So don’t feel sorry, other people make it up for you.”

Nadat de wijn naar ons hoofd was gestegen gingen we terug naar onze camping. Drie Australische koppels van rond de 60 waren hier een vuurtje naast onze auto aan het maken. We brachten de rest van de avond door met deze veel te lieve mensen. Toen ze zagen dat we alleen een soepje hadden gegeten kwamen ze aan met groenten, aardappelen en brood. “You want some wine too? Maybe a beer? Or some cheese! Yes you want some cheese huh?” We bedankten ze keer op keer, maar Kas kon toch echt niet meer onder het broodje uit dat ze voor hem gemaakt hadden. Tot ‘s avonds laat spraken we over Australië, haar 25 miljoen inwoners (bizár hoe weinig) en het probleem rondom de Aboriginals. Een ander bijzonder verhaal dat zij vertelden was hun ontmoeting in de outback met een local jongetje van 8 jaar. Zodra het begon te regenen kreeg het jongetje een paniek aanval. Hij had in zijn hele leven nog geen regen gezien en de schrik zat er bij hem goed in. Dat kun je je toch niet voorstellen? 8 jaar geen regen..

We begonnen de ochtend in Barossa met een kaasproeverij. Voor echte kaasliefhebbers zoals wij is dit echt een walhalla. De rest van de dag gingen we zoveel mogelijk wijnboerderijen af en proefden we tientallen verschillende wijnen. Jammer genoeg kon er niet gedronken worden, want dezelfde dag nog reden we verder naar Adelaide.

Vrienden van familie wonen hier en na wat heen en weer ge-app hadden we afgesproken om daar te gaan borrelen. Met een flesje wijn, een port en de lekkerste kaasjes reden we hier naartoe. We werden warm onthaald en kregen direct te horen dat het bed al was opgemaakt. Of we het misschien leuk vonden om zéker tot zondag te blijven, zodat ze ons nog wat van de omgeving konden laten zien. Ons antwoord hierop was direct een dikke JA. Toen Kas en ik ‘s avonds tevreden in het warme bed lagen, hadden we het over hoe bijzonder deze gastvrijheid is. Tot 3 dagen geleden hadden ze nog nooit van ons gehoord, en nu ontvangen ze ons met open armen en mogen we hier een paar nachtjes logeren. We blijven hier tot zondag van de stad en de lieve mensen genieten, totdat we zondag beginnen aan de Great Ocean Road. Lieve Marc en Mandy; DANK voor alles!

Dag 130-138. Darwin -Stuart Well

In Australië stond ons een heel ander avontuur te wachten. Van drie keer per dag uiteten en elke avond in een hostel/hotel slapen gaan we naar zelf koken op een gaskokertje en elke avond slapen in de camper. Een bijzondere overgang, maar we keken allebei wel uit naar ‘iets anders’.

Een camper boekten we in Azië al online, maar we wilden natuurlijk wel een échte leuke. Het liefst met wat gekke graffiti erop. Na wat online-speurwerk kwamen we uit bij Wicked Campers en binnen no-time was de caravan geboekt. In ons enthousiasme hebben we geen beoordeling gelezen en een dag voor ons vertrek besloot Kas dat alsnog maar eens te doen. Slechtere reviews dan dit zijn er niet denk ik. Er waren er maar weinig die in een keer plaats van bestemming hadden gehaald met de geleverde auto. Dat werd nog lachen.

Bij Wicked Campers zitten ze nog net niet met een jointje achter de computer, maar het scheelt niet veel. Foto’s van naakte toeristen die voor de Wicked Campers poseren hangen groot aan de muur, maar dat hoort dan ook wel een beetje bij hun imago. Want Wicked Campers staat blijkbaar voor seks, drugs ennee.. seks. Ik wijd hier verder niet over uit.

Die camper dus. Tussen ons en de snelpratende Australiër waren al een aantal misverstanden en toen hij ons vertelde dat we een 10-jaar oud vervallen busje kregen vond ik dat niet zo’n goede deal. “You think we’re gonna make it all the way to Melbourne with this car?” (Dat is dus meer dan 3000 kilometer). “Yeah I think so mate. Maybe”. Ik zag ons al helemaal staan in die verlate outback met een auto die kaduuk was. En dan nog een dikke rekening krijgen ook. We vroegen hem of hij niet een ander had, een nieuwere. Ik geloof dat ‘ie wat verbaasd was, we hadden immers een vette bus met een peace teken en een smokende bob marley. Maargoed, hij kon wel wat regelen. En ja hoor, drie uur later stond ‘ie daar. Een prima wit busje, dat de komende drie weken ons nieuwe thuis zou worden.

Het avontuur begon allereerst met het inslaan van alle boodschappen. Zo goedkoop (maar ook zo gezond) mogelijk willen we de komende tijd doorbrengen want Australië is natuurlijk in alles duur. Tóch willen we uitkomen met ons budget dus de dure dingen laten we liggen. Neem nu een kilo paprika’s voor 20 dollar? Dát wordt ‘m niet komende tijd.

Met een volbepakte auto reden we naar onze eerste campingbestemming, we waren allebei helemaal gesloopt na een nacht zonder slaap. We genoten van het zelf koken (welliswaar op een gaspitje, buiten op de grond), de honderdduizenden sterren, de vele roofvogels en vleermuizen die overvlogen, een wild zwijntje dat voorbij liep en de wallaby’s die voorbijsprongen.

De volgende ochtend reden we Darwin weer in. We begonnen bij een lief, lokaal marktje, keken een zeilwedstrijd bij de haven en genoten van de prachtige verlaten stranden. Bij het eerste verlate strand vroegen we aan de Lifeguard waarom er niemand was. Was er misschien iets mis met het water, vroegen we nog. “There’s no beachculture here in Darwin. Nothing wrong with the beautiful beaches though. So enjoy the swimming mate”. De mooiste stranden.. helemaal voor ons alleen. ‘T is wat.

Van Darwin hadden we beiden iets meer verwacht. Het stadje was echter niet veel meer dan een winkelcentrum en vooral de vele aboriginals zorgen hier voor onrust (alhoewel dit overal in dit deel van Australië het geval is, zo blijkt later). Er leven er veel op straat, zijn vaak dronken en ze schreeuwen graag.

Aan het einde van de dag reden we alvast een stuk richting Litchfield want hier wilden we de volgende dag doorbrengen. We sliepen op een simpele, maar fijne camping waar zo nu en dan krokodillen lopen. Echt relaxed liep ik ‘s avonds niet naar de wc en ‘s nachts durfde ik er al helemaal niet meer uit.

This slideshow requires JavaScript.

Litchfield park heeft vele termieten heuvels en prachtige watervallen. De volgende dag reden we van de ene plek naar de ander, genoten we van de warme zon en sloten we de dag af bij een verfrissende waterval vlakbij onze camping. Pas na het zwemmen zagen we dat er een kans op krokodillen is, en dat het zwemmen op eigen risico was. Er gaat tot nu toe geen dag voorbij zonder dat we een bordje zien dat we uit moeten kijken voor krokodillen. En ik kan je vertellen: dat vind ik nogal wat.

Vanaf Litchfield begon de échte rit de outback in en moesten er hoognodig kilometers gereden worden. Melbourne is nog wel een stukje en rondom Alice Springs willen we nog wel het een en ander zien. Daarnaast; we moéten 2 september in Melbourne zijn, want dan komt m’n lieve broertje aan.
Veel verder dan 351 kilometer zijn we helaas niet gekomen. Door de hitte durven we niet harder dan 80/90 km per uur te rijden, bang dat onze auto er dan mee ophoudt. Langs de weg zien we regelmatig een bord waarop de ‘kans op een bosbrand’ staat aangegeven. Tot nu toe staat deze steeds redelijk hoog en de watervliegtuigen blíjven hier maar over vliegen. Had ik al vertelt dat het hier dus hartstikke winter is?

Aan het einde van de dag waren we beiden gesloopt en vonden we onze eerste gratis overnachting. Het was welliswaar gewoon een parkeerplaats langs de grote weg, het was legaal en gratis.

Vlakbij onze overnachting zat een hotsprings en na een snel ontbijtje zijn we hier naartoe gereden. Bij gebrek aan een douche, was dit ook een prima oplossing. Na een warme duik zijn we verder gereden over de Stuart Highway. De weg van Darwin naar Alice Springs is namelijk zo lastig nog niet: het is 1 rechte weg: de Stuart Highway.

Onderweg kom je níets tegen. Vrijwel geen auto’s, af en toe een dode kangeroe, een dode koe (welke beiden worden opgegeten door de roofvogels) en om de honderd kilometer een roadhouse en een tankstation. Onderweg kwamen we langs de twee bekendste roadhouses van de Outback: The Pink Panter en Daly Waters. De eerste is een vervallen roadhouse, met een cowboy achter de bar en vrijwel niets anders dan bier op het menu. Toen ik het vroeg wíst ik dat het een stomme vraag was, maar toch vroeg ik het: “You’ve cappucino?”. De Cowboy begon gulzig te lachen, zo’n bulderlach die je alleen uit films kent “I’ve coffee ánd milk. So you can try to make a cappuccino out of it”. Eeeeh, oké, graag. Ik kreeg een typisch bakkie pleur en rekende 6 dollar af.

Daly Waters zat 100km verder en hier vond Kas dat het tijd was voor 1 biertje. Het was hier hartstikke druk, op alle muren hingen posters en stickers en er hing een heel relaxte sfeer. Precies zoals een kroeg in de outback hoort te zijn.

This slideshow requires JavaScript.


Het was een dag met verrassingen, want ook onze overnachting was een bijzondere ervaring. Banka Banka is een begrip in de outback, en terecht. We werden warm onthaald, kregen een plekje toegewezen waar we mochten staan en genoten van de fijne sfeer. Er liepen camelen rond, ezels, kippen en ‘s avonds trad er een Western zanger op bij het kampvuur.

This slideshow requires JavaScript.

Hoe fijn de camping ook was, er stond nog 600km op de planning en dus vertrokken we vroeg. Er gingen uren voorbij zonder dat we iets zagen. Het hoogtepunt van de dag was onze stop bij Devils Marbles. Honderden ronde rotsen die allemaal op elkaar gestapelt lijken te zijn. Heel mooi, wat kan de natuur toch bijzonder zijn!

image

Op de kaart vonden we een gratis parkeerplaats, vlak voor Alice Springs. Na een dag rijden waren we meer dan blij dat we er waren, maar dit geluk werd bruut verstoord door familie vlieg. De Australische vliegen vinden het héérlijk om op je gezicht te zitten. Het liefst in je ooghoek of op je mond, ook al sla je ze 20 keer weg. Bijzonder irritant dus. Op deze parkeerplaats waren er zó veel dat we besloten nog maar wat verder te rijden. Na 1 minuut rijden sloeg de twijfel even toe. Een bosbrand aan onze linkerhand én een stevig windje zorgde voor veel rook op de weg, maar we besloten er toch maar gewoon door heen te rijden. We voelde de hitte van het vuur en je wéét dat die brandweermannen hier nu aan het blussen zijn. En als de boel dan weer rustig is, begint het een paar meter verderop.

Vanaf de gratis parkeerplek reden we een stukje verder. Een camping net ná Alice Springs gooide onze gratis nacht welliswaar in de soep, we waren allang blij ergens te kunnen staan. Ook hier wisselden we nog 1 keer van plek; een mierenhol is ook niet echt lekker kamperen. Tsja, kamperen is inderdaad niet áltijd even leuk.

This slideshow requires JavaScript.

Vanaf Alice Springs reden we naar Glen Helen, waar we onderweg een stuk of 5 stops hadden. Bijzondere riviertjes tussen de grote, massieve, rode rotsen door, mooie uitzichten en een rots welke vroeger fungeerde als een bijzonder medicijn bij de aboriginals. ‘S avonds reden we naar Stuart Well’s, een plaatsje 100 km verwijderd van Alice Springs.

Wij dachten bij Alice Springs de hoogtepunten wel ‘even’ te kunnen bezoeken maar dat viel vies tegen. Uluru (Ayers Rock)was nog 400km verder en Kings Canyon zat wéér 300km verder.

In Stuart Well’s vonden we een gratis camping naast een roadhouse. Onze avonden zijn normaal niet zo heel spannend sinds we met de auto op pad zijn. Om 7 uur is het donker en dus willen we voor die tijd al gegeten en afgewassen hebben. Echt relaxed buiten zitten is er daarna niet meer bij want dan worden we geterroriseerd door de muggen. Máár, deze avond liep wat anders. We besloten na het eten nog even naar de roadhouse te gaan, waar een lokale familie een kinderfeestje vierde. Of nouja, fééstje.. Echt gezellig was het niet. De ouders zaten aan tafel te roken en te drinken: ja, ook de hoogzwangere vrouw zat vrolijk een pakje peuken weg te roken. Er werd luidkeels geboerd en de kinderen schreeuwden en renden het hele restaurant rond. Terwijl het middelste jongetje met een zwembril op deed alsof ‘ie zwom, maakte hij als hoogtepunt nog even een duik.. plat op de grond. Was natuurlijk niet zo’n best idee. De meiden trokken de hoofden van elkaars barbies af en het jongste jongetje zat met zijn handen op zijn oren op de stoel te schreeuwen. Ik moest mij écht inhouden om niet snoeihard in de lach te schieten. Wat een show.

‘S Nachts hadden we het voor het eerst koud. Dat het winter is in Australië was ons bekend, maar door het warme Darwin dachten we stiekem dat het wel mee zou vallen met die kou..

‘S ochtends reden we vol enthousiasme richting Uluru. Hét spirituele middelpunt van Australië. Google je Australië, dan krijg je Uluru. We keken hier al dagen naar uit en vandaag was het zo ver.. Uluru; you better be good.

Dag 124-130. Bali: Canggu & Seminyak. Het einde van ons Azië avontuur.

Over onze laatste 5 dagen Bali kan ik kort zijn. We hebben koffietjes gedronken, heerlijk gegeten en veel in de zon gelegen. Niet écht wat er in ons reisplan stond – we herhalen regelmatig dat we aan het reizen zijn en vooral niet op vakantie. Maar voordat ons Australië avontuur met camper en al zou beginnen, was het toch best even heel fijn.

This slideshow requires JavaScript.

Woensdag vertrokken Ruben en Julia weer richting Nederland. Doordat we met zijn viertjes in een huisje sliepen en Kas en ik voor de laatste nacht naar een ander verblijf gingen, voelde het voor ons heel vreemd. Alsof we zelf ook naar huis gingen. Kas had hier minder moeite mee dan ik, maar hier kwam bij mij het eerste echte ‘ik wil óók even naar Nederland’-moment. Ik had net de dag daarvoor voor het eerst met mijn knappe mini-neefje en Roos geskyped en toen kwam dat gevoel ook al naar boven. Dat gekke gevoel hield de volgende dag ook nog aan en zodra we het vliegtuig naar Australië instapten besloot ik dat het genoeg was geweest. Het nieuwe avontuur gaat beginnen!

Na vier maanden Azië hadden we allebei het gevoel klaar te zijn voor een nieuw avontuur. Ik was een beetje ‘klaar’ met het feit dat er om de paar meter iemand iets aan je wilde verkopen. Maar ook de continue chaos en wekelijks een slechte buik van het eten was voor mij genoeg geweest.

Azië is een continent dat mij voorheen nog niet écht aansprak. Toch een beetje huiverig voor de ‘viezigheid’, het eten, de hangwc’s en ik heb mij meermaals afgevraagd of ik mij er wel veilig zou voelen. Achteraf gezien sloeg dit allemaal hélemaal nergens op en heeft Azië mij in alles verbaasd. Hangwc’s wennen namelijk heel snel en is eigenlijk best wel prima. Later las ik zelfs dat dit beter is voor het menselijk lichaam, dus ik was soms een beetje teleurgesteld als er plots een normale wc stond. Het eten viel mij alles mee, alhoewel de rijst en kip mijn oren uit kwam de laatste weken. Ik kreeg het na 4 maanden gewoon niet meer weg. Wat betreft die veiligheid zat het ook wel goed. Geen moment heb ik mij onveilig gevoeld. En dan heb ik het nog niet gehad over de bijzondere omgeving, de mooie plekken en de líefste mensen. Ik heb met volle teugen genoten en ik zou íedereen aanraden hier naartoe te gaan.

image

Met Juul had ik het een dag voordat ze weg gingen nog over de ‘Azië geur’. Dat ze die zo had gemist. Die geur kende ik niet. Wel vond ik het fascinerend hoe lekker het op sommige plekken kan ruiken, en hoe erg het soms stinkt. Maar een Azië geur? Pas zodra we aankwamen in Austalië en we voor het eerst naar buiten stapte wist ik waar ze had over had. De Azië geur was weg en een nieuw hoofdstuk is begonnen.

Dag 112 – 124. Nusa Lembongan, Bali (Ubud) & Borneo (Indonesië)

26 juli – 28 juli: Nusa Lembongan

Vanaf Gili Trawangan hebben we de boot gepakt naar Nusa Lembongan. Een eilandje dichtbij Bali dat bekend staat om de mooie stranden en het duiken met manta’s. Vooral vanwege de manta’s reisden we af naar dit eiland. Bij aankomst vroegen we wat rond bij duikscholen en een duik voor de volgende dag regelen bleek nog niet zo gemakkelijk. Velen gingen niet vanwege een te ruige zee, maar bij duikschool ‘Mola Mola’ gingen ze wel. Don Corleone heette ons welkom en zodra wij begonnen te onderhandelen over de prijs, wees hij naar de bank. “Take a seat, take a drink, we talk”. Met z’n lange haar, getatoeerde lijf en brakkig Engels was hij een bijzondere verschijning maar had ik toch zo m’n twijfels wat duiken betreft. Met z’n vieren hebben we toch maar besloten de duik bij Don Corleone te boeken.

De volgende ochtend was het weer niet al te best, en ook de zee was niet echt aanlokkelijk. Aangezien Kas en ik nogal verwend zijn met Koh Lipe en Gili-achtige zee moest er bij mij wel even een knop om. Dit was andere koek. Bij Nusa Lembongan ligt de zee zo ‘open’, dat de stroming overal vandaan lijkt te komen. Met een krakkemikkig bootje en een lollige kapitein werden we van hot naar her geslingerd in de boot. Terwijl onze boot op het water klapte zagen we de golven hard tegen de hoge rotsen slaan. Ik riep nog “hier ga ik het water niet in”.

Eenmaal bij de duikbestemming – nog steeds in de golven en vlakbij de rotsen – zagen we de manta al zwemmen en moest er vaart gemaakt worden. BCD’s aan, bril om, gewichten mee en voor een check was er geen tijd. Terwijl ik tóch nog even op de rand van de boot m’n lucht aan het checken was duwde onze divemaster mij nog een stukje naar achter en voor ik het wist lag ik in het water. Met m’n bril nog om m’n nek, m’n zuurstof nog niet in en totaal gedesoriënteerd door de golven vond ik het allemaal even niet zo leuk. Dit was écht een andere – en wat mij betreft totaal onverantwoordelijke – duik dan ik gewend was. Maargoed. Er was geen tijd voor gemopper en m’n bril schoonmaken zat er ook niet bij. Onze divemaster liet z’n BCD al leeglopen en zwom al naar beneden. De manta’s zwommen vlak boven en naast ons en waren zó dichtbij. Ze waren groter dan ik had gedacht en ik kon ze soms bijna aanraken, zó vet. De hevige golven voelde je beneden op de bodem ook nog en van ‘fijn duiken’ was niet echt sprake. Je werd steeds meegenomen door de golf en werd van achter naar voren gesleurd. Af en toe wees de duikmaster dan naar de rotsen waar de golven hard tegen aan sloegen en moesten we een stukje hard zwemmen. Stiekem heel blij dat Ruben z’n lucht bijna op was en we naar boven mochten, sloeg de paniek toch nog even toe. De divemaster wees angstig naar de rotsen die dichtbij waren en zei dat we ‘heel hard moesten zwemmen naar de boot’. Duiken is feest, maar ik ben nog nooit zo blij geweest om terug bij de boot te zijn.

Enfin, dat was duik nummero uno. Don Corleone had het natuurlijk weer zo gedraaid dat we er twee moésten boeken, voor 1 duik gingen ze het water niet op. Tot onze grote opluchting gingen we naar een strandje om wat te eten en even van het water af te zijn. Vooral Juul en Ruub konden niet wachten weer aan land te zijn. Zeeziek op de boot kennen ze, maar tíjdens een duik zeeziek worden was weer eens iets anders.

Een beetje angstig voor de tweede duik, veranderde onze divemaster ineens in een relaxte man waarbij we tijdens onze 2e duik alle tijd hadden het water in te gaan. Deze verliep dan ook soepel zoals we gewend waren en konden eindelijk écht genieten van het mooie koraal en de vissen.

This slideshow requires JavaScript.

De tweede dag op Nusa huurden we een scootertje om het eiland te verkennen. We begonnen bij de Mangrove  waar we een boottochtje maakten. Vervolgens waren de mooie stranden & bijbehorende strandtentjes aan de beurt. Wanneer je naar Bali of de Gili’s gaat, schets je toch al een beeld voordat je gaat. Bij Nusa had ik geen idee wat mij te wachten stond. Maar echt, ga je naar Bali, ga dan ook naar Nusa. Het is het zó waard. Het échte Indonesië is hier nog goed intact en (nog) niet verpest door het toerisme zoals wel op Gili en plekken op Bali het geval is. Het is hier echt ongelooflijk mooi.

28 juli – 1 augustus: Ubud

Van Nusa gingen we terug naar onze ‘thuishaven’ Bali, dit keer in Ubud. Juul en ik hadden ons alweer verheugd op een chill boottochtje op het dek, in de zon. Toen we naar boven wilden stak de staff daar een stokje voor. Nee, boven zitten ging écht niet. Te veel golven. “Ja ja” dachten we nog. Na tien minuten begrepen we het. Die golven! Ken je dat gevoel van een achtbaan? Die kriebel in je buik? Dat dus. De hele boottrip lang. We maakten met z’n vieren een klein dansje toen we veilig gearriveerd waren op Bali.

image

In Ubud sliepen we 2 nachten in een AirBnB verblijf. Wat op de foto’s klein en ‘prima’ leek, bleek in het echt groot en mooi. Een huisje met uitzicht op de rijstvelden, een lieve eigenaar én een eigen keuken. Ik moet zeggen dat ik dat ‘huisselijke’ na 4 maanden reizen écht heel fijn vond. En koken na vier maanden voelde ook héél goed.

De eerste dag in Ubud brachten we door op de fiets. Een mountainbike wel te verstaan. Voor degene die mij niet zo goed kennen: ik ben een nogal eehhh.. onhandig type. Fietsen kan ik wel hoor, maar op een mountainbike over ongeasfalteerde wegen en stijl naar beneden was nogal een dingetje. En voor degene die deze kleine fietszadeltjes heeft bedacht; waarom in godsnaam? Ik had de volgende dag dus gewoon een blauwe bilnaad. Terwijl Ruub, Juul en Kas zaten te genieten van het uitzicht en het aan het einde van de dag zeiden ‘echt een leuke dag te hebben gehad’ bedacht ik mij dat ik nog nooit kramp in m’n handen had gehad. Tot nu. Van het remmen.

Na een avondje chillen in ons fijne huisje was het vroeg bedtijd. Om 2 uur snachts ging namelijk de wekker. We gingen de Batur vulkaan beklimmen om hier vervolgens de zonsopgang te bekijken. Als we sochtends om 2.15 buiten klaar staan staat onze chauffeur ook al klaar. “Pay now. Pay now”. Zegt ‘ie gehaast. We pinnen het gevraagde bedrag en onze chauffeur krijgt een telefoontje. Ineens begint ‘ie te roepen. “Go now. Hurry, hurry. Ooooh goooood. Door close, hurry! Go now. Oh god, oh god”. Nou je snapt, met geknepen billen die auto in. Wat ‘n gek. Hij rijdt vól gas de straat uit en we roepen dat het wel een tandje zachter kan, de vulkaan willen we graag met beide benen beklimmen als ‘t even kan. Zijn paniek en haast begrijpen we pas na een paar minuten. Op de hoek van de straat is een ongeluk gebeurd. Een busje met toeristen is van achteren geraakt door een andere auto – hoogstwaarschijnlijk met dronken chauffeur. Dit busje met toeristen waren de klanten van onze chauffeur, die óók de vulkaan zouden beklimmen. Ze zijn er -behalve waarschijnlijk een dikke schrik en een hersenschudding – gelukkig goed vanaf gekomen. Onze chauffeur wilde bij het ongeluk blijven en dus moest er voor ons wat anders geregeld worden. Na een half uur wachten bracht hij ons naar z’n neef. Deze werd z’n bed uitgetrommeld en bracht ons dan tóch naar de vulkaan. In de auto dacht ik nog dat we zeker de enige idioten waren die in het holst van de dag een vulkaan gingen beklimmen maar niets bleek minder waar. Hónderden toeristen hadden hetzelfde idee als wij. Als een soort mierennest klommen we met z’n allen in 2,5 uur naar boven. De zonsopgang was heel bijzonder en het uizicht niet normaal. Her en der zag je rook uit de vulkaan komen en de zon kleurde de hele lucht rood. Jep, die wekker om 2 uur was het zeker waard. Na de vulkaan bezochten we de hot springs om onze voetjes wat ontspanning te geven.

De volgende dag was het wel weer even welletjes met al die activiteiten. Mountainbiken en een vulkaan beklimmen binnen 24 uur – het zou toch in de krant mogen. Juul en ik gingen winkelen. We hadden zulke leuke etalages gezien, die moésten we beter bekijken. En winkelen is ten slotte ook een goede workout toch? We zijn zo’n beetje alle winkels van Ubud af gegaan en aan het eind van de middag thuis gekomen met elk een tasje. Ubud is leuk, hip én gruwelijk duur voor Aziatische begrippen. Ik slaagde met een jumpsuitje, waar ik toch even over twijfelde. Want 15 euro, ‘t is toch belachelijk dat ze dat durven te vragen? Ik ben inmiddels zo gewend aan die Aziatische prijzen dat ik straks huilend door Australië loop vrees ik.

Na nog een chilldagje in Ubud waarbij Kas en ik een dagje Australië plannen hebben gemaakt – nog maar een paar dagen! – vlogen we dinsdag naar Borneo. We wilden heel graag Orang Oetangs zien, want hoé zeldzaam is het om deze in het wild te spotten? En dus vlogen we voor drie dagen naar Borneo om de jungle in te gaan.

2 augustus – 5 augustus: Borneo

Wederom werden we in het holst van de nacht opgehaald en vlogen we om 6.15 naar Balikpapan. 4 uur later stond onze tourguide ons hier op te wachten. De rit naar de jungle was nog eens 7 uur en dat viel ons allemaal toch een beetje tegen. Maarja, alles voor de Orang-Oetangs. In eerste instantie stelde onze gids voor ‘s avonds nog in een hotel te slapen en pas de volgende ochtend vroeg de jungle in te gaan. Het was namelijk al donker, en we moesten nog op de boot. “Daag, we zijn al de hele dag onderweg, we willen die jungle nu in ook.” Zo gezegd zo gedaan. Savonds om 8 uur stapten we een loeí gammel bootje in – één verkeerde move en je was de lul – en dat de rivier vol krokodillen zat hielp ook niet echt mee voor de ontspanning. Enfin, we hebben het overleefd.

 

Na het slapen op de Chinese Muur, in de grot van de Taman Negara en in de boomhut van Laos zul je denken dat we wel wat gewend zijn. En tóch viel het verblijf in de jungle mij heel erg tegen. Bovenstaande plekken waren basic, maar niet ranzig. Dit verblijf was het toppunt van ranzigheid. De kamers stonken naar riool en urine overheerste, de schimmelplekken waren niet te tellen, de overtrekken waren zwart van het vuil en de keuken… nouja, je snapt het wel. Gelukkig was onze gids állerliefst en deed er alles aan om het ons zo comfortabel mogelijk te maken. Alles kon, alles mocht. Zo merkte hij dat we gek waren op chocolade en dus kregen we chocolade pannenkoekjes als ontbijt.

Na een wat rommelige nacht begon de volgende ochtend ons jungle avontuur pas echt. Dat we Orang Oetangs zouden zien kon niet gegarandeerd worden, ze zijn heel zeldzaam. Maar na een paar meter was het raak. Een mamma met 2 kinderen zat hoog in de boom. Die hele reis van de vorige dag was het meer dan waard, want dit was écht heel vet. Deze apen lijken heel veel op de mens, de letterlijke vertaling van Orang Oetang is dan ook ‘jungle mens’. Wat een enorme beesten.

 

Na de lunch werd onze gids gebeld dat er Orang Oetangs waren gespot langs de rivier. Hier zat een man, een vrouw en 2 kinderen. We waren zó dichtbij. Het mannetje had nog nooit mensen gezien en maakte heel harde geluiden. Iets wat ze alleen doen als ze bang zijn. Na ze een tijdje bewonderd te hebben vond ik het echt tijd om te gaan. Het mannetje wist niet waar ‘ie het zoeken moest van angst en het vrouwtje zat gebogen over haar kinderen heen. Maar bijzonder was het. Het zijn gewoon écht net mensen.

We sloten de dag af met nog een avondwandeling. Hier zagen we nog een vogelspin én het allerliefste wat ik ooit heb gezien. Een klein, donzig vogeltje met de mooiste kleurtjes zat verscholen achter een blad – tegen de regen – te slapen. Het was net alsof ik naar een disneyfilm zat te kijken. Wát schattig.

image

Donderdagochtend bij het ontbijt werden we nog even vergezeld door familie aap en ook een lizzard van 2 meter liep al twee dagen rond het huis. Na het ontbijt verlieten we dit deel van de jungle. We voeren nog met een bootje over de coconutriver, waar we helaas geen Orang Oetangs hebben gespot, maar wél een gigantische krokodil. Na het boottochtje begon onze 7 uur durende autorit weer, terug naar Balikpapan.

In Balikpapan sliepen we nog één nacht, voordat we weer terug vlogen naar Bali. We sliepen in een hotel, wat volgens onze gids een mooi en nieuw hotel is. Een beetje argwanend zei ik nog “laten we maar niets verwachten, misschien is het wel net zo’n bende als het verblijf in de jungle.” Maar de gids had niets te veel gezegd. Zodra we aan kwamen rijden checkte het hotel de auto op een bom en toen dit allemaal in orde was mochten we het hotel binnen lopen. Wat een Walhalla. Kamers zo groot als een balzaal en onze douche had zelfs discolampjes. Helaas konden we er maar kort van genieten, onze gids stond de volgende ochtend om 6 uur stipt weer voor de deur.

We begonnen de dag met een boottochtje door de Mangrove, waar de neusapen wonen – die gekke apen met die grote neus. En ook deze hebben we gezien. Met hele families sprongen ze voorbij. Na twee uurtjes reden we terug naar het hotel. Hier genoten we nog even van het ontbijt. En met genoten bedoel ik ook echt, écht genoten. De donuts, croissantjes, wafels, pannenkoeken en gekookte eitjes gingen allemaal prima naar binnen kan ik je vertellen. Na het heerlijke ontbijt was het dan toch echt tijd om richting het vliegveld te vertrekken, terug naar Bali. Hier gaan we nog 5 dagen optimaal genieten met zijn viertjes, want daarna pakken Ruben en Julia het vliegtuig terug naar Nederland en wij….. Wij gaan door naar Australie.

 

Dag 102-112. Bali (Kuta Beach), Lombok & Gili eilanden (Indonesië)

14 juli – 17 juli. Bali deel 1: Kuta Beach. 

Na ons wekenlang te hebben verheugd was het dan éindelijk zo ver. Ruben – het broertje van Kas –  en zijn vriendin Julia gaan een maand samen met ons door Indonesië reizen en waren een dag voor ons aangekomen. Zo snel mogelijk zijn we door de visumcontrole heen gerend, hebben onze backpacks gepakt en zijn de taxi in gesprongen. Ik vroeg nog aan Kas “denk je dat ze op het strand liggen, of zullen ze op ons wachten in het hotel?”. Kas was volledig overtuigd van het feit dat Ruben en Julia ons op zouden wachten bij het hotel. Uiteindelijk bleken de twee slaapkoppen nog in bed te liggen – het was ook pas 2 uur ‘s middags ;).

This slideshow requires JavaScript.

Anyways. De eerste dag hebben we niet zoveel gedaan. Beetje relaxen op het strand, en vooral heel veel bijpraten. De tweede dag Bali hebben Ruub, Juul en ik de surfplanken gepakt en hebben een surflesje genomen. Dat ging bij mij vooral met vallen en opstaan en had 3 dagen spierpijn als gevolg. Na het surfen liepen we naar een plek waar ze kleine zeeschildpadden uitzetten in de zee. Je ‘krijgt’ hier een baby zeeschildpad in een bakje met water, zet de zeeschildpad vervolgens op het strand en na een tijdje worden ze door de golven meegenomen. Een heel bijzonder gezicht, honderden kleine zeeschildpadjes die een nieuw leven tegemoet gaan.

This slideshow requires JavaScript.

Bali bestaat uit allerlei verschillende populaire plekjes en het was lastig hier een keus uit te maken. Dat hebben we dus ook niet gedaan. Ons Bali avontuur begint hier bij Kuta Beach, maar ook Canggu, Ubud en Seminyak komen later nog aan bod. In Uluwatu verblijven we helaas niet, dus hier zijn we een dagje naartoe gereden op de scooter. Van het ene strandje zijn we naar de ander gehopt en we vielen van de ene verbazing in de ander. Wat een plek. Een beetje magisch bijna. Witte stranden, blauwe zee en overal hippie-achtige tentjes en vrolijke surfers.  We eindigden onze dag bij Single Fin. De mooiste (en waarschijnlijk ook de duurste) beachclub die ik gezien heb tot nu toe. Het terras zit boven het water en terwijl de DJ fijne nummertjes draait, bestellen wij nog maar een biertje.

17 juli – 19 juli: Lombok

’S ochtends om 7 uur staan we klaar voor onze pick-up, welke uiteraard pas om half 8 aankomt. Hadden we kunnen weten. In Azië is tijd niet zo’n ruim begrip en het heeft ook geen zin om je hier druk om te maken. 7 uur is vaak half 8, maar een uurtje of 8, half 9 zou ook zomaar kunnen. Het argument is áltijd hetzelfde: traffic. “So much traffic”. Vaak gebruiken ze dit argument ook op plekken waar we nog nooit traffic gezien hebben, maar daar moet je maar niet over in discussie gaan.

image
Blue Lagoon

Van Kuta Beach rijden we niet in een keer door naar de haven, maar stoppen eerst nog even bij Blue Lagoon. Deze plek staat bekend om het mooie strand en het mooie snorkelen. En mooi was het. Hierna hebben we de boot naar Lombok gepakt. Terwijl de mannen beneden in de verkoelende airco zaten, zijn Juul en ik verplaatst naar het dak. De boxjes werden aangezet, de biertjes uitgedeeld en de zon deed ook vrolijk mee.

Lombok is een wereld van verschil als je net van Bali afkomt. Waar je in Bali door files toeristen heen loopt, kom je ze hier amper tegen. In Lombok hadden we drie dagen de tijd en er waren een aantal dingen die hoog op onze to-do lijst stonden. Zo ook Kuta Beach (die je inderdaad zowel in Bali hebt als in Lombok) en Pink Beach. Bij het noemen van deze laatste schoot de travel agency direct in de lach “we don’t go there, it’s to dangerous” riepen ze. Nee, naar Pink Beach gaan ze niet. Voor geen goud, en dat zegt wat hier. Veel te gevaarlijk. Naar Kuta Beach willen ze ons wel brengen, maar later dan 21.00 uur gaan ze niet terug. Wederom om dezelfde reden, het is hier ’s avonds te gevaarlijk. Even omschakelen na het toeristische en relaxte Bali dus.

This slideshow requires JavaScript.

’S Ochtends vroeg stond onze driver op de stoep die ons een dag overal heen zou brengen. We begonnen de dag in Mataran, de hoofdstad van Lombok. We reden langs de grootste moskee die we ooit hebben gezien en terwijl we langs de mooie rijst & tabaksvelden reden kwamen we uit bij een lokaal dorpje. Hier bekeken we de traditionele huizen, staarden we verwonderd naar de vrouwen die aan het weven waren en keken we lachend naar de spelende kinderen. Als we uitgezwaaid zijn rijden we door naar Mawun Beach. Een klein en relatief onontdekt wit strand met helderblauw water. Juul bekommert zich hier om de straat honden – dat doet ze overigens overal – door ze stiekem wat biscuitjes te geven en de gebroeders Karelse voetballen wat op het strand.

Onze volgende stop is Kuta Beach, maar geen beach-time voordat we iets hebben geluncht. Aangezien we alle vier ontzettende sushi-freaks zijn had Juul onze lunchplek al uitgedacht. We werden een uur lang overladen door de heerlijkste sushi en ik maakte mij stiekem een beetje ongerust over de prijs. Ruub en Juul hadden echter een verrassing voor ons. Deze sushi-hemel hadden we van oma Ria gekregen. Veel te lief natuurlijk, maar wat hebben we genoten!

Rollend zijn we naar het strand gegaan – ik kan mij niet herinneren zó vol te hebben gezeten – voor nog wat laatste zonnestralen. Terwijl Ruub en Kas wat biertjes halen, komt er een jongetje aanlopen die armbandjes verkoopt, je begrijpt natuurlijk: dit gaat helemaal mis. En inderdaad, het jongetje was binnen 1 minuut 4 armbandjes armer, en wij rijker. Maar het bleef niet bij dat ene jongetje. De liefste kindjes liepen af en aan, de één met een nog liever smoeltje dan de ander. Nóg meer van ze kopen ging niet en dus gingen we over op een potje voetbal. De kinderen gierden het uit van het lachen, deden stinkend hun best en kregen na afloop koekjes en een lolly. Pfff, als het kon had ik ze meegenomen.

image

De tweede dag Lombok zijn Juul en ik prima doorgekomen. We hadden een drie uur durende Spa behandeling op de planning staan. Massage, haarmasker, bodyscrub en een manicure en pedicure volgden. Rozig en wel stapte we zo met onze gelakte nagels nog even het strand op en sloten we onze tijd in Lombok af met een pizzaatje op het strand.

19 juli – 22 juli: Gili Air

Aan mooie stranden in Indonesië geen gebrek, want van Lombok gingen we door naar Gili Air. Het kleinste eiland van de drie bekende Gili eilanden. Vanwege het hoogseizoen in Indonesië hadden Juul en Ruub al vrijwel alle accommodaties geregeld. 1 verblijf hadden ze echter aan ons overgelaten: het verblijf op Gili Air. Op de foto’s zag het er verzorgd en relaxed uit en het was nog betaalbaar ook. De ellende begon al bij de receptie. Ik had een vierpersoonskamer geboekt, zodat we met zijn viertjes op 1 kamer konden slapen. Die vierpersoonskamer hadden ze doorgekregen maar 1 van ons was op een andere dorm neergelegd. Een man uit Bejing lag namelijk al op ‘onze kamer’. Lekker dan, wij regelen ook een keer wat. Met handen en voeten hebben we deze Chinees – die 0 engels kon, dus het was nogal een uitdaging – gevraagd of hij naar die andere kamer kon verhuizen. Of hij dat echt wilde weten we niet zo goed, maar hij pakte in elk geval zijn spullen en wij waren gelukkig met onze eigen kamer. Alhoewel, gelukkig? De wc’s waren vies – beetje ranzig zelfs – de douches koud en niet al te schoon, en de kamer was bloedheet. Je kunt best stellen dat ik mij een tikkie schuldig voelde over mijn slechte keuze ;).

Sinds wij onze PADI hebben gehaald, staat het zwemmen met seaturtles hoog op mijn lijstje. Ik vind deze beesten zo fascinerend en bijzonder, dat ik ze dolgraag een keer in het echt wilde zien. We vroegen wat rond op het eiland en het was in no-time geregeld. De volgende ochtend om 8.30 gingen we naar Sea Turtle Heaven, de plek om ze te spotten. Klonk als muziek in de oren, totdat ik om 3 uur ’s nachts ziek wakker werd. Is sowieso natuurlijk helemaal kut, laat staan op deze plek. Ik geloof dat een jongen van 1 van de andere dorms dacht dat ik ladderzat was toen ik op de grond bij de wc’s lag en keek mij twee dagen lang nog argwanend aan. Eeeh ja, sorry man.

Soms wordt mij wel eens gevraagd, “ben je nog niet moe van al dat reizen, verlang je niet naar thuis?” Nou, toen mijn lichaam er ’s ochtends nog een blaasontsteking tegen aan gooide en ik op die stinkende bloedhete kamer lag vond ik het reizen inderdaad best even heel erg klote. Wilde lekker thuis zijn op een schone wc, op een schone kamer, op een fijn bed. Maar deze gedachte was de volgende dag weer weg hoor, geen zorg.

Kas, Juul en Ruub zijn daarentegen wel samen op schildpadden jacht gegaan (en met succes) en ‘s avonds sloot ik toch nog even aan bij de zonsondergang.

22 juli – 25 juli: Gili Trawangan. 

Gelukkig had ik dit verblijf maar 2 nachten geboekt en pakten we de volgende ochtend al de boot door naar Gili Trawangan. Hier had Juul weer iets geregeld en je begrijpt: dat was weer allerfijnst. Dolblij met de airco, onze buiten douche en kingsize bed, waren we toch een beetje verbaasd over het eiland. Dat het toeristischer zou zijn dan Gili Air, daar had men ons op voorbereid. Maar dit is niet meer toeristisch. Dit is ‘tourists-are-taking-over-the-island’. Er zijn slechts 5 momenten per dag waarop je je realiseert dat je op een islamitisch eiland zit. Vooral om 5 uur ’s ochtends realiseer je je dit heel goed. Op dat moment begint het gebed, gaan de speakers van alle moskees op volume 100 en word je ruim een uur vermaakt.

This slideshow requires JavaScript.

Terwijl Ruben hier zijn PADI aan het halen was in drie dagen, vermaakten wij ons ook prima met duiken. Op dag 1 was ik niet gelukkiger te krijgen na het zien van drie seaturtles (ze zijn nog leuker dan in Finding Nemo) en op dag 2 werden we nog een keer verrast door een baby haai.

image

Verder hebben wij op Gili Trawangan vrij weinig gedaan. Deze drie dagen stonden in het teken van beerpong, duiken, slapen en heerlijke middagen op het strand. En natuurlijk: Ruub die zijn PADI heeft gehaald. Vrolijk duikend zullen wij onze Indonesië reis dus gaan vervolgen, dat begrijpen jullie. En dat duik-avontuur beginnen wij met zijn viertjes in Nusa Lembongan, onze volgende bestemming.

Dag 93 -102. Siem Reap (Cambodja), Koh Chang & Bangkok (Thailand)

5 juli – 7 juli: Siem Reap. 

De dag na de Killing Fields besloten we met zijn drietjes – samen met Bart – door te reizen naar Siem Reap. Misschien niet zo’n bekend stadje, maar hier ligt het meest grote en bijzondere tempelcomplex: Angkor. Al dagen, nee maanden, keek ik uit naar dit bezoek. In Nederland was ik namelijk opzoek naar de do’s en dont’s in Azië en zo stuitte ik op de foto’s van Angkor. Die stond bij mij op nummer 1: “Kas, ik moét hier heen”. Ik heb lang moeten wachten, maar eindelijk was het moment daar.

Na een lange busrit kwamen we in de buurt van Siem Reap. Vlak voor de stad had de bus nog twee stops. De tuktuk en taxi chauffeurs kwamen aanrennen en sprongen nog nét niet de bus in om klanten te winnen. Mensen die uitstapten moesten oppassen dat ze niet omver werden gelopen. De officiele stop in Siem Reap werd dan ook iets anders aangepakt. De bus werd achter een hek geparkeerd en zodra het hek op slot was mochten we de bus uit. Pas toen iedereen zijn of haar tas had ging het hek weer open. Klaar om het gevecht met de taxichauffeurs aan te gaan. Wát een gekte.

Eenmaal in ons hostel vroegen we of ze een TukTuk konden regelen die ons rond kon brengen in Angkor de volgende dag. Die hadden ze zeker. “28 dollar for the whole day”. Prima, doen we. Tevreden liepen we ‘s avonds de stad in om wat te eten en te drinken. We hadden niets van dit stadje verwacht en waren allebei verbaasd. Zoveel mooie straatjes! Terwijl we aan een spinazie-appel-chiazaad-limoen-munt-juice zaten en een granolabar weg zaten te knabbelen ging ik tóch nog even aan de TukTuk op straat vragen hoe duur een dagje Ankor was. “20 dollar for the whole day”, vertelde hij mij. Wel verdomme. Kas is teruggesneld naar het hostel om onze tour te annuleren én ze even duidelijk te maken dat het niet oké is ons zo af te zetten. Niet meer dan een brom kreeg hij terug.

Om 4.10 de volgende dag werden we opgehaald door de TukTuk, hij bracht ons de hele dag van tempel naar tempel. Om iets voor 5en stonden we als een stel kleine, enthousiaste kinderen voor Angor Wat. Wachtend op de zonsopgang. Welke uiteraard – what’s new – niet kwam.

This slideshow requires JavaScript.

Het complex is 200 hectare groot. Hoppend van de ene tempel naar de ander dachten we steeds dat het niet mooier kon. Maar dat kon dus wel. We vonden het vooral bijzonder hoe de natuur en de tempels in elkaar zijn gegroeid. Keer op keer hadden we het gevoel in een ander sprookje te zijn beland.

Ook wat eten & koffie betreft is het in Angkor goed geregeld. Aan koffie kraampjes geen gebrek en er was zelfs happy hour! 2 cappu’s en de derde kreeg je gratis – ze zijn hier dól op Happy Hour. Even later brak de lunchtijd aan en gingen we opzoek naar een broodje. Een vrouw kwam met de menukaart aangehuppeld. De broodjes voor 3,5 dollar waren welliswaar hartstikke duur, maar we hadden niet zoveel keus – ook zoiets vreemds trouwens, in Cambodja rekenen ze met de dollar en betaal je ook in dollars. Mijn ultieme blijdschap met het broodje groenten werd bruut verstoord door familie mier. Zij vonden dat broodje toch óók wel heel lekker. Ik was druk bezig om ze ervanaf te halen toen de serveerster zich ermee begon te bemoeien. Met haar dikke vingers door de sla en de tomaten haalde ze de mieren er 1 voor 1 uit. Geen probleem, ben inmiddels wel wat gewend. Afijn, het broodje was best lekker. We vroegen haar de rekening en ze vertelde ons dat de broodjes 5 dollar kostten. “The menu said 3,50 dollar, not 5”, zei ik verbaasd. Ze pakte het menu erbij en verdomd: er stond 5 dollar. Ik snelde naar de stapel menukaarten en viste de menukaart eruit die ze ons gegeven had. Daar stond 3,50 op. Die Cambodjanen toveren steeds weer een andere truc uit de hoge hoed om meer geld te krijgen van toeristen. Ik gaf haar de 3,50 en liep weg. Ze zei er niks van, maar haar gezicht sprak boekdelen.

This slideshow requires JavaScript.

Aan het einde van ons bezoek aan Angkor waren we compleet gesloopt. Twaalf uur lang hebben we rondgehuppeld, duizenden foto’s gemaakt, en af en toe roepend naar elkaar “kom hier, het is hier nóg mooier”. En dan gingen we op een steen zitten. Kijken. Jep, Angkor staat zéker in mijn top 5.

Ons plan was nog een beetje onduidelijk na Angkor. Rijden we verder naar het zuiden van Cambodja of gaan we naar het Noorden? Óf, probeerde Kas voorzichtig, gaan we alvast naar Thailand en pakken we een paar dagen een eiland? Onze vlucht gaat 14 juli vanuit Bangkok, dus we moeten toch die kant op. Alle drie riepen we meteen dat we dat wilden. Even weg uit de hectiek, de drukte en heel even een paar dagen niet reizen. Klonk als muziek in onze oren. Zo gezegd zo gedaan. Ons hostel bood ons bustickets aan naar Koh Chang voor 25 dollar. Argwanend als we inmiddels zijn, liepen we nog even een travelagency binnen. 15 dollar.

7 juli – 11 juli: Koh Chang. 

De volgende ochtend werden we opgepikt door de bus en waren we alle drie toch best een beetje blij dat we weg gingen uit Cambodja. Op de één of andere manier hadden we er alle drie niet een heel lekker gevoel bij, werden moe van al het ‘toeristen afzetten’ en vonden de manier van verkoop heel agressief. Ja; we waren helemaal klaar voor Thailand.

De busrit naar Koh Chang – het Thaise eiland – was nog wel een dingetje. Familie Hippie zat bij ons in de bus en de zoon had een verkeerd visje gegeten de avond daarvoor. Kermend van de pijn lag ‘ie op zijn stoel, de hele rit lang. Na 2 uur was ‘ie er klaar mee. Hij stond op en riep naar zijn moeder: “mom, Im going uit”. En hij stapte resoluut de bus uit. Mamma snelde naar ‘m toe en viste hem net op tijd van de straat. De buschauffer had geen tijd voor dit soort grapjes en had het gaspedaal alweer ingetrapt. Die arme jongen kotste de hele boel onder, en mamma zat rustig achterin. Want je denkt toch niet dat mamma naast haar zoon gaat zitten? Nee, die mag lekker naast een vreemde zitten. Gezellig. Bij de eerste stop zat mamma met haar handen in het haar, “I don’t know what to do!”. Nou, begin eens met naast je zoon te gaan zitten. Wij gaven haar het advies naar het ziekenhuis te gaan in Bangkok, verkeerde vis kan nogal eehhh.. gevaarlijk zijn. Vond ze wel een gedoetje hoor, ze had zich zo verheugd op het eiland. Ach ach.

Bij de grens van Thailand moesten we 1,5 uur wachten op de volgende bus. Een gehaaste Thai pikte ons en 5 anderen op. Hij moest nog wel even stoppen bij de Thaise grens, waar hij nog iemand moest ophalen. Twee Duitsers vonden dat het tijd werd hun ongenoegen te uiten. “Why we wait again? We wait for 2 hours already and we want to go to Koh Chang!”. “I’m also waiting the whole day for you, I have to pick up people”. “We want to go to Koh Chang, just drive now!”, “I’m driving since 6 in the morning, if you don’t like it just get out of my bus”, antwoordde de chauffeur boos. “Aahhh fuck off” riep de Duitse chick pissig. De chauffeur stak zijn middelvinger op en schreeuwde er nog een “fuck you too” tegenaan. Je kunt je dan ook wel voorstellen dat het ongenoegen compleet was toen de chauffeur onderweg nog een keer of 5 stopte om bloemetjes te kopen. Welkom in Azië lieve mensen. Alles is hier mogelijk.

Voor de eerste twee nachten hadden we een hutje aan de zee geboekt. Een lieve Thaise vrouw verwelkomde ons met open armen en een bord met warme rijst. Fijn, we zijn weer in Thailand. De volgende dag deden we niets. De zon was helaas nergens te bekennen maar we hebben ons prima vermaakt met boekjes lezen, spelletjes spelen en filmpjes kijken.

De volgende dag verplaatsten we onze spullen naar een nieuw verblijf aan het strand voor de laatste twee nachten: Pjamas. Hier hadden ze een zwembad en wit strand – in plaats van stenen. Helaas is de zon er vrijwel niet geweest tijdens de drie dagen op het eiland, maar we vonden het helemaal prima. De laatste avond zijn we op stap gegaan met Rachel en Kate. Kate komt uit Thailand en Rachel uit Amerika, maar woont al twee jaar in Nederland. Over een paar weken gaat ze haar inburgeringsexamen doen en ze was nog een beetje onzeker over haar Nederlands. Wat nergens voor nodig is, want haar Nederlands is zó goed. Vooral het roepen van scheldwoorden was haar favoriet “vind ik zó grappig”, riep ze dan. Jep, Rachel is absoluut een aanwinst voor Nederland.

Ondanks het regenachtige Koh Chang hebben we vier prima relax dagen gehad. We hebben zélfs een ochtendje op de bank gehangen en films gekeken.

11 juli – 13 juli: Bangkok. 

image

In een halfleeg busje en met een vrolijke chauffeur zijn we naar Bangkok gereden. Toen Kas en Bart rond 13 een M teken zagen begonnen hun buiken spontaan te knorren. Of de chauffeur niet even kon stoppen bij de Macdonalds. Geen probleem, hij reed wel even door de Drive Thru. Wat een held.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend was het tijd voor CentralWorld: het shoppingcenter van Bangkok. Vooral Bart en ik waren reuze enthousiast en lieve Kas deed vrolijk mee. Echt ruimte in onze backpack voor extra kleding hebben we niet, maar er moest hoognodig kleding vervangen worden. De laundry service hier in Azië is namelijk heerlijk goedkoop maar je krijgt altijd nét iets minder van je kleding terug. Shirts vol met gaten, broeken met scheuren en mijn witte broekje – wie neemt er in vredesnaam dan ook een wit broekje mee tijdens een backpackavontuur – was inmiddels grijs/roze.

image

Deze dag sloten we af bij Nana. Dit keer met een heel enthousiaste Bart en Kas en een Nicky die vrolijk mee deed ;). Nana is dé gogobar area van Thailand – voor de leken onder ons, Google maar eens even – en daar wilden de mannen een avondje heen. Wat een avond. Ik wist niet zo goed wat ik meemaakte en viel van de ene verbazing in de ander. De details zal ik jullie besparen, geen zorg.

Snoeibrak en moe moésten we van onszelf het bed uit om 10 uur om iets van onze laatste dag Bangkok te maken. We begonnen de dag bij Cafe Dexter met een gezond ontbijt en bleven hier een uurtje of twee hangen. We waren niet vooruit te branden. Toch wilden we heel graag nog naar Khao San Road want je bent niet écht in Bangkok geweest als je dit gedeelte hebt geslipt. Omdat lopen te ver was, pakten we een taxi. De afstand die we moesten afleggen was 5km en daar doe je dus gerust 1,5 uur over. Mocht je ooit in Bangkok gaan wonen: koop vooral geen auto, je wordt echt hélemaal gek. Wij zijn de taxi maar uit gestapt en hebben de laatste paar kilometer gelopen.

We liepen in een soort slowmotion door de straten heen – we liepen nog net niet achteruit – toen Kas zei: “grappig, dat lijken Cas en Ralf wel daar”. Ik stormde erop af, want dat léken ze niet alleen, dat waren ze! Maar dit was toch echt wel de laatste keer dat we ze tegen zouden komen. Kas en ik vertrokken de volgende ochtend vroeg naar Bali en dus was dit écht de laatste lunch samen. Ik, samen met mijn vier leukste reismannen :).

Als om 2 uur ‘s nachts de wekker gaat ben ik totaal gedesorienteerd. Maar Kas lijkt daar geen last van te hebben. Hij heeft van die blije glinsteroogjes en kan niet wachten tot we op Bali zijn. Ruub & Juul, we komen eraan!

 

 

Dag 84 – 93. Mui Né, Ho Chi Minh, Mekong Delta(Vietnam), Phnom Penh (Cambodja).

27-28 juni: Mui Né


Veilig en wel aangekomen in Mui Né na de hellse treinrit, lagen we tevreden om 12 uur ‘s nachts in bed. Dat we de volgende ochtend bizar vroeg een trip hadden geboekt leek op dat moment nog best een prima idee. 3,5 uur later was het tijd om weer op te staan – en ja, dit voelde toen ineens als een heel slecht plan. Om 4 uur werden we opgepikt door een busje die ons naar de zandduinen zou brengen en waar we de zonsopgang konden zien. Eenmaal aangekomen bij de zandduinen werd het langzaamaan lichter en waren de witte zandduinen inderdaad een bijzonder fenomeen. Maar die zonsopgang? Die hebben we niet gezien. Na de witte zandduinen zijn we doorgereden naar de rode zandduinen. Ook mooi, maar mássa’s mensen. Een foto maken zonder toerist bleek nogal een opgave. Dat neemt overigens niet weg dat toeristen geen foto’s van óns konden maken. Chinezen liepen wederom voor ons met selfiesticks om zo ‘onopvallend’ foto’s van ons te maken. Één Chinees meisje gooide het weliswaar over een andere boeg. Zij bleef maar rondjes om ons heen lopen terwijl ze aan het filmen was. Af en toe vroeg ze ons dan te zwaaien, of er een peaceteken tegen aan te gooien.

Nadat we de bus waren ingevlucht en mij afvragend wat ze in vredesnaam met dat filmpje gaat doen, reden we weer een stukje verder. Dit keer naar een riviertje en een vissersdorpje. Vooral dit laatste vonden wij heel fascinerend om te zien. Tientallen mannen die trots met bákkenvol vis uit de zee kwamen lopen. Vrouwen zaten op het strand de goede vissen eruit te halen en peuzelden af en toe een rauw visje weg. Fantastisch vonden ze het dat Kas en ik foto’s van ze maakten. Met twinkelende ogen lieten ze trots de vangst van de dag zien.

image

Na deze vroege ochtendtour zijn we gaan relaxen op het strand. Zonder zon weliswaar, maar dat mocht de pret niet drukken. Na de treinreis van de dag daarvoor en de paar uur slaap waren wij meer dan tevreden met dit relaxmomentje.

29 juni – 1 juli: Ho Chi Minh

Mui Né staat bekend om de zandduinen en bestaat verder uit 1 straatje en een strand. Om deze reden besloten we de volgende dag met de bus door te reizen naar de hoofdstad van Vietnam: Ho Chi Minh. Deze sleeperbus van 6 uur was een verademing na de treinreis en beschikte tot onze verbazing zelfs over een werkende WiFi. We hadden de meest verschillende verhalen over Ho Chi Minh gehoord, maar over 1 ding waren ze het allemaal eens: ‘wát een drukte. De meest drukke stad die je zult zien tijdens je reis en het is daar onmogelijk om over te steken’. Misschien komt het doordat we ons hadden voorbereid op het ergste, maar het viel ons allemaal reuze mee. Natuurlijk was het chaos, maar waar is het dat niet in Azië? En oversteken is, net zoals in Hanoi, een opgave. Maar: oefening baart kunst. Al zigzaggend trotseren Kas en ik inmiddels het verkeer.

Om de stad een beetje te verkennen liepen we na aankomst een rondje en sloten we af bij Pasteur Brewing Company. Klein straatje in, donker steegje door, smal trappetje op en we arriveerden bij het liefste, kleinste en gezelligste biertentje. Hier genoten we samen intens van de speciaalbiertjes. Na drie maanden lokaal bier was dit echt een feestje, vooral Kas begon helemaal te glimmen.

This slideshow requires JavaScript.

Vlakbij de stad liggen de Cu Chi tunnels. Tijdens de Vietnam oorlog hebben de slimme Vietnamezen allerlei ondergrondse tunnels gebouwd om zo de Amerikanen keer op keer te slim af te zijn. Terwijl we onze bus parkeerden tussen de tientallen andere bussen, was het tijd om in een rij van 60 onze tickets te laten checken. Eenmaal bij de tunnels waren de toeristen niet meer te tellen. Ik stond achterin op mijn tenen om een blik op te vangen van hetgeen er te zien viel terwijl onze gids ons van alles leerde over de Vietnam oorlog.

This slideshow requires JavaScript.

Middenin de stad zit het War Museum, dat ook over deze oorlog gaat. De volgende ochtend hebben we hier ruim 2 uur doorgebracht. Dit keer op ons eigen tempo, met niet teveel mensen en wederom hebben wij ons verbaasd over de gruwelijkheden van de oorlog. Vooral omdat ik mij heel goed realiseer: deze verschrikkelijke dingen gebeuren vandaag de dag nog steeds.

Na het War Museum brachten we een bezoekje aan The Workshop – voor de lekkerste koffie – en sloten we deze dag af in de bioscoop. De stad was zo warm en we hadden ontzettend veel zin om op een chille stoel te kruipen en een filmpje te kijken. Net zoals thuis.

1 juli – 2 juli: Mekong Delta 

Op 2,5 uur rijden van Ho Chi Minh ligt de Mekong Delta. De Mekong achtervolgd ons al sinds Thailand en er lijkt maar geen einde aan te komen. De Mekong Delta bestaat uit allemaal kleine eilandjes, waar heel veel kleine takjes van de Mekong doorheen lopen. De mensen hier leven op het water – letterlijk. Een tweedaagse Tour liet ons kennismaken met de Mekong delta en haar inwoners. Op kleine bootjes peddelden de vrouwen ons over de riviertjes en lieten ons trots de omgeving zien. Maar na afloop moesten we wel even een tip geven, vertelde onze gids. We bezochten ook een bijenfarm, konden heerlijk een uurtje relaxen in de hangmat, vaarden nog een stukje over de Mekong en mochten zelfs nog even met een Python op de foto – daar ben ik even afgehaakt. En bij elk gedeelte kregen we te horen: denk aan de tip!

This slideshow requires JavaScript.

De tweede dag was het wederom vroegdag en bracht onze boot ons naar de floating market. Eigenlijk waren we daar een beetje laat voor, het was immers al 7 uur. En dan zijn de lokals al uren up & running en de boodschappen al lang en breed gedaan. De Tour sloten we af met een barbecue – gezellig met gebraden ratten, slangen en kikkertjes – om vervolgens terug te rijden naar Ho Chi Minh. En natuurlijk sloot onze gids af met de woorden ‘vergeet mij vooral geen tip te geven’.

image

Inmiddels waren Cas en Ralf ook aangekomen in Ho Chi Minh. Zij hadden wat meer tijd besteed in andere plaatsen en we hadden elkaar alweer een tijdje niet gezien. We hadden samen één avond in de stad welke we vrolijk biertjes drinkend hebben doorgebracht.

Met volle snelheid en weinig rust zijn we door Vietnam heen gereisd. Op 14 juli vliegen we namelijk van Bangkok naar Bali en dus moesten we ons een beetje haasten. Zondag was het dus alweer tijd om Vietnam gedag te zeggen. Ook hier hebben wij ons wederom verbaasd over de mooie natuur, maar we vonden het wel héél toeristisch.

3-4 juli: Phnom Penh (Cambodja).

Zondag kwamen we aan in Phnom Penh – Cambodja – met de bus en bracht taxi-chauffeur Bora ons naar ons hostel. Wat we maandag gingen doen, vroeg hij toen we bijna waren gearriveerd. “We denken naar de Killing Fields en het museum”, zei ik in mijn enthousiasme. Nou, Bora kon ons wel even heen en weer brengen voor 25 dollar. Dat wij nog niet wisten of we dat wilden, vond hij maar een beetje vreemd. “No problem. I bring you”. Ook bij het hotel hebben we hem nog 20x uitgelegd dat we nog niets zeker weten en dus geen afspraak met hem willen maken. “I bring you, 9 o’clock”. En dan verlies ik m’n geduld met zo’n man. Wegwezen. Wanneer we de volgende ochtend buiten aan het ontbijt zitten komt ‘ie aanrijden “I bring you now?”. Nee, je brengt ons nergens naartoe, we wíllen niet met de taxi. “Sorry Bora, but no thank you’. ‘Who not? Come, I bring you’. Zo opdringerig hadden we ze nog niet meegemaakt, zou het iets Cambodjaans zijn?

Uiteindelijk zijn we in een tuktuk en zonder Bora naar de Killing Fields gereden. Een paar minuten voordat we aankwamen kwam er een andere tuktuk naast ons rijden en hoorden we ; “kijk nou! Dat is toevallig”. Staat Bart in een keer naast ons. Bart hebben we twee maanden geleden leren kennen in de jungle van Maleisië en nu stond ‘ie ineens naast ons. Een van de dingen die reizen zo leuk maakt.

This slideshow requires JavaScript.

Samen hebben we de Killing Fields en de bijbehorende gevangenis, S21, bezocht. Van te voren hadden we al begrepen dat het een heftige dag zou worden. Veel mensen haakten na de Killing Fields af, omdat ze de gevangenis daarna te heftig vinden. Bij de Killing Fields kregen we een Nederlandse audio en zo liepen we met z’n drietjes rond. Terwijl een Nederlandse meneer mij over alle gruwelijkheden vertelde, liepen we over de plekken waar het allemaal gebeurde. In 1975 kwam de Rode Khmer aan de macht, met Pol Pot aan het hoofd. Hij was van mening dat ze weer met het jaar 0 moesten beginnen en alle geleerden moesten uitmoorden – klein detail hierbij is dat Pol Pot zelf een uitstekende opleiding had gevolgd. Hier hoorden ook de mensen bij die een bril droegen, een boek tot hun beschikking hadden of een dagboek bijhielden. Laat staan dat je een vreemde taal sprak! Of zoals de audio-meneer zei: ‘alle mensen met zachte handen’. In totaal is 1/4 van de bevolking vermoord. En hoe. Allereerst werden ze dagen, weken en soms maandenlang gemarteld om vervolgens vermoord te worden. Bij vrouwen en kinderen ging dat net even wat anders. Kinderen werden tegen een boom geslagen, net zolang totdat de hersenen eruit lagen. De dure kogels wilden ze sparen. De moeders werden gedwongen toe te kijken. Vrouwen werden naakt vermoord, maar werden vaak eerst nog verkracht. Om vervolgens zowel kind als vrouw in het massagraf te dumpen. Een deel van de massagraven hebben ze leeggehaald en alle botten en schedels hebben ze als eerbetoon achter glas staan. Het andere deel van de massagraven hebben ze gelaten zoals het is, zodat de slachtoffers kunnen rusten. Her en der zie je nog een bot, een tand of een stuk kleding liggen.

Aan het einde van de tour vertelt deze man mij dat er meer genocides hebben plaatsgevonden in de wereld. Neem bijvoorbeeld de Joden tijdens de 2e Wereldoorlog. “En toch gebeurt het weer. En weer. Ik hoop dat iedereen naar de Killing Fields komt en zich realiseert dat zoiets niet nog een keer mag gebeuren. Laat deze geschiedenis zich alstublieft niet herhalen”. Ik hoop het ook meneer. Verdomme, ik hoop met heel mijn hart dat zoiets nooit meer gebeurd. Maar waarom geloof ik daar niet in?

Deze dag hebben we met elkaar afgesloten met een biertje. Damn, wat een emotionele, rare dag. Om 9 uur lagen we in bed, maar ik kon de slaap niet vatten. Er spookte nog zoveel door mijn hoofd, en ik had nog zoveel vragen. Waarvan 1 er steeds terug komt: “Waarom?”

Dag 75- 84. Hanoi, Halong Bay & Hoi An (Vietnam).

17 juni t/m 21: Hanoi. 

Samen met Ralf en Casper – twee Nederlandse jongens die we op de boot hebben leren kennen – vlogen we naar Vietnam. Land nummer 7! We hebben op het vliegveld van Hanoi langer op onze visums moeten wachten dan dat we hadden gevlogen. Ook een taxi uitzoeken nam nogal wat tijd in beslag. Het hotel dat ons zou komen ophalen was nergens te bekennen en dus besloten we zelf maar iets te regelen. Nou, dat was nog wel een opgave. We zijn heel wat taxi’s in en uitgestapt – de bedragen die ze vroegen waren veel te hoog – en ik had zomaar het idee dat die locals het maar wat grappig vonden.

De kennismaking met Vietnam verliep dus niet heel soepel. Door het ‘toeristen plagen’ begonnen de Vietnamezen bij mij op -1 achterstand. Geen zorg, daar kwam al snel verandering in zodra we het hotel kwamen binnen lopen. Wat een lieve mensen. Ze kwamen daarnaast met het nieuws dat ze ons geüpgraded hadden. We kregen een kamer met twee kingsize bedden – waarom ook niet? – en een eigen dakterras. Dit werd drie nachten príma vertoeven.

Na een snelle douche en springend van het ene bed op het ander – waarom zullen ze het er anders neergezet hebben? – liepen we samen met Casper en Ralf naar de ‘bbq en bierstraat’. En dat lopen is nog wel een dingetje hier in Hanoi. Scooters zijn overal en de enige verkeersregel die ze hebben is zoveel mogelijk toeteren. Overal en naar iedereen. Alle inwoners zitten ‘s avonds op hun stoeltje buiten te eten en in de ‘bbq en bierstraat’ was het niet veel anders. We zaten nog niet op ons krukje of een vrouw met een microfoon en cameraman kwam naar ons toesnellen. Of we niet iets over het EK konden vertellen. Ze was sportjournalist voor de tv en was opzoek naar westerse mensen. We hebben haar een paar keer duidelijk gemaakt dat ons land helaas niet mee speelt, maar dat scheen haar niet veel uit te maken. Ik sprong mooi even áchter de camera – want ik en voetbal…. ach – en liet de mannen het woord doen.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend had Kas wat problemen met z’n maag en besloot ik alleen de stad in te gaan. De sfeer in Hanoi is zo relaxed, leuk en fijn en het stikt er van de leuke koffietentjes en restaurants. Je kunt hier uren en dagen rondlopen zonder je te vervelen. Het oversteken is weliswaar met gevaar voor eigen leven en zo gebeurde het dus ook dat er een moment kwam dat er wel 20 scooters om mij heen stonden. Het was een merkwaardig punt waar drie wegen veranderden in 1 – en oké ik liep een beetje te dromen. Ik stak over en ineens kwamen er overal scooters vandaan. Best even schrikken maar gelukkig konden de bestuurders er de lol wel van in zien, sterker nog: ze zaten smakelijk te lachen. Zo’n blondine met 3 meter been die denkt even over te steken.

21 juni t/m 23 juni: Halong Bay

This slideshow requires JavaScript.

Op vier uur rijden van Hanoi ligt het mooie en bekende Halong Bay. En dus reden we hier maandag naartoe. We hadden een drie daagse boottrip geboekt welke ons langs de mooiste plekjes van Halong Bay zou varen. Voordat we de bus in stapten kregen we te horen dat we waren geüpgraded naar een vier sterren boot – dat upgraden is wel een rode lijn binnen onze reis vind je niet? – maar verzochten ons vriendelijk hier niets over te vertellen tegen de medereizigers. Maar natuurlijk. Met een klein bootje werden we naar onze boot gebracht en werden we verwelkomd met een wel heel bijzondere lunch. We hadden een buffet in gedachten – met ons hoofd nog bij de 0-sterren cruise – maar ons stond geen 2, geen 3, geen 4 maar een víjf gangen lunch te wachten.

Ook met de kamers was niets mis. Een goed bed, een stortdouche en zelfs aan airco was gedacht. Vrijwel direct na de lunch zijn we gaan Kayakken en het is gewoon bijna onvoorstelbaar hoe mooi het is. ‘S avonds kregen we wederom een 5-gangen diner voorgeschoteld en we sloten de avond al biertjes drinkend af op het dek. En die biertjes dronken we niet zomaar. Nee, er moest namelijk hóógnodig geproost worden. En wel op het nieuwste, kleinste familielid. Op de boot kregen wij namelijk te horen dat het kindje van Roos en Michiel is geboren en dat maakt ons tante en oom. En trots. Heel trots. Want je wist het misschien niet: maar het is het knapste jongetje van de wereld.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend werden we vriendelijk verzocht om voor zevenen aan het ontbijt plaats te nemen want om 7.30 begon de excursie naar de grotten. Het werd een hike, dus werden wandelschoenen sterk aanbevolen. Ralf en Cas hadden helaas het ontbijt gemist en daarmee ook de boot naar de grotten. Gelukkig werden ze een paar minuten later alsnog hiernaartoe gebracht. Alhoewel..gelukkig? In de grot liepen tientallen, nee honderden toeristen. Die hike was een lullig trappetje naar boven en vrolijk vertelde onze gids over de vormen van de grot en wat het allemaal voorstelt (een oude mam, een kussende vrouw, een schildpad, etc). Gelukkig hebben ze daarna alles weer goed gemaakt. Een kleiner bootje bracht ons namelijk naar Cat Ba Island, een paradijsje tussen alle rotsen. Cat Ba bestaat uit een hagelwit strand, blauwe zee, een paar hutjes en 1 restaurant. Je begrijpt: de rest van de dag deden we hélemaal niets.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend was het gedaan met de pret en werden we weer afgezet aan de kust. Het was tijd om Cas en Ralf gedag te zeggen en ons klaar te maken voor een lange, lange reisdag. Deze begon met een 4 uur durende busrit terug naar Hanoi, 4 uur wachten op de trein en een 15 uur durende treinreis naar Hoi An. Aan slapen in de trein zijn we inmiddels redelijk gewend en de bedden waren redelijk comfortabel. Desalniettemin ben je na zo’n reis redelijk gesloopt. De laatste paar uur deelden we de coupé met 2 meiden uit Vietnam. Met handen en voeten konden we met elkaar communiceren en apetrots waren ze toen we foto’s maakten van de uitzichten. Zodra we bij ons eindpunt waren hielpen ze ons met de backpacks en zwaaiden ons nog even na.

23 juni t/m 26 juni: Hoi An

Iedereen die we hebben gesproken was dól enthousiast over Hoi An. ‘Een stadje om verliefd op te worden’, ‘zo romantisch’, ‘leukste plek van Vietnam’. Toch hadden we ons niets bij Hoi An voorgesteld, of ons ook maar ergens op verheugd. Dat is 1 ding dat we hebben geleerd tijdens onze reis: dan kan het alleen maar tegenvallen.

image

In Hoi An hadden we een Homestay geboekt. We werden opgehaald van het treinstation en bijna knuffelend ontvangen. Een drankje stond al voor ons klaar en trots liet ze ons de kamer zien. Na het warme ontvangst hebben we tóch nog even een siësta gehouden – slapen in de trein is oké, maar toch breekt het je op.

‘S avonds liepen we naar het ‘oude centrum’ en aten we bij Nu Eatery. Mocht je een keer in Hoi An zijn, dan moét je hier naartoe. Mensen stonden in de rij te wachten op een tafeltje, en na afloop begreep ik waarom. Nog nagenietend van het eten liepen we terug naar het hostel. Overal mensen, de mooiste winkels en in alle bomen gekleurde lampionnen. Eenmaal in onze kamer lagen er koekjes op bed en een briefje waarop ze ons ‘a goodnight’ wenste. Wat een schat.

Vrijdagochtend stapten we op de fiets – want fietsen doet iedereen hier in Hoi An – en gingen we naar het strand. Het idee dat we naar het strand konden fietsen in een half uurtje maakte mij zo blij als ‘n kind. De stranddag was voor ons allebei het ideale relaxmoment. Je zult het namelijk bijna niet geloven, maar reizen is best vermoeiend. Deze fijne dag sloten we af bij The Hill Station waar ze kaasplankjes en rode wijn hadden. Waren we zomaar even in Parijs.

Zaterdag liepen we een dagje door de stad en liepen we van het ene leuke koffietentje naar het ander. En ook aan smoothies met chiazaad en verse yoghurt geen gebrek – voor degene die mij kennen weten hoe gelukkig ik daar van word. De mensen die zeggen verliefd te zijn geworden op deze stad.. ik geef ze geen ongelijk. Deze stad heeft alles dat je nodig hebt, plus een beetje extra.

Ik had helemaal geen zin om weg te gaan uit Hoi An. Ik kon hier nog dagen, misschien wel weken blijven. En toch was het zondagochtend tijd om gedag te zeggen tegen deze fijne stad. Met een verrassingspakketje van onze Homestay – want we hadden zo’n lange reis voor de boeg – stonden we om 6 uur op het treinstation. Onze trein vertrok om 7 uur en naar verwachting zouden we om 22 uur aankomen in Mui Né. We hadden ons voorbereid op een barre tocht, want we hadden gekozen voor een 6-persoons coupé en wij hadden de bovenste bedden. Of nouja, gekozen… Het waren de laatste 2 bedden. En de trein was nu eenmaal het goedkoopst.

This slideshow requires JavaScript.

In onze coupé verbleef een familie met 5 kinderen. De bovenste bedden zaten nog nét niet tegen het plafond aan en we konden ons er net onder wurmen. De bedden waren plankjes en zitten kon dus niet. Op je zij liggen was al een heel avontuur, straks kwam je nog klem te zitten. En dan heb ik het nog niet over het wc avontuur. Kijk, dat de wc’s vies zijn, daar maken wij geen enkel punt meer van. Neus dicht en hangen maar. Nee, het avontuur bestond uit je bed uit klimmen, en er weer ín zien te komen. Terwijl je je in je bed probeert te proppen, na eerst 10x op benen en tenen te hebben gestaan van de onderburen, moet je ook nog de muizen zien te ontwijken. Ja heus. Zodra de trein om 22.30 arriveerde waren we beiden meer dan blij en opgelucht, bijna rennend kwamen we de trein uit.

Mijn opa zei altijd ‘echte reizigers zeuren niet’. En we hebben naar ‘m geluisterd. We hebben gelachen, en hard ook. We wilden tenslotte zelf goedkoop reizen. Dan zul je ‘m krijgen ook.

Dag 67-75. Pak Beng, Luang Prabang, Vang Vieng & Vientiane (Laos)

9 juni: Pak Beng

Na de Gibbon Experience wilden we naar Luang Prabang en besloten dit met een 2 daagse boottocht over de Mekong te doen. Met Franzie en Daniel – waarmee we de Gibbon Experience hebben gedaan – klikte het goed en dus besloten we een stukje samen te reizen. In de boot stonden busstoelen en in eerste instantie hadden we prima de ruimte. Toen bleek dat alle stoelen bezet waren en er nog een groep van 30 buiten stond te wachten gingen ze in de weer met nieuwe busstoelen. Er werd geschoven en met een beetje passen en meten hoefden er uiteindelijk maar 10 mensen te staan. Het was tenslotte maar een bootritje van 7 uur. Al met al viel het mee. Op de boot zaten alleen maar reizigers en met name de Spanjaarden, Schotten en Engelsen voerden de boventoon. Het verbaasde ons dus ook niet dat binnen een uur iedereen vrolijk stond te borrelen en te roken.

De boot stopte die avond in Pak Beng, vanuit hier ging de boot de volgende dag weer verder. Pak Beng bestaat uit 1 straatje en is volledig afgestemd op de boot. Want je denkt toch niet dat de boot er écht 2 dagen over doet? Dat kan heus in 1 dag. De overheid vond het echter een goed plan om de stop in Pak Beng te maken, zodat ook deze inwoners aan het toerisme kunnen verdienen. Zodra de boot aankomt staat iedereen klaar met kamersleutels, liggen de vers gebakken croissants op de toonbank en is de koffie warm. Wanneer de boot vertrekt, sluit iedereen de hotels en restaurantjes weer en is het een idyllisch straatje.

De volgende ochtend besloten we vroeg naar de boot te gaan om zeker te zijn van een plekje. Twee jongens uIt Chili maakten zich hier niet zo druk om. De boot vertrok om 9 uur en deze fijne gasten kwamen om 8.50 aanhuppelen met een behoorlijk katerhoofd. 1 van deze twee bedacht om 8.55 dat ‘ie tóch nog een ontbijtje nodig had en huppelde vrolijk nog even het ‘dorpje’ in. Dat vervolgens de hele boot op hem zat te wachten maakte hij goed met een gulle glimlach en een kleine buiging.

This slideshow requires JavaScript.

Die slimme Aziaten hadden gelukkig van 1 boot 2 boten gemaakt en zo konden we bijna liggend genieten van de boottocht. Dat genieten sloeg aan het einde even om in lichte paniek. De stroming op de Mekong is sterk en pardoes stopte het stuur van onze kapitein ermee. De bemanning wist niet hoe snel ze de zwemvesten aan moesten trekken – want dat zwemmen is nog wel een dingetje – en ook de locals op de boot raakten in paniek. Doordat de kapitein niet meer kon sturen, kon hij niet meer doen dan toekijken terwijl onze boot werd meegesleurd in een draaikolk en ons tegen de rotsen aan sloeg. Gelukkig was daar de tweede boot die nog prima in orde was en bracht onze boot naar de kust. De opluchting was van de gezichten af te lezen en een uur later was de boot gemaakt en konden we verder.

10 juni -13 juni Luang Prabang

De stad Luang Prabang had meteen een heel fijne sfeer. Overal hingen lichtjes en lampionnen in de bomen en op elke hoek van de straat kwamen we wel weer iemand tegen van de boot. Voor het eerst hadden we echt het gevoel niet meer ‘alleen’ te reizen.

This slideshow requires JavaScript.

De volgende ochtend besloten we met zijn vieren scooters te huren en naar de watervallen te rijden – uiteraard had iedereen van de boot hetzelfde idee dus het was wederom groot vermaak. De rit ernaartoe was zó mooi, ik verbaas mij nog steeds elke minuut over de mooie natuur van Laos. De watervallen waren het bezoek meer dan waard.

image

In Luang Prabang – en omgeving – leven veel monniken. ‘S ochtends bij zonsopgang gaan de monniken de straat op om eten te halen. Lokale inwoners zitten om half 6 aan de rand van de weg met eten om dit vervolgens aan de Monnikken te geven. Ook wij hadden een schaal met eten gekocht en zaten braaf om half zes te wachten. Met een lange broek en een shirt dat mijn schouders bedekt zat ik nog even de regels door te nemen die ik had gelezen: kijk ze niet in de ogen aan – want ze zitten in hun meditatie – zorg dat je altijd lager bent dan de monnik en zit dus op de grond, praat niet en gebruik geen flitser. Voordat we het wisten kwamen er tientallen monniken aanlopen met grote bakken waar we het eten in konden doen. Het voelt zo onnatuurlijk om iemand iets te geven en niet aan te kijken. En dus, nouja, deed ik dat een paar keer per ongeluk. Maar ik was de enige niet, zij keken mij óók aan en glimlachten zelfs naar me. Hé maar dat stond niet in de regels. Het was bijzonder om zoveel monniken bij elkaar te zien en getuige te zijn van dit ritueel, maar of ze nou ook echt in hun meditatie zaten? Ik vraagt het mij af. Toen we diezelfde dag zaten te lunchen las ik een stukje over dit fenomeen waarin ze vragen alsjeblieft geen eten voor de monniken te kopen. Dat is het werk van de locals en niet van de toeristen. Wij dachten respect te tonen door juíst iets voor ze mee te brengen. Tsja, soms is het lastig het goede te doen in een geheel nieuwe cultuur.

13 juni – 14 juni Vang Vieng

Maandag hebben we een privé busje gepakt naar Vang Vieng, best luxe zo met z’n viertjes reizen! De rit was 4 uur en met mijn zwakke blaas red ik dat uiteraard niet in 1 keer. Ik keek onze chauffeur Pan lief aan en vroeg of hij niet ergens kon stoppen. Jawel: hij stopte wel even bij een marktje. Ik verheugde mij op het toilet, maar óók op het marktje. Wie weet hadden ze wel fruit of iets anders lekkers. Niets bleek minder waar. Deze markt was om te húilen. En nee, niet omdat de groenten en fruit die ze verkochten er slecht uit zagen. Wás dat maar het geval. Op deze markt lagen honderden hoorns van neushoorns, aapjes aan kettingen, schildpadden met z’n 20en in een hokje, berenkoppen, beren ballen (ja sorry, ik heb het ook niet bedacht), berenpoten, geitenkoppen.. Echt waar, je kan het zo gek niet bedenken en het ligt er. Ik werd gek. Kas had zijn camera al in de aanslag maar daar staken deze mensen mooi even een stokje voor. Zo slim waren ze dan wel weer. Deze dingen zie je vaker in Azië. Echt, als je nog niet vegetarisch bent dan word je het hier wel. Geloof mij maar.

This slideshow requires JavaScript.

Enfin. We zijn uiteindelijk veilig en wel aangekomen in Vang Vieng. Bij aankomst was het allereerst lastig een hostel te vinden dat níet volledig in het teken staat van het partyen. Deze missie is niet helemaal geslaagd en onze nachtrust was niet al te best, maar we zijn inmiddels wel wat gewend.

Vang Vieng staat bekend om het tuben (met banden de rivier over en alle kroegjes af) en om de hoeveelheid doden die hierbij vallen. Sommige mensen zijn zo dronken dat ze zelfs verdrinken in een rivier van een halve meter. De eerste avond besloten Kas en ik eens een kijkje te nemen in de Sakura Bar en ineens wisten we waar alle toeristen na het tuben heen gaan. Ik heb nog nooit zoveel gekken bij elkaar gezien. Zo weinig mogelijk kleding – terwijl er toch echt overal borden op straat staan waar ze vriendelijk verzoeken rekening te houden met de cultuur van Laos – en hoe lammer hoe beter. Het was fascinerend. We hebben wel 6 mensen naar buiten gedragen zien worden omdat ze niet meer konden lopen. Totaal van de wereld en sommige mensen al kotsend op de stoep aan hun lot overgelaten.

In Vang Vieng is eigenlijk niet veel meer te doen dan drinken en tuben maar na een beetje zoek en vraagwerk kwamen we uit bij een Kayak tour. De volgende ochtend scheen wederom het zonnetje – van het regenseizoen in Laos hebben we níets gemerkt – en peddelden vrolijk door de mooie rivier. Wederom waren we verbaasd over de natuur, het is zó onvoorstelbaar mooi. Ja sorry, het is echt mooier dan alle landen bij elkaar die we tot nu toe gezien hebben.

15 juni – 17 juni Vientiane
En van Vang Vieng reden we door naar Vientiane, de hoofdstad van Laos. We vonden hier een schattig hostel dat gerund wordt door een familie. De bedden waren hard, het ontbijt niet te eten, maar die mensen.. Alles wordt voor je geregeld, zelfs het printen van 10 documenten gebeurd gratis en met alle plezier. Ja. Laos is niet alleen het mooist, maar de inwoners zijn ook het allerliefst.

This slideshow requires JavaScript.

In Vientiane bezochten wij Cope. Geen idee wat ik mij daarbij moest voorstellen, want ik had mij niet in gelezen. De ochtend begon met een video waarin werd uitgelegd wat Cope doet en waarom. Tijdens de Vietnamoorlog lag een heel belangrijke route voor de Vietnamezen in Laos: de Ho Chi Minh route. Omdat ze via deze weg belangrijke spullen vervoerden, bombardeerden de Amerikanen deze route. Maar ook wanneer ze met vliegtuigen over Vietnam vlogen om bommen te gooien, kwam het regelmatig voor dat ze nog bommen over hadden. Landen met deze bommen was voor hun geen optie, te gevaarlijk. En dus lieten ze het los boven Laos. Zo geschiedde het dat Laos het meest gebombardeerde land ter wereld is ondanks dat niemand ooit de oorlog aan ze verklaard heeft.

Veel bommen liggen vandaag de dag nog onder de grond en vormen een grote bedreiging voor de omwonenden. Laos telt 46 gebieden, 41 hiervan hebben te maken met deze bedreiging. De boeren hebben 2 opties: het land op met gevaar voor eigen leven, of dood gaan van de honger. We zagen vaders en moeders die een vuurtje aan het maken waren, en geen idee hadden dat hieronder een bom lag. Die nu blind zijn of armen zijn verloren, geen toekomst meer hebben en hun kinderen nooit meer kunnen zien of vasthouden. Kinderen die aan het spelen waren in de tuin en nu geen beentjes meer hebben. Of er gewoonweg niet meer zijn. Cope helpt de mensen die gewond zijn geraakt en helpt ook de bommen te zoeken en onschadelijk te maken. Helaas is dit een project van járen en is deze nachtmerrie nog lang niet voorbij.

Ik was redelijk ontdaan van deze verhalen. Al 1,5 week waren we aan het spelen en feest aan het vieren in Laos en we hadden geen idee dat zoiets groots en verdrietigs zich hier afspeelt. Een land zo mooi als Laos heb ik nog niet eerder gezien. Maar het is ook een land met de meest bijzondere inwoners: zoveel angst, zoveel verdriet en dan toch zo blij, lief en gastvrij. Daar kunnen wij verwende Nederlanders nog heel wat van leren.

image

Twee weken geleden waren het nog vreemden, inmiddels zijn het echte vrienden geworden. De lieve Daniel en Franzie. Ontbijten, lunchen, avondeten, excursies.. álles hebben we de afgelopen weken samen gedaan. En toen kwam het punt van gedag zeggen. Zij naar de Filipijnen, wij naar Vietnam. Op naar Hanoi!

Dag 57 – 66. Chiang Rai, Chiang Khong (Thailand) & Huay Xai (Laos)

31 mei t/m 2 juni: Chiang Rai.

Na Chiang Mai kun je best stellen dat we een beetje verwend waren. Deze stad stikte namelijk van de leuke koffietentjes, het lekkere eten en de schone en betaalbare hostels. Dat Chiang Rai daarom een beetje tegenviel was dus echt de schuld van Chiang Mai. Bij aankomst moesten we allereerst hoognodig wassen. In Nederland houdt dit in dat je meeste kleding vies is. Maar hier betekent het dat je écht niets meer hebt om aan te trekken. Dat viezige shirt waar je al vier dagen in loopt wás al vies en tsja, soms wordt ondergoed stiekem voor 1 dag binnenstebuiten gekeerd – gadver zeg, is dit nog steeds dezelfde ik? Anyway. Deze opdracht bleek nog aardig lastig want van wasserettes hadden ze hier niet gehoord. Gelukkig vonden we 1,5 km verder onze redding. We moesten hiervoor wel diep in de buidel tasten want het kostte potdikkie 4 euro voor alle was. Tsja, ik zei het toch. We zijn verpest.

De eerste avond hebben we ons prima vermaakt bij een travestieten bar samen met twee Ierse jongens. Deze avond is wel weer gebleken dat ik te snel een oordeel heb over mensen. Zo dacht ik dat één van deze Ieren een beetje een suffe gast was. Oké, ik dacht dat het een ontzettende nerd was. Maar na 5 minuten had hij dat hele idee weggeblazen. Het bleek de meest enthousiaste, gekke en sociale jongen te zijn die we tot nu toe ontmoet hebben.

Echt veel te doen is er niet in Chiang Rai, maar de witte tempel is wel iets dat je gezien moet hebben. Vol enthousiasme hebben Kas en ik een mountainbike tour geboekt en dat pakte nét iets anders uit dan ik in mijn hoofd had. Het regende zoals ze dat alleen in Azië kennen. Ons is wijsgemaakt dat er ‘af en toe een buitje valt’ tijdens het regenseizoen maar dat is dus een ontzettende grap. Het kan hier dagen regenen alsof de wereld vergaat. Maar de tour was geboekt, onze gids had er zin in en de poncho’s lagen klaar. We konden er niet meer onder uit. Er ging gefietst worden. De landschappen waren heel mooi en indrukwekkend en het was echt fijn om weer te fietsen. Maar die régen. Ik heb best wat af gemopperd op de fiets en was blij toen de witte tempel in zicht was. Je raadt ook wel wat er gebeurde toen we er eindelijk waren hé? De gietende regen trok inderdaad weg en de zon begon te schijnen. Lachen man, dat Thailand.

3 juni t/m 4 juni: Chiang Khong
Vanaf Chiang Rai hebben we voor 65 Bath (40 Bath is een euro dus reken maar uit) de bus gepakt naar Chiang Khong, een plaatsje net voor de grens van Laos. Deze 3 uur durende busrit was de leukste ooit. De deur wordt opengelaten, de ramen staan open en je hobbelt door de mooiste landschappen.

Chiang Khong bestaat zo ongeveer uit 1 straat en er is niets te doen. De avond hebben we al gin tonic drinkend doorgebracht samen met een Nederlandse man en sliepen we in een heel hip en leuk hostel. Dat hadden ze dan weer wél in Chiang Khong.

5 juni t/m 9 juni:  Huay Xai – Laos
Vanaf Chiang Khong hebben we de Tuktuk gepakt naar de grens en na een check van 2 bijzonder jolige douaniers stonden we zomaar in Laos. Huay Xai ligt op 10 minuutjes van de grens en wordt om twee redenen bezocht: de Gibbon Experience en de boottocht naar Luang Prabang over de Mekong. Want ook hier is verder niks te beleven. We hadden niets geboekt en gingen op de bonnefooi opzoek naar een gezellig hostel. Want; die hadden ze overal wel – dachten we. Uiteindelijk zijn we uitgekomen bij het Friendship hotel – dit klinkt mooier dan het is, geloof me. De eigenaar sliep op de bank voor de deur en de kamers waren donker, viezig en de bedden… Nouja. We waren blij toen het maandagochtend was zullen we maar zeggen.

Maandag begonnen we met de Gibbon Experience. Op aanraden hebben we deze driedaagse tour in de jungle geboekt maar ik was er nog niet heel zeker van. Geen idee wat ons te wachten stond en ik was bést een tikkie nerveus kan ik je vertellen. Na een drie uur durende autorit stopten we in een klein dorpje en begon onze eerste 2 uur durende hike. Daar kregen we onze zipline uitrusting en werden we verdeeld in 2 groepen. Één groep bestond uit schreeuwende Amerikanen en Canadezen en onze groep bestond uit een Zwitsers stel: Franzie en Daniël en een stel uit Nieuw-Zeeland: Vicky en Thomas. Onze boomhut bereikte je door erheen te ziplinen – met bibberende knietjes de eerste keer maar vol enthousiasme alle andere honderd keren – en was het allercoolste dat ik ooit heb gezien. Het bestond uit 3 verdiepingen en aan alles was gedacht. Matrassen, klamboes, dekens, drink water én een buiten douche.

image

De rest van de middag zijn we samen met Daniël en Franzie gaan ziplinen. De uitzichten waren zo bijzonder mooi en het was heel gek om zo boven de mooie jungle te vliegen. Vicky en Thomas bleven liever in de boomhut. Bij nader inzien hield Vicky niet zo van insecten en had ze toch best wel heel erg hoogtevrees. Ons avondeten werd – uiteraard- met de zipline gebracht en de nacht in de boomhut was heel bijzonder. Ik dacht continu dat er ‘heus echt wel een luipaard in de boomhut liep’ en hield Kas wakker terwijl ik weer een ander merkwaardig jungle geluid hoorde.

This slideshow requires JavaScript.

We waren een beetje teleurgesteld toen het weer met bákken uit de lucht kwam toen we wakker werden, maar gelukkig ging dit al snel over in zachte regen. Vicky en Thomas besloten wederom in de boomhut te blijven – want tsja, die regen – en samen met onze Zwitserse vrienden en de gidsen gingen we de hele dag op pad. Onderweg kwamen we de andere groep weer tegen en dat pakte iets minder gezellig uit voor Franzie. Ergens in de jungle is een stuk waar 2 ziplines uitkomen. Wanneer je hier naartoe ziplined, sta je op een platform tegen de boom aan – en je staat hoog, heel hoog. Uiteraard ben je áltijd gezekerd, maar toch. Franzie stond te wachten op het platform en één van de Amerikaanse chicks komt vrolijk aan zippen en beukt Franzie opzij – gelukkig was daar de boom en hield ze er niet meer dan een bult en de schrik aan over. Tsja, de Amerikaanse had een waterfles in haar hand en kon dus niet remmen, sorry man.

Nadat we uitgespeeld waren in de jungle zijn we terug gegaan naar de boomhut. Terwijl ik mijzelf vast maakte aan de kabelbaan hoorde ik Vicky hard – maar als Vicky geluid uit brengt is het écht hard – en lang gillen. Een beetje zorgelijk zipte ik de hut binnen en vond ik Vicky met een bloedzuiger op haar hand. Springend en krijsend door de hut. Dat wij er al een stuk of 10 hadden gehad die dag leek haar niet gerust te stellen en ze heeft vervolgens de boomhut wel 4 keer gepoetst.

De laatste ochtend werden we wakker gemaakt door het geluid van de Gibbons. Als een stel kleine kinderen hebben we op krukjes naar buiten zitten kijken, wachtend op de Gibbons. En daar waren ze. Zó bijzonder. Deze dieren worden met uitsterven bedreigd en wij hebben zeker 2 uur lang van tientallen Gibbons kunnen genieten. Jup. Onze Gibbon Experience was geslaagd.

Tranen met tuiten toen we de boomhut moesten verlaten en terug moesten, kwamen we onderweg wederom de andere groep tegen. Één van de meiden lag inmiddels op een brancard want ze was vergeten haar rem te gebruiken en had hierbij haar enkel gebroken. En da’s zuur. Ze moest nog 2 ziplines en zéker 6 kilometer terug. Op een brancard is ze de berg afgedragen maar toen we op de helft waren moesten de gidsen toch echt nog even ontbijten. Haar reispartner maakte daar niet zo’n punt van maar ik weet wel wat ik gedaan had. Die gekken eens even bij hun nekvel gepakt en gezorgd dat ze Kas welnú naar beneden droegen. En snel een beetje.

De Gibbon Experience heeft alle verwachtingen overtroffen en het is voor het eerst sinds onze trip dat ik drie dagen nérgens over nadacht. En stiekem.. Stiekem vond ik dit het allerleukste van onze reis tot nu toe. Oh dus echt, als je naar Laos gaat moét je dit doen. En dan spring ik stiekem in je backpack.